ECLI:NL:TACAKN:2024:41 Accountantskamer Zwolle 23/2582 Wtra PE

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2024:41
Datum uitspraak: 29-07-2024
Datum publicatie: 29-07-2024
Zaaknummer(s): 23/2582 Wtra PE
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met doorhaling
Inhoudsindicatie: PE-zaak. De klacht is gegrond, betrokkene krijgt de maatregel van doorhaling voor de duur van zes maanden opgelegd. Betrokkene heeft niet voldaan aan het vereiste om een PE-portfolio op te stellen en heeft daarvoor ook geen goede reden aangedragen. Daarnaast is niet gebleken dat betrokkene in 2022 wel PE-activiteiten heeft verricht. Ook is in aanmerking genomen dat aan betrokkene reeds eerder maatregelen zijn opgelegd in verband met het niet voldoen aan zijn PE-verplichtingen. Hieruit ontstaat het beeld dat betrokkene zich niets gelegen laat liggen aan zijn PE-verplichtingen en de uitspraken van de Accountantskamer.

UITSPRAAK van 29 juli 2024 op grond van artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de op 4 december 2023 ontvangen klacht met nummer 23/2582 Wtra PE van

KONINKLIJKE NEDERLANDSE BEROEPSORGANISATIE VAN ACCOUNTANTS (NBA)

gevestigd te Amsterdam

K L A A G S T E R  

gemachtigde: mr. A. Sukkel  

t e g e n

Y

voorheen registeraccountant

wonende te [plaats1]

B E T R O K K E N E

1.             De procedure

1.1.        De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

  • het klaagschrift met bijlagen
  • het e-mailbericht van betrokkene van 31 januari 2024.

1.2.        De klacht is behandeld op de openbare zitting van 21 juni 2024. Namens de NBA zijn verschenen mr. A. Sukkel en drs. F.E. van Gelder. Betrokkene is met kennisgeving vooraf niet verschenen op de zitting. 

2.             De feiten

2.1.        Betrokkene was van 1997 tot [datum1] 2024 ingeschreven in het accountantsregister van de NBA.

2.2.        De Accountantskamer heeft betrokkene bij uitspraak van 20 november 2020 de maatregelen van waarschuwing en een geldboete van € 3.360,- opgelegd in verband met het niet voldoen aan zijn PE-verplichtingen in de driejaarscyclus 2016-2018. Betrokkene heeft daartegen hoger beroep ingesteld. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft dit hoger beroep bij uitspraak van 14 september 2021 niet-ontvankelijk verklaard.

2.3.        Betrokkene heeft de opgelegde geldboete niet betaald. Bij uitspraak van 5 augustus 2022 heeft de Accountantskamer betrokkene de maatregel van tijdelijke doorhaling voor de duur van zes maanden opgelegd, omdat betrokkene de opgelegde geldboete niet heeft betaald.

2.4.        De NBA heeft door middel van NBA-nieuws betrokkene eraan herinnerd dat uiterlijk op 31 januari 2023 de verklaring moet worden ingediend dat voor het kalenderjaar 2022 is voldaan aan de verplichting om een PE-portfolio op te stellen. 

2.5.        Omdat betrokkene de verklaring niet tijdig heeft ingediend, heeft de NBA betrokkene op 9 februari 2023 per e-mail geïnformeerd over dit verzuim en is betrokkene verzocht om uiterlijk op 28 februari 2023 deze verklaring alsnog in te dienen.

2.6.        Betrokkene heeft de verklaring niet binnen de extra geboden termijn ingediend. De

NBA heeft betrokkene daarna op 7 maart 2023 per e-mail verzocht om de verklaring

uiterlijk op 31 maart 2023 af te geven.

2.7.        Omdat betrokkene ook binnen deze termijn de verklaring niet heeft ingediend, heeft de NBA betrokkene op 6 april 2023 een brief gestuurd en een termijn geboden tot en met 30 april 2023 voor het indienen van de verklaring.

