ECLI:NL:TADRAMS:2024:110 Raad van Discipline Amsterdam 24-060/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2024:110 |
---|---|
Datum uitspraak: | 24-06-2024 |
Datum publicatie: | 11-07-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-060/A/A |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing; ongegronde klacht over de dienstverlening door de eigen advocaat. Verweerster beschikte over de juiste deskundigheid om de familierechtelijke kwestie te behandelen conform de opdrachtbevestiging. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 24 juni 2024
in de zaak 24-060/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
gemachtigde: mr. J.P. van der Kooij
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 28 mei 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 23 januari 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2241436/JS/FS van
de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 13 mei 2024. Daarbij was
klager niet aanwezig. Verweerster was met haar gemachtigde aanwezig. Van de behandeling
is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op
de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en
de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klager heeft een relatie gehad met een vrouw (hierna: de vrouw). Zij is zwanger
geraakt van klager en was eind juli/begin augustus 2022 uitgerekend. De vrouw bleek
ondertussen echter getrouwd te zijn met een andere man (hierna: de man). Tegen het
einde van de zwangerschap liet de vrouw niets meer van zich horen. Op enig moment
is de vrouw bevallen van een zoon.
2.3 In juli 2022 heeft klager het kantoor van verweerster (hierna: het kantoor) verzocht
om hem rechtsbijstand te verlenen. Klager wenste een procedure te starten tot een
gegrondverklaring van de ontkenning van het door het huwelijk ontstane vaderschap
en een verzoek tot vervangende toestemming tot erkenning te doen. Zijn zaak is in
eerste instantie behandeld door mr. H, destijds nog werkzaam bij het kantoor.
2.4 Op 27 juli 2022 heeft mr. H klager een opdrachtbevestiging gestuurd. In de opdrachtbevestiging
is - voor zover van belang - het volgende opgenomen:
“Description of the case
You were in a relationship with a woman. When she became pregnant, it turned out that
she was married to another man. She is now about to give birth and you want to recognize
your son and play a part in his life. We agreed that we will send her a letter with
the request to cooperate with this. If she does not do this or does not respond to
this letter, we will start a procedure.
Please send me all the information you have, like her fully name, date of birth, e-mailadress,
phonenumber, etc. So I can try to reach her.
Hourly fee
I have informed you about the remuneration of the work: Hourly rate of € 165.00 to
be increased by 21% VAT and 5 % office costs. Invoicing of the fee will be monthly.
We spoke about the fee we ask in advance, in your case we will send a nota for 2 hours.
(…) Furthermore, the work will be noted in time units of 6 minutes.”
2.5 Op 29 juli 2022 heeft mr. H telefonisch contact gehad met de man. Hij deelde mee
dat het zijn kind was, omdat het binnen zijn huwelijk is geboren. De man betwistte
niet dat het niet zijn biologische kind was. Op het verzoek om mee te werken aan een
DNA-onderzoek
heeft hij afwijzend gereageerd. De man zou ook een advocaat in de arm nemen, maar
van de man of zijn advocaat is daarna niet meer vernomen.
2.6 Bij e-mail van 7 augustus 2022 heeft klager mr. H het volgende bericht gestuurd:
“I have one unanswered question in this case too - why my son still is in that family?
I don't want to see any symptoms of that two people psihological sickness in my son.
I gave you info: [De vrouw] left two her children to go suck for money; [De vrouw]
in pregnancy got a venerische sickness (Sifiliss or Gonorea, her dokter knows better)
[De man] use heroine daily, attack my son before he is born (check reports for police).
He lived with women who worked for him as prostitute and was second mother for Rita's
two sons. I don't give ... I do
now and myself!!! I will inform police, that you are my lawyer.”
2.7 Op 9 augustus 2022 heeft mr. H klager als volgt geantwoord, voor zover relevant:
“I received several e-mails from your side. I will try to reply on all of them.
