ECLI:NL:TADRAMS:2024:113 Raad van Discipline Amsterdam 24-355/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2024:113
Datum uitspraak: 24-06-2024
Datum publicatie: 11-07-2024
Zaaknummer(s): 24-355/A/NH
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing; kennelijk ongegronde klacht over de advocaat wederpartij in een familierechtzaak; Verweerster mocht afgaan op de informatie van haar cliënte en op de informatie uit het uittreksel van het gezagsregister. Dat die informatie achteraf onjuist bleek te zijn, kan verweerster niet aangerekend worden.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 24 juni 2024
in de 24-355/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster


De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 16 mei 2024 met kenmerk ks/ss/2312289, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 9. 

1    FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1    Klager heeft een affectieve relatie gehad met mevrouw A, hierna zijn ex-partner. Op 17 april 2018 is uit deze relatie een dochter geboren. In de zomer van 2018 hebben klager en zijn ex-partner hun relatie beëindigd. Daarna hebben zij tot 22 augustus 2022 samen in een huis gewoond, waarna de ex-partner met de dochter is verhuisd naar een andere woning. 
1.2    Klager heeft tot 5 februari 2023 omgang gehad met zijn dochter. Tussen klager en zijn ex-partner is daarna een geschil ontstaan over de omgang. 
1.3    De ex-partner heeft verweerster verzocht haar belangen in deze kwestie te behartigen. Er heeft een intakegesprek plaatsgevonden en naar aanleiding hiervan heeft verweerster op 16 januari 2023 bij de rechtbank Noord-Holland een uittreksel uit het gezagsregister opgevraagd. 
1.4    Op 17 januari 2023 heeft verweerster het uittreksel ontvangen. Hieruit bleek dat er geen aantekening is gemaakt, hetgeen betekent dat alleen de moeder (de ex-partner) van rechtswege is belast met het eenhoofdig gezag. 
1.5    Bij brief van 20 januari 2023 - in het klachtdossier bevindt zich een concept van 16 januari 2023 en een definitieve brief van 20 januari 2023 - heeft verweerster zich namens haar cliënte, de ex-partner, tot klager gewend. Hierin schrijft zij onder meer het volgende: “Cliënte oefent het eenhoofdig gezag uit over [de dochter]. U heeft [de dochter] erkend, maar u heeft geen ouderlijk gezag.”
1.6    Op 7 februari 2023 heeft klager mr. G gevraagd hem bij te staan in het geschil met zijn ex-partner. Op 24 april 2023 is mr. G namens klager een verzoekschriftprocedure gestart ter verkrijging van omgang met zijn dochter. Als bijlage bij het verzoekschrift is een uittreksel uit het gezagsregister overgelegd dat op 24 april 2023 is afgegeven. Hieruit volgt dat klager en zijn ex-partner sinds 11 maart 2019 gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag over hun dochter.
1.7    Op 16 februari 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster. 

2    KLACHT
2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster dat zij klager heeft misleid door onjuiste informatie te geven met betrekking tot het ouderlijk gezag over de dochter. 

