ECLI:NL:TACAKN:2024:40 Accountantskamer Zwolle 23/2634 Wtra PE

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2024:40
Datum uitspraak: 29-07-2024
Datum publicatie: 29-07-2024
Zaaknummer(s): 23/2634 Wtra PE
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met tijdelijke doorhaling
Inhoudsindicatie: PE-zaak. De klacht is gegrond, betrokkene krijgt de maatregel van tijdelijke doorhaling voor de duur van één maand opgelegd. Betrokkene heeft niet voldaan aan het vereiste om een PE-portfolio voor 2022 op te stellen en heeft daarvoor ook geen goede reden aangedragen. Daarnaast is niet gebleken dat betrokkene in 2022 wel PE-activiteiten heeft verricht. Ook is in aanmerking genomen dat aan betrokkene reeds eerder een maatregel is opgelegd in verband met het niet voldoen aan zijn PE-verplichtingen.

UITSPRAAK van 29 juli 2024 op grond van artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de op 4 december 2023 ontvangen klacht met nummer 23/2634 Wtra PE van

KONINKLIJKE NEDERLANDSE BEROEPSORGANISATIE VAN ACCOUNTANTS (NBA)

gevestigd te Amsterdam

K L A A G S T E R

gemachtigde: mr. A. Sukkel

t e g e n

DRS. Y

registeraccountant

wonende te [plaats1]

B E T R O K K E N E

1. De procedure

1.1. De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

  • het klaagschrift met bijlagen.

1.2. De klacht is behandeld op de openbare zitting van 21 juni 2024. Namens de NBA zijn verschenen mr. A. Sukkel en drs. F.E. van Gelder. Betrokkene is, hoewel behoorlijk opgeroepen, zonder kennisgeving niet verschenen op de zitting en heeft zich evenmin laten vertegenwoordigen.

2. De feiten

2.1. Betrokkene is sinds 1999 ingeschreven in het accountantsregister van de NBA.

2.2. De Accountantskamer heeft betrokkene bij uitspraak van 9 december 2022 de maatregelen van waarschuwing en een geldboete van € 420,- opgelegd in verband met het niet voldoen aan een verplichting met betrekking tot permanente educatie (PE) in 2021.

2.3. De NBA heeft door middel van NBA-nieuws betrokkene eraan herinnerd dat uiterlijk op 31 januari 2023 de verklaring moet worden ingediend dat voor het kalenderjaar 2022 is voldaan aan de verplichting om een PE-portfolio op te stellen.

2.4. Omdat betrokkene de verklaring niet tijdig heeft ingediend, heeft de NBA betrokkene op 9 februari 2023 per e-mail geïnformeerd over dit verzuim en is betrokkene verzocht om uiterlijk op 28 februari 2023 deze verklaring alsnog in te dienen.

2.5. Betrokkene heeft de verklaring niet binnen de extra geboden termijn ingediend. De

NBA heeft betrokkene daarna op 7 maart 2023 per e-mail verzocht om de verklaring

uiterlijk op 31 maart 2023 af te geven.

2.6. Omdat betrokkene ook binnen deze termijn de verklaring niet heeft ingediend, heeft de NBA betrokkene op 6 april 2023 een brief gestuurd en een termijn geboden tot en met 30 april 2023 voor het indienen van de verklaring.

2.7. Betrokkene heeft binnen deze termijn geen verklaring ingediend. De NBA heeft op 19 juni 2023 een aangetekende brief naar betrokkene gestuurd, waarin een laatste termijn tot en met 3 juli 2023 is geboden.

2.8. Ook binnen deze laatste termijn heeft betrokkene geen verklaring afgegeven. Het bestuur van de NBA heeft betrokkene daarna op 8 augustus 2023 per brief verzocht om het PE-portfolio te verstrekken. Op 15 augustus 2023 heeft de NBA betrokkene per e-mail herinnerd aan deze brief.

2.9. Betrokkene heeft geen PE-portfolio aan het bestuur van de NBA verstrekt.

2.10. Betrokkene heeft op geen van de hiervoor genoemde e-mails en brieven gereageerd.

3. De klacht

3.1. Betrokkene heeft volgens de NBA gehandeld in strijd met de geldende gedrags- en beroepsregels. De NBA verwijt betrokkene het volgende:

a. betrokkene heeft op verzoek van het bestuur geen PE-portfolio over het jaar 2022 overgelegd, zodat moet worden geconcludeerd dat betrokkene geen PE-portfolio voor het jaar 2022 heeft opgesteld.

3.2. Mocht blijken dat betrokkene wel een PE-portfolio voor het jaar 2022 heeft opgesteld, dan verwijt de NBA betrokkene het volgende:

b. betrokkene heeft nagelaten het PE-portfolio op verzoek van het bestuur te verstrekken;

c. betrokkene heeft nagelaten tijdig te verklaren een PE-portfolio voor 2022 te hebben opgesteld en daarmee te hebben voldaan aan de verplichtingen van artikel 3 NVPE 2019.

4. De beoordeling

4.1. De Accountantskamer toetst de klacht aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA) en de Nadere voorschriften permanente educatien 2019 (NVPE).