At first: Unfortunately, I am not aware of the birth of your son. Since the last call
of her husband, I did not hear from them. I don't even know if they hired a lawyer
by now (as they said they will do). So I cannot give you any information for your
lawyer in Latvia. I hope we get more information soon. The most important thing at
this moment is to know where [de vrouw] lives. I've sent a letter to Obdam and Heerhugowaard,
but I did not get a reaction yet. As soon as we get her address, we will ask the judge
for the DNA test. Without her address, I cannot start any procedures. (…)
Furthermore you ask me to help you with the application at the Police office. I think
I am not the right person, now I am a family law lawyer, not criminal law. Did you
have contact with the police already? I think the police also need to know her address
details.
In addition, I note that I cannot send them to prison. All I can do is ensure that
your son also legally becomes your son and that you get contact and care about your
son. If there is a dangerous situation for your son, we can also see if the child
protection council can be involved to protect your son. (…)”
2.8 Op 3 november 2022 heeft mr. H namens klager een verzoekschrift bij de rechtbank
Noord-Holland (hierna: de rechtbank) ingediend. Dit verzoekschrift strekt tot gegrondverklaring
van ontkenning van het door het huwelijk ontstane vaderschap en tot het verkrijgen
van vervangende toestemming voor erkenning van het kind door klager en vastlegging
van een omgangsregeling.
2.9 Op 4 november 2022 heeft mr. H klager wederom laten weten dat zij geen strafrechtadvocaat
is en heeft zij klager geadviseerd om ook een strafrechtadvocaat in te schakelen.
2.10 Op 9 december 2022 is mr. H gebeld door de politie. Naar aanleiding hiervan heeft
zij klager opnieuw geadviseerd een strafrechtadvocaat in te schakelen. Zij schrijft
hem in dat verband:
“I just got a call from (…) Police Alkmaar. (…). She told me that there is an investigation
by the police for threats and stalking and that you are now reported as wanted (because
there is no registered place of residence). She would like to get in touch with you
and has asked me to facilitate this. As I told you, I am not a criminal lawyer and
therefore I cannot advise you in this process. But the police told me that they want
to question you (in that case I think it would be good to bring a criminal lawyer).
She told me that you can go to
any police station at a time that suits you. Otherwise you run the risk of being stopped
on the street and then having to come along at a time when it is not convenient for
you. My advice is to inform a criminal lawyer about what to do with this. I can refer
you to a lawyer if you wish.”
2.11 Op 19 december 2022 heeft klager mr. H geantwoord en haar de naam van zijn strafrechtadvocaat
doorgegeven. Hij schrijft in dat verband:
“Hi, Charlotte. I don’t know something about the procedure in police station Alkmaar,
but they had no questions any more. Here is a phone number of my lawyer in that case.
If you have some questions, you can contact opnemen. MR. R(…) P(…)”
2.12 Op 10 februari 2023 heeft mr. H klager bericht dat er in de procedure een bijzonder
curator over de zoon van klager zou worden benoemd en dat zij per 15 februari 2023
het kantoor zou verlaten en het dossier zou worden overgedragen aan mr. Van der K.
2.13 Bij e-mail van 16 februari 2023 heeft klager mr. Van der K als volgt bericht:
“Hallo. Op dit moment weet je dat er een strafzaak tegen mij is geopend wegens vervolging.
Er is een strafzaak geopend omdat [de vrouw] beweerde dat ik een vreemde voor haar
was. De strafzaak is tot nu toe opgeschort, omdat bleek dat [de vrouw] tegen de politie
had gelogen. Als u een kans ziet, vraag ik u om naar de rechtbank te stappen en het
belang van DNA-testen voor de strafrechtspleging te bepleiten.”
2.14 Diezelfde dag (16 februari 2023) heeft mr. Van der K klager geantwoord, voor
zover relevant:
“Zoals u weet behandelt mijn kantoor geen strafzaak voor u. Ik neem aan dat u daar
een andere (strafrecht) advocaat voor in de arm heeft. Indien dat niet het geval is
ben ik bereid u door te verwijzen naar een strafrechtadvocaat, maar zonder uw tegen
bericht ga ik ervan uit dat u er al eentje heeft. Wanneer de strafrecht advocaat vindt
dat wij iets zouden moeten doen voor u in die strafrechtprocedure doen we dat natuurlijk
graag. Zorgt u in dat geval dat de strafrecht advocaat contact met ons opneemt? (...)”
