ECLI:NL:TADRAMS:2024:111 Raad van Discipline Amsterdam 24-353/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2024:111 |
---|---|
Datum uitspraak: | 24-06-2024 |
Datum publicatie: | 11-07-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-353/A/A |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing; klacht over de advocaat wederpartij gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk kennelijk ongegrond. Voor zover klaagster verweerder verwijt zich onvoldoende onafhankelijk van zijn cliënt op te stellen, geldt dat klaagster hierover als wederpartij niet kan klagen nu dit een kwestie is die uitsluitend speelt tussen verweerder en zijn cliënt. Voor het overige is niet gebleken dat verweerder jegens klaagster de grenzen van het betamelijke heeft overschreden. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 24 juni 2024
in de 24-353/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter)
heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Amsterdam (hierna: de deken) van 16 mei 2024 met kenmerk 2276201/JS/MV, digitaal door
de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen
1 tot en met 4. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de op 6 juni 2024 en 12
juni 2024 door klaagster nagezonden stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klaagster is na het overlijden van haar echtgenoot verwikkeld geraakt in een
juridisch geschil met één van haar vier kinderen, hierna de dochter.
1.2 De achtergrond van het geschil betreft, voor zover relevant, de volgende situatie.
Eén van de tandartsen/mondhygiënepraktijken van klaagster is gevestigd in een bedrijfspand
in ’s-Hertogenbosch. Dat pand stond op naam van de dochter. Klaagster en wijlen haar
echtgenoot hadden daar in privé een koopoptie op. Klaagster heeft na het overlijden
van haar echtgenoot de koopoptie ingeroepen. Tussen klaagster en de dochter is een
geschil ontstaan over de uitvoering van de koopoptie. Klaagster is hierover een kortgedingprocedure
gestart bij de rechtbank Oost-Brabant en bij vonnis van 24 januari 2023 is haar vordering
tot levering van het pand toegewezen. De voorzieningenrechter had daarbij bepaald
dat een deel van de koopprijs onder de notaris moest blijven. Over de uitbetaling
daarvan is klaagster een bodemprocedure gestart. De dochter heeft tegen het vonnis
in kort geding hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
1.3 In de hoger beroepsprocedure stond op 1 november 2023 een zitting gepland.
In de bodemzaak stond op 7 december 2023 een zitting gepland.
1.4 Op enig moment is verweerder de belangen van de dochter in deze procedures
gaan behartigen, nadat de vorige advocaat zich had onttrokken aan de zaken.
1.5 Verweerder heeft op enig moment gesproken met de vriendin van de zoon van klaagster.
1.6 Op 26 oktober 2023 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
Klaagster heeft haar klacht bij e-mail van 16 november 2023 nader onderbouwd.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder
het volgende:
a) zich te stellen als advocaat van de dochter in een kortgedingprocedure, waarbij
klaagster weinig onafhankelijkheid bespeurt gezien de familiebanden;
b) onvoldoende distantie in acht te nemen naar klaagster toe middels schoondochter
c.q. werknemer van klaagster;
c) niet integer te handelen.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De klacht gaat over de advocaat van de wederpartij. Het algemene uitgangspunt
is dat advocaten veel vrijheid hebben om te doen wat in het belang van hun cliënt
nodig is. Partijdigheid is niet zonder reden een belangrijke kernwaarde voor advocaten
(artikel 10a Advocatenwet). Toch is die vrijheid niet onbeperkt. Advocaten mogen zich
niet onnodig grievend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen zij niet bewust onjuiste
informatie geven. Daarbij geldt dat advocaten de belangen van de cliënt dienen te
behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat de cliënt hen verschaft. In dat
verband is van belang dat advocaten in het algemeen mogen afgaan op de juistheid van
dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden zijn de juistheid
daarvan te verifiëren. Tot slot hoeven advocaten in het algemeen niet af te wegen
of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken met de middelen waarvan zij
zich bedienen, opweegt tegen het nadeel dat zij daarmee aan de wederpartij toebrengen,
maar moeten zij zich wel onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd
zijn of die, zonder dat zij tot noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken,
onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
Klachtonderdeel a)
4.2 Klaagster stelt zich - kort gezegd - op het standpunt dat bij verweerder weinig
onafhankelijkheid te bespeuren valt omdat verweerder volgens klaagster sinds juli/augustus
2023 een affectieve relatie lijkt te hebben met de dochter.
4.3 De voorzitter overweegt als volgt. Het in de Advocatenwet voorziene recht om
een klacht in te dienen over een advocaat komt alleen toe aan diegene die door het
handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan
worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure
is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken. Naar het oordeel van
de voorzitter heeft klaagster geen rechtstreeks eigen belang ten aanzien van dit klachtonderdeel.
De vraag of verweerder voldoende onafhankelijkheid betracht ten opzichte van zijn
cliënte, betreft een kwestie tussen verweerder en zijn cliënte. Klaagster, als wederpartij,
staat daar buiten. Dit klachtonderdeel is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk.
Klachtonderdelen b) en c)
4.4 Deze klachtonderdelen lenen zich voor een gezamenlijke bespreking. Klaagster
verwijt verweerder dat hij onvoldoende distantie tot haar heeft betracht doordat verweerder
heeft geprobeerd de partner van haar zoon te benaderen, die tevens in dienst is bij
klaagster. Volgens klaagster zou verweerder hebben geprobeerd de partner van haar
zoon uit te horen over de zaak die speelt tussen klaagster en haar dochter zonder
daarbij zijn hoedanigheid als advocaat van de dochter te vermelden. Verweerder heeft
daarmee aldus klaagster niet integer en in strijd met de regels van fair play gehandeld
4.5 De voorzitter overweegt dat haar op grond van het klachtdossier niet is gebleken
dat verweerder de grenzen van het betamelijke heeft overschreden bij de behandeling
van de zaak van de dochter. Verweerder heeft genoegzaam aangevoerd dat hij voordat
de dochter haar zaak formeel bij hem had neergelegd contact heeft gehad met een kennis,
die inmiddels (toevallig) de vriendin van de zoon van klaagster is. Op het moment
dat verweerder haar sprak, had hij hier geen weet van. Dat verweerder via de partner
van de zoon van klaagster heeft geprobeerd informatie in te winnen over de zaak die
hij behandelde tegen klaagster is niet komen vast te staan. Ook waar het betreft het
moment van het stellen in de hoger beroepsprocedure door verweerder of het indienen
en weer intrekken van een klacht door verweerder over de advocaat van klaagster kan
niet geduid worden als tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Klachtonderdelen b) en
c) zijn derhalve kennelijk ongegrond.
4.6 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter klachtonderdeel a) kennelijk
niet-ontvankelijk verklaren en klachtonderdelen b) en c) kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
Klachtonderdeel a) met toepassing van artikel 46j Advocatenwet kennelijk niet-ontvankelijk;
Klachtonderdelen b) en c) met toepassing van artikel 46j Advocatenwet kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. C.S. Schoorl, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 24 juni 2024