4.2. De accountant moet per kalenderjaar in een PE-portfolio vastleggen op welke wijze hij zijn vakbekwaamheid in het desbetreffende kalenderjaar bijhoudt[1]. De accountant moet in dit PE-portfolio (vóór 1 april van het desbetreffende jaar) een plan van aanpak opnemen. In het plan van aanpak moet in elk geval worden vermeld welke werkzaamheden leiden tot het behalen van een leerdoel, de resultaten die deze werkzaamheden moeten opleveren, de leerdoelen per weerzaamheid en de voorgenomen PE-activiteiten[2].

4.3. Uiterlijk op 31 januari van het volgende kalenderjaar moet de accountant in het PE-portfolio vastleggen op welke wijze hij uitvoering heeft gegeven aan de PE-activiteiten die hij voornemens was te verrichten en welke leerresulaten zijn behaald[3]. Bij de vastlegging van de leerresultaten moet de accountant overwegingen vastleggen ten aanzien van verkregen vaktechnische kennis, vaardigheid of houding alsmede de concrete toepassing daarvan in de beroepsuitoefening en de waardering van de toepasbaarheid[4].

4.4. De accountant moet daarnaast uiterlijk op 31 januari van het volgende kalenderjaar verklaren dat hij heeft voldaan aan de verplichtingen uit artikel 3 van de NVPE 2019[5] (hierna: de verklaring).

4.5. Het bestuur van de NBA kan het PE-portfolio beoordelen[6]. De accountant dient desgevraagd de gegevens en inlichtingen die van belang zijn voor deze beoordeling aan het bestuur te verstrekken[7].

4.6. Het bestuur van de NBA kan op verzoek een gehele of gedeeltelijke ontheffing verlenen van -onder andere- de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 3 van de NVPE 2019. Betrokkene heeft geen verzoek tot vrijstelling of ontheffing ingediend.

4.7. Omdat betrokkene niet op de zitting is verschenen en ook niet op andere wijze heeft gereageerd, is niet bekend waarom betrokkene geen PE-portfolio aan het bestuur van de NBA heeft verstrekt. Daarom moet worden geconcludeerd dat betrokkene voor het jaar 2022 geen PE-portfolio heeft opgesteld en dat daarvoor geen aanvaardbare reden is. Ook is niet gebleken dat betrokkene in 2022 wel PE-activiteiten heeft verricht. Betrokkene heeft hiermee gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Het klachtonderdeel a is daarom gegrond.

4.8. Klachtonderdelen b en c zijn ingesteld onder de voorwaarde dat is gebleken dat betrokkene wel een PE-portfolio voor het jaar 2022 heeft opgesteld. Omdat niet is voldaan aan deze voorwaarde, komt de Accountantskamer niet toe aan de behandeling van deze klachtonderdelen.

5. De maatregel

5.1. Omdat de klacht gegrond is, kan een tuchtrechtelijke maatregel worden opgelegd. De maatregel van tijdelijke doorhaling voor de duur van één maand is passend en geboden.

5.2. De Accountantskamer heeft bij de beslissing tot het opleggen van de tuchtrechtelijke maatregel rekening gehouden met de aard en de ernst van de fouten van betrokkene. Eén van de essentiële vereisten voor een goede beroepsuitoefening is het voortdurend op peil houden van de vakbekwaamheid. In verband daarmee was betrokkene verplicht om in een PE-portfolio vast te leggen hoe de vakbekwaamheid in 2022 is bijgehouden. Betrokkene heeft aan dit vereiste niet voldaan en heeft daarvoor ook geen goede reden aangedragen. Daarnaast is niet gebleken dat betrokkene in 2022 wel PE-activiteiten heeft verricht. Ook is in aanmerking genomen dat aan betrokkene reeds eerder de maatregelen van waarschuwing en een geldboete van € 420,- zijn opgelegd in verband met het niet voldoen aan de PE-verplichtingen.

6. De beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart de klacht gegrond op de wijze zoals hiervoor is omschreven;
  • legt aan betrokkene op de maatregel als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder d. Wtra, te weten die van tijdelijke doorhaling van de inschrijving van de accountant in de registers voor de duur van één maand, welke maatregelingaat op de tweede dag volgend op de dag waarop deze beslissing onherroepelijk is geworden én de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd en eindigt na ommekomst van de vermelde termijn;
  • verstaat dat de AFM en de voorzitter van de NBA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak én de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. A.A.A.M. Schreuder, voorzitter en mr. A.A.T. van Rens (rechterlijk lid) en A.M.H. Homminga AA (accountantslid), in aanwezigheid van mr. E.N.M. van de Beld, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2024.

_________ __________

secretaris voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Op grond van artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA Den Haag). Het beroepschrift moet de gronden van het beroep bevatten en moet zijn ondertekend.

[1] Artikel 3 lid 1 NVPE 2019

[2] Artikel 3 lid 2 sub a NVPE 2019

[3] Artikel 3 lid 2 sub b NVPE 2019

[4] Artikel 3 lid 3 NVPE 2019

[5] Artikel 4 lid 3 NVPE 2019

[6] Artikel 5 NVPE 2019

[7] Artikel 4 lid 2 NVPE 2019