2.15 Bij beschikking van 23 februari 2023 heeft de rechtbank een bijzonder curator
benoemd. Op 6 maart 2023 heeft de bijzonder curator het kantoor gevraagd wie de zaak
van mr. H heeft overgenomen en verzocht om hem de contactgegevens van klager te verstrekken.
Vanaf dat moment was verweerster bij de zaak betrokken en heeft zij de zaak samen
met mr. Van der K verder behandeld. Bij e-mail van 7 maart 2023 heeft de bijzonder
curator verweerster als volgt bericht:
“Van mr. Van der K begreep ik dat u de zaak [klager] / [de vrouw] heeft overgenomen
van mevrouw H(…). In dat kader verwijs ik u naar onderstaande e-mail. Graag horen
wij zo spoedig mogelijk van u.”
2.16 In vervolg hierop heeft verweerster klager op 7 maart 2023 het volgende bericht
gestuurd:
“Wij ontvingen onderstaand bericht van de bijzonder curator. Voor een uitleg hierover
verwijs ik u graag naar onze eerder verzonden e-mail van 27 februari 2023 met een
toelichting over de benoeming van deze bijzonder curator. Er wordt gevraagd of wij
uw contactgegevens kunnen delen. Ik ga ervan uit dat dit geen probleem is maar ik
wil het u wel even voorleggen. Bij geen tegenbericht voor morgen 17.30 uur zal ik
uw contactgegevens delen met deze bijzonder curator. Ik hoor het graag even.”
2.17 Klager heeft niet gereageerd op verweersters e-mail zodat verweerster op 9 maart
2023 de contactgegevens van klager aan de bijzonder curator heeft doorgestuurd. Aangezien
verweerster op 17 maart 2023 nog steeds niet van klager vernomen had, heeft zij hem
toen het volgende bericht gestuurd:
“Vorige week heb ik uw gegevens aan de bijzondere curator doorgestuurd. Heeft deze
inmiddels al contact met u opgenomen? Het is van belang dat u ook de mogelijkheid
krijgt om uw verhaal te doen. Graag verneem ik van u of er inmiddels een afspraak
is gepland. Zoals al eerder aangegeven kunnen wij u ook helpen met de voorbereiding
van een dergelijk gesprek. Graag verneem ik van u of u hiervoor open zou staan. Uw
reactie zie ik graag tegemoet.”
2.18 Klager heeft verweerster op 17 maart 2023 geantwoord:
“Hallo! Ja, ik heb volgende week donderdag een afspraak met de advocaat van mijn zoon.
Ik kan je consult niet betalen, ik ben je 1500 € schuldig, het spijt me.”
2.19 Op 17 maart 2023 heeft verweerster hierop gereageerd met:
“Bedankt voor uw bericht. Goed om te vernemen dat u een gesprek heeft ingepland. Ik
begrijp uit uw e-mail dat u hier geen voorbereiding door ons in wenst. Mocht u toch
nog vragen hebben voorafgaand aan het gesprek, dan kunt u altijd contact met ons opnemen.
Laat u na afloop even aan ons weten hoe het is verlopen?”
2.20 Omdat de rechtbank het kantoor meerdere malen had verzocht klager te vragen niet
meer zelfstandig contact op te nemen met de strafgriffie, heeft verweerster klager
op 7 maart 2023 het volgende bericht gestuurd, voor zover relevant:
“Van de strafgriffie van de rechtbank (…) heb ik vernomen dat u hen een aantal keer
hebt gebeld over uw zaak. Ik verzoek u vriendelijk indien u vragen heeft deze bij
mij neer te leggen en mocht het dan nodig zijn om de rechtbank hierover te contacten
dit aan mij over te laten. Bovendien betreft uw zaak een familiezaak en heeft de strafgriffie
hier niets mee van doen. Ook verneem ik graag van u hoe het gesprek met de bijzonder
curator afgelopen week is verlopen.”
2.21 Op 27 maart 2023 heeft klager hierop als volgt gereageerd:
“Hallo. De bijeenkomst verliep in de gebruikelijke sfeer. misschien voelde ik dat
de beschermer van mijn zoon.