3    VERWEER
3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING
4.1    De klacht gaat over de advocaat van de wederpartij. Het algemene uitgangspunt is dat advocaten veel vrijheid hebben om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is. Partijdigheid is niet zonder reden een belangrijke kernwaarde voor advocaten (artikel 10a Advocatenwet). Toch is die vrijheid niet onbeperkt. Advocaten mogen zich niet onnodig grievend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen zij niet bewust onjuiste informatie geven. Daarbij geldt dat advocaten de belangen van de cliënt dienen te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat de cliënt hen verschaft. In dat verband is van belang dat advocaten in het algemeen mogen afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden zijn de juistheid daarvan te verifiëren. Tot slot hoeven advocaten in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken met de middelen waarvan zij zich bedienen, opweegt tegen het nadeel dat zij daarmee aan de wederpartij toebrengen, maar moeten zij zich wel onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
4.2    Klager heeft ter toelichting op zijn klacht het volgende naar voren gebracht. Verweerster had in haar brief van 20 januari 2023 meegedeeld dat klager geen ouderlijk gezag had over zijn dochter. Klager had dit voor waar aangenomen. Een jaar later is klager er dankzij zijn advocaat achter gekomen dat hij wel gezag had over zijn dochter. Klager en zijn ex-partner bleken al vanaf 11 maart 2019 samen belast te zijn met het ouderlijk gezag. Door de verkeerde mededeling van verweerster is klager misleid en als gevolg daarvan heeft hij zijn dochter al meer dan een jaar niet kunnen zien. Ook heeft klager sinds de brief van verweerster niet meer mee mogen beslissen over zaken aangaande zijn dochter. Verweerster heeft klager en zijn dochter met haar handelen grote emotionele schade toegebracht. Er is - op het moment van indienen van deze klacht - nog steeds geen omgangsregeling getroffen en klager spreekt zijn dochter slechts één keer per week via de telefoon.
4.3    Naar het oordeel van de voorzitter slaagt de klacht van klager niet. De voorzitter is van oordeel dat verweerster niet kan worden verweten dat zij klager in haar brief van 20 januari 2023 ten onrechte had meegedeeld dat klager geen ouderlijk gezag had. Verweerster heeft onderbouwd toegelicht dat zij de onjuistheid van die stelling niet kende en ook redelijkerwijs niet kon kennen. De ex-partner had bij het intakegesprek aangegeven dat er geen sprake was van gezamenlijk gezag over de dochter. Hoewel verweerster in beginsel mocht afgaan op de juistheid van deze informatie, heeft zij de informatie toch geverifieerd door bij de rechtbank Noord-Holland een uittreksel uit het gezagsregister aan te vragen. Op 17 januari 2023 ontving verweerster een ‘verklaring niet voorkomen in gezagsregister’ waaruit zij heeft opgemaakt en ook mocht opmaken dat er geen aantekening van gezamenlijk gezag was gemaakt in het gezagsregister en dat de ex-partner dus het eenhoofdige gezag over de dochter had. Het feit dat achteraf is gebleken dat aan verweerster een verkeerd document is toegezonden, kan verweerster niet worden aangerekend. Met een dergelijke fout hoefde verweerster naar het oordeel van de voorzitter geen rekening te houden. Verder is niet gesteld of gebleken dat verweerster bij haar aanvraag onjuiste gegevens met betrekking tot de dochter had vermeld. Op het uittreksel dat verweerster op haar aanvraag ontving, stonden de juiste achternaam en geboortedatum vermeld. Bovendien was de verkregen informatie in lijn met hetgeen haar cliënte - de ex-partner - haar had verteld.
4.4    Hoewel het pijnlijk is voor klager dat hij door de brief van verweerster enkele maanden in de veronderstelling heeft verkeerd dat hij geen gezag had over zijn dochter, valt dit verweerster niet aan te rekenen. Verder is niet komen vast te staan dat klager als gevolg van de brief van verweerster al ruim een jaar geen omgang heeft met zijn dochter. Verweerster heeft genoegzaam toegelicht dat dit verband houdt met het feit dat er nog geen omgangsregeling is vastgesteld tussen klager en zijn ex-partner met betrekking tot de dochter en het al dan niet hebben van gezag hier geen invloed op heeft. 
4.5    De voorzitter komt op grond van het voorgaande tot de slotsom dat van misleiding door verweerster geen sprake is en dat ook verder niet is gebleken dat verweerster bij haar optreden namens de ex-partner jegens klager de grenzen van het betamelijke heeft overschreden. De klacht is derhalve kennelijk ongegrond. 

BESLISSING
De voorzitter verklaart: 
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.


Aldus beslist door mr. W. Aardenburg, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2024. 

Griffier         Voorzitter

Verzonden op: 24 juni 2024