2.8.        Betrokkene heeft binnen deze termijn geen verklaring ingediend. De NBA heeft op 19 juni 2023 een aangetekende brief naar betrokkene gestuurd, waarin een laatste termijn tot en met 3 juli 2023 is geboden.

2.9.        Ook binnen deze laatste termijn heeft betrokkene geen verklaring afgegeven. Het bestuur van de NBA heeft betrokkene daarna op 8 augustus 2023 per brief verzocht om het PE-portfolio te verstrekken. Op 15 augustus 2023 heeft de NBA betrokkene per e-mail herinnerd aan deze brief.

2.10.      Betrokkene heeft geen PE-portfolio aan het bestuur van de NBA verstrekt.

2.11.      Betrokkene heeft op geen van de hiervoor genoemde e-mails en brieven gereageerd.

3.             De klacht

3.1.        Betrokkene heeft volgens de NBA gehandeld in strijd met de geldende gedrags- en beroepsregels. De NBA verwijt betrokkene het volgende:

a. betrokkene heeft op verzoek van het bestuur geen PE-portfolio over het jaar 2022 overgelegd, zodat moet worden geconcludeerd dat betrokkene geen PE-portfolio voor het jaar 2022 heeft opgesteld.

3.2.        Mocht blijken dat betrokkene wel een PE-portfolio voor het jaar 2022 heeft opgesteld, dan verwijt de NBA betrokkene het volgende:

b. betrokkene heeft nagelaten het PE-portfolio op verzoek van het bestuur te verstrekken;

c. betrokkene heeft nagelaten tijdig te verklaren een PE-portfolio voor 2022 te hebben opgesteld en daarmee te hebben voldaan aan de verplichtingen van artikel 3 NVPE 2019. 

4.             De beoordeling

4.1.        De Accountantskamer toetst de klacht aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA) en de Nadere voorschriften permanente educatien 2019 (NVPE).

4.2.        De accountant moet per kalenderjaar in een PE-portfolio vastleggen op welke wijze hij zijn vakbekwaamheid in het desbetreffende kalenderjaar bijhoudt[1]. De accountant moet in dit PE-portfolio (vóór 1 april van het desbetreffende jaar) een plan van aanpak opnemen. In het plan van aanpak moet in elk geval worden vermeld welke werkzaamheden leiden tot het behalen van een leerdoel, de resultaten die deze werkzaamheden moeten opleveren, de leerdoelen per weerzaamheid en de voorgenomen PE-activiteiten[2].

4.3.        Uiterlijk op 31 januari van het volgende kalenderjaar moet de accountant in het PE-portfolio vastleggen op welke wijze hij uitvoering heeft gegeven aan de PE-activiteiten die hij voornemens was te verrichten en welke leerresulaten zijn behaald[3]. Bij de vastlegging van de leerresultaten moet de accountant overwegingen vastleggen ten aanzien van verkregen vaktechnische kennis, vaardigheid of houding alsmede de concrete toepassing daarvan in de beroepsuitoefening  en de waardering van de toepasbaarheid[4]

4.4.        De accountant moet daarnaast uiterlijk op 31 januari van het volgende kalenderjaar verklaren dat hij heeft voldaan aan de verplichtingen uit artikel 3 van de NVPE 2019[5] (hierna: de verklaring).

4.5.        Het bestuur van de NBA kan het PE-portfolio beoordelen[6]. De accountant dient desgevraagd de gegevens en inlichtingen die van belang zijn voor deze beoordeling aan het bestuur te verstrekken[7].

4.6.        Het bestuur van de NBA kan op verzoek een gehele of gedeeltelijke ontheffing verlenen van -onder andere- de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 3 van de NVPE 2019. Betrokkene heeft geen verzoek tot vrijstelling of ontheffing ingediend.

4.7.        Betrokkene heeft in zijn e-mailbericht van 31 januari 2024 geschreven dat hij geen verweerschrift zal indienen en dat hij de NBA heeft verzocht om zijn inschrijving in het accountantsregister te beëindigen.