Ik begrijp niet waarom de rechter u informeert over mijn uitspraken over de strafzaak
- de rechtbank heeft al wonderen verricht en laat ze nu beslissen hoe ze de rechter
en de stomme officier van justitie moeten ontslaan. Als je specifieke vragen hebt,
kan ik uitleg geven. maar anders, alleen omdat de rechter bang was voor zijn beslissing
om mij te arresteren, kan het niet worden verklaard als de rechtbank niet aangeeft
waarom hij contact met u heeft opgenomen."
2.22 Verweerster klager op 27 maart 2023 geantwoord:
“Begrijp ik uit uw e-mail dat u - naast de familierechtelijke rechtszaak - ook een
strafzaak heeft lopen? Indien dat het geval is adviseer ik u om contact met uw strafrechtadvocaat
op te nemen.
Voor het geval uw vragen uw familierechtelijke zaak betreffen – welke wij behandelen
- kunt u contact met ons opnemen. ( .. )"
2.23 Op 5 april 2023 heeft verweerster klager een factuur van € 244,59 met een urenspecificatie
gestuurd voor haar werkzaamheden in de maand maart. Op 5 april 2023 heeft klager bezwaar
gemaakt tegen de factuur.
2.24 Bij e-mail van 18 april 2023 heeft verweerster op de bezwaren van klager gereageerd.
Zij schrijft in dat verband:
“Ik begrijp uit uw e-mail dat u het niet eens bent met onderstaande factuur. Alle
uren die in rekening zijn gebracht zijn echter besteed aan uw dossier, zoals bijvoorbeeld
e-mails richting u en de bijzonder curator. In dat kader heeft deze correspondentie
wel degelijk betrekking op de behandeling van uw dossier.”
2.25 Bij e-mail van 19 april 2023 heeft klager nogmaals geklaagd over de factuur van
5 april 2023. Hij heeft daarbij ook bezwaren geuit over eerder ontvangen en nog openstaande
facturen (van mr. H) en het feit dat hij met de bijzonder curator heeft geconcludeerd
dat er
door mr. H bepaalde stukken niet waren ingediend bij de rechtbank.
2.26 Op 26 april 2023 heeft verweerster klager gevraagd welke stukken er dan ontbraken.
Zij schrijft hem voor zover relevant het volgende:
“Uit het dossier heb ik opgemaakt dat er wel degelijk een groot aantal stukken zijn
ingediend bij de rechtbank.
Graag verneem ik dan ook van u welke stukken er - volgens u - niet zijn ingediend
en waar u wel opdracht voor heeft gegeven om deze in te dienen.
2.27 Verder heeft verweerster klager in haar e-mail van 26 april 2023 meegedeeld dat
het kantoor zich zal onttrekken aan zijn zaak omdat de neuzen niet meer dezelfde kant
op staan. Op 9 mei 2023 heeft het kantoor zich ook daadwerkelijk aan de zaak van klager
onttrokken.
2.28 Op 28 mei 2023 heeft klager bij de deken onderhavige klacht ingediend over verweerster
en mr. H. Aangezien mr. H inmiddels niet meer werkzaam is in het arrondissement Amsterdam,
heeft de deken klager op 26 juni 2023 laten weten dat hij zijn eventuele klacht over
mr. H kan indienen bij de orde van advocaten te Den Haag.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster
het volgende.
a) verweerster beschikte niet over de benodigde kennis om de belangen van klager goed
te behartigen;
b) door het optreden van verweerster is klager in zijn belangen geschaad;
c) Verweerster heeft werkzaamheden gedeclareerd die klager niet kan herleiden naar
zijn dossier.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig,
op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
Maatstaf
5.1 Bij de beantwoording van de vraag of een advocaat zich betamelijk heeft gedragen
als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet hanteert de raad als uitgangspunt dat
de tuchtrechter de taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als
daarover
wordt geklaagd. Daarbij houdt de tuchtrechter rekening met de vrijheid die de advocaat
heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met keuzes waarvoor
de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. Die vrijheid is niet
onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer
in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld. Die eisen houden in dat zijn
werk moet voldoen aan de professionele standaard binnen de beroepsgroep. Die professionele
standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame
en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden
verwacht (zie Hof van Discipline 19 juni 2023, ECLI:NL:TAHVD:2023:90).
5.2 De tuchtrechter moet bij de beoordeling van een over een advocaat ingediende klacht
het aan de advocaat verweten handelen of nalaten toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet
omschreven normen. Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels,
maar die regels kunnen, gelet op het open karakter van de wettelijke norm, daarbij
wel van belang zijn (direct of analoog). Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar
handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per
geval beoordeeld.
Klachtonderdelen a) en b)
5.3 Deze klachtonderdelen lenen zich voor een gezamenlijke behandeling en zien op
de kwaliteit van verweersters dienstverlening en van die van haar voorganger, mr.
H (welke verder niet ter beoordeling voorligt). Klager stelt dat mr. H en verweerster
niet voldoende waren toegerust om zijn zaak te behandelen, aangezien zij geen kennis
van het strafrecht hebben, maar slechts van het familierecht. Klager had primair ondersteuning
in het strafrecht verzocht, omdat hij wilde dat de man en vrouw elk contactrecht met
zijn kind zou worden ontzegd en dat zij zouden worden beschuldigd van - onder meer
- poging tot moord. Dat is niet gebeurd. De erkenning van het vaderschap was een secundair
vereiste.
Zonder kennis van het strafecht hadden mr. H en verweerster dan ook niet het recht
om hem bijstand te verlenen. Daarnaast heeft klager betoogd dat mr. H volgens de bijzonder
curator had nagelaten belangrijk bewijsmateriaal aan de rechtbank te verstrekken.
Toen
verweerster de zaak van mr. H overnam en constateerde dat mr. H nalatig was geweest,
had zij het bewijsmateriaal alsnog aan de rechtbank moeten verstrekken en dat heeft
verweerster niet gedaan. Daarmee is klager in zijn belangen geschaad.
5.4 Deze klachtonderdelen slagen niet. Dat mr. H en verweerster familierechtadvocaten
zijn een geen strafrechtadvocaten moet voor klager vanaf het begin van de dienstverlening
duidelijk zijn geweest. Uit de opdrachtbevestiging van 27 juli 2022 blijkt dat de
dienstverlening zag op een familierechtelijke kwestie (verwezen wordt naar de beschrijving
van de zaak in de opdrachtbevestiging weergegeven in r.o. 2.4). Klager is er vervolgens
bij herhaling door mrs. H, Van der K en verweerster op gewezen dat het kantoor geen
strafrechtzaken behandelt, waarbij klager is geadviseerd om contact op te nemen met
een strafrechtadvocaat (verwezen wordt naar de e-mails van 9 augustus 2022 in r.o.2.7,
4 november 2022 in r.o. 2.9, 9 december 2022 in r.o. 2.10, 16 februari 2023 in r.o.
2.14 en 27 maart 2023 in r.o. 2.22). Het verwijt van klager dat verweerster derhalve
niet over de juiste deskundigheid zou beschikken, omdat zij geen kennis van het strafrecht
had, is dan ook onterecht. Als familierechtadvocaat beschikte zij over de juiste deskundigheid
om de familierechtelijke kwestie te behandelen, zoals beschreven in de opdrachtbevestiging.
Van ondermaatse dienstverlening en daarmee van tuchtrechtrechtelijk verwijtbaar handelen
is dan ook geen sprake. Daarmee is klachtonderdeel a) ongegrond.
5.5 Ook volgt de raad klager niet in zijn verwijt dat hij door het handelen van verweerster
in zijn belangen is geschaad. Verweerster is pas begin maart 2023 betrokken geraakt
bij de behandeling van klagers zaak. Zij heeft voor klager werkzaamheden verricht
in de korte
periode van maart 2023 - april 2023. Niet gebleken is dat de door verweerster in die
periode verrichte werkzaamheden niet in het belang van klager zijn geweest. Verweerster
heeft toegelicht - en dit volgt ook uit het klachtdossier - dat haar werkzaamheden
met name bestonden uit het doorsturen van stukken van de rechtbank of van de bijzonder
curator en klager te wijzen op de gang van zaken en mogelijkheden. Wanneer verweerster
die stukken niet had doorgestuurd, dan was klager juist in zijn belangen geschaad
en was hij niet op de hoogte geweest van de laatste stand van zaken in zijn dossier.