4.8.        De Accountantskamer overweegt dat de uitschrijving van betrokkene uit het accountantsregister niet betekent dat de klacht niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De gedragingen van betrokkene waarop de klacht betrekking heeft, hebben namelijk plaatsgevonden gedurende de tijd dat betrokkene nog wel als accountant stond ingeschreven. Hierdoor is betrokkene ook nu nog voor die gedragingen onderworpen aan tuchtrechtspraak.

4.9.        Niet bekend is waarom betrokkene geen PE-portfolio aan het bestuur van de NBA heeft verstrekt. Betrokkene heeft niets daarover vermeld in zijn e-mailbericht. Daarom moet worden geconcludeerd dat betrokkene voor het jaar 2022 geen PE-portfolio heeft opgesteld en dat daarvoor geen aanvaardbare reden is. Ook is niet gebleken dat betrokkene in 2022 wel PE-activiteiten heeft verricht. Betrokkene heeft hiermee gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Het klachtonderdeel a is daarom gegrond.

4.10.      Klachtonderdelen b en c zijn ingesteld onder de voorwaarde dat is gebleken dat betrokkene wel een PE-portfolio voor het jaar 2022 heeft opgesteld. Omdat niet is voldaan aan deze voorwaarde, komt de Accountantskamer niet toe aan de behandeling van deze klachtonderdelen.

5.             De maatregel

5.1.        Omdat de klacht gegrond is, kan een tuchtrechtelijke maatregel worden opgelegd. De maatregel van doorhaling voor de duur van zes maanden is passend en geboden.

5.2.        De Accountantskamer heeft bij de beslissing tot het opleggen van de tuchtrechtelijke maatregel rekening gehouden met de aard en de ernst van de fouten van betrokkene. Eén van de essentiële vereisten voor een goede beroepsuitoefening is het voortdurend op peil houden van de vakbekwaamheid. In verband daarmee was betrokkene verplicht om in een PE-portfolio vast te leggen hoe de vakbekwaamheid in 2022 is bijgehouden. Betrokkene heeft aan dit vereiste niet voldaan en heeft daarvoor ook geen goede reden aangedragen. Daarnaast is niet gebleken dat betrokkene in 2022 wel PE-activiteiten heeft verricht. Ook is in aanmerking genomen dat aan betrokkene reeds eerder de maatregelen van waarschuwing en een geldboete van € 3.360,- zijn opgelegd in verband met het niet voldoen aan de PE-verplichtingen. Daarnaast is hem de maatregel van tijdelijke doorhaling voor de duur van zes maanden opgelegd vanwege het niet betalen van deze geldboete. Hieruit ontstaat het beeld dat betrokkene zich niets gelegen laat liggen aan zijn PE-verplichtingen en de uitspraken van de Accountantskamer.

6.             De beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart de klacht gegrond op de wijze zoals hiervoor is omschreven;
  • legt aan betrokkene op de maatregel als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder e. Wtra, te weten die van doorhaling van de inschrijving van de accountant in de registers, welke maatregelingaat op de tweede dag volgend op de dag waarop deze beslissing onherroepelijk is geworden én de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd;
  • bepaalt de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in de registers kan worden ingeschreven op zes maanden;
  • verstaat dat de AFM en de voorzitter van de NBA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak én de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. A.A.A.M. Schreuder, voorzitter en mr. A.A.T. van Rens (rechterlijk lid) en A.M.H. Homminga AA (accountantslid), in aanwezigheid van mr. E.N.M. van de Beld, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2024.

_________                                                                                                                       __________

secretaris                                                                                                                           voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Op grond van artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift moet de gronden van het beroep bevatten en moet zijn ondertekend.

[1] Artikel 3 lid 1 NVPE 2019

[2] Artikel 3 lid 2 sub a NVPE 2019

[3] Artikel 3 lid 2 sub b NVPE 2019

[4] Artikel 3 lid 3 NVPE 2019

[5] Artikel 4 lid 3 NVPE 2019

[6] Artikel 5 NVPE 2019

[7] Artikel 4 lid 2 NVPE 2019