Voor zover klager stelt dat verweerster nalatig is geweest bij het indienen van belangrijk
bewijsmateriaal (dat mr. H in eerste instantie aldus klager had moeten indienen),
heeft klager niet duidelijk gemaakt op welke informatie hij doelt. Verweerster heeft
klager bij e-mail van 26 april 2023 (zie r.o. 2.26) gevraagd welke stukken er dan
nog ingediend moesten worden en op die e-mail heeft klager niet gereageerd, zodat
verweerster ook hiervan geen verwijt kan worden gemaakt. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar
handelen van verweerster is dan ook geen sprake, zodat ook klachtonderdeel b) ongegrond
is.
Klachtonderdeel c)
5.6 Klager stelt dat tussen hem en het kantoor is afgesproken dat de werkzaamheden
van het kantoor zouden worden betaald tegen een vastgesteld uurtarief. Bij de uitleg
van de regeling aan klager heeft het kantoor meegedeeld dat betaling wordt gevraagd
voor zaken
die worden vermeld in het dossier. Klager is van mening dat er kosten in rekening
zijn gebracht voor ontvangen en verzonden e-mails en ingaande en uitgaande telefoongesprekken
die niet in zijn dossier zijn opgenomen. Verweerster heeft klager bovendien een aanbod
gedaan voor rechtsbijstand die niet als een te leveren dienst in het contract was
opgenomen, namelijk advisering over gedragsnormen tijdens zijn onderhoud met de bijzonder
curator van zijn zoon. Klager weigerde die dienst, maar verweerster bleef aandringen
op het belang van de dienst. Klager weigerde alsnog. En toch eist verweerster betaling
voor het aanbieden van de dienst. Dat vindt klager onrechtmatig.
5.7 Naar het oordeel van de raad biedt het klachtdossier geen feitelijke grondslag
voor klagers verwijten in dit klachtonderdeel. In de opdrachtbevestiging is aan klager
kenbaar gemaakt hoe de werkzaamheden in rekening zouden worden gebracht. Niet gebleken
is dat verweerster of haar kantoorgenoten niet conform de opdrachtbevestiging hebben
gedeclareerd. Verweerster heeft toereikend aangevoerd dat alle in rekening gebrachte
uren op de factuur van 5 april 2023 kunnen worden onderbouwd en zijn te herleiden
naar het dossier van klager. Klager heeft bij aanvang van de opdracht betaald voor
het opstellen van een verzoekschrift. Daarmee had klager niet ook al betaald voor
het doorsturen en voorzien van een toelichting op stukken die in die procedure naar
verweerster zijn gestuurd, of voor andere werkzaamheden. De uren/facturen voor het
opstarten van de procedure heeft klager betaald, maar de werkzaamheden daarna nog
niet. Klager lijkt verder te klagen over de e-mail van verweerster van 17 maart 2023.
Hierin vraagt verweerster klager of de bijzonder curator inmiddels contact met hem
had opgenomen en biedt zij aan te helpen bij de voorbereiding van dat gesprek. Naast
de aangeboden dienst, die klager heeft geweigerd, zag de e-mail ook op het informeren
naar de stand van zaken en het aangeven dat het van belang is dat er een gesprek wordt
ingepland met de bijzonder curator. De vraag over het helpen bij de voorbereiding
sluit daarop aan. Verweerster heeft terecht aangevoerd dat het in rekening brengen
van kosten voor deze e-mail conform de opdrachtbevestiging is. Van klachtwaardig handelen
is niet gebleken. Klachtonderdeel c) is daarmee ongegrond.
5.8 De raad komt op grond van het voorgaande tot de slotsom dat niet is komen vast
te staan dat verweerster tekortgeschoten is in haar dienstverlening of anderszins
laakbaar jegens klager heeft gehandeld. De klacht zal in zijn geheel ongegrond worden
verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, mrs. F.J.J. Baars en I.J. de Laat, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 24 juni 2024