ECLI:NL:TACAKN:2024:18 Accountantskamer Zwolle 24/216 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2024:18
Datum uitspraak: 01-07-2024
Datum publicatie: 01-07-2024
Zaaknummer(s): 24/216 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met tijdelijke doorhaling
Inhoudsindicatie: Er heeft een hertoetsing van de kwaliteit van de beroepsuitoefening van betrokkene plaatsgevonden. Naar aanleiding daarvan heeft klager geconstateerd dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantspraktijk van betrokkene in opzet en werking niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Tevens heeft klager tekortkomingen geconstateerd in de uitvoering door betrokkene van NVKS-opdrachten. Betrokkene heeft ten onrechte verklaard dat hij een portfolio in verband met zijn PE-verplichting over 2021 heeft bijgehouden. De klacht is gegrond. De Accountantskamer legt de maatregel op van een tijdelijke doorhaling voor de duur van 30 maanden.

ACCOUNTANTSKAMER

UITSPRAAK van 1 juli 2024 op grond van artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de op 5 januari 2024 ontvangen klacht met nummer 24/216 Wtra AK van

Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants

gevestigd te Amsterdam

K L A G E R

advocaten: mrs. R. den Boer en M. Feenstra te Den Haag

t e g e n

Y

voorheen registeraccountant

voorheen kantoorhoudende te [plaats1]

B E T R O K K E N E

advocaat: mr. S.L. Smits-Emons te Echt

1.             De procedure

1.1.        De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

  • het klaagschrift met bijlagen
  • het verweerschrift met bijlagen
  • de op de zitting overgelegde pleitaantekeningen van klager.

1.2.        De klacht is behandeld op de openbare zitting van 26 april 2024. Voor klager is verschenen de heer [A], bijgestaan door mr. R. den Boer. Betrokkene is ook verschenen, bijgestaan door mr. Smits-Emons.  

2.             De uitspraak samengevat

Er heeft een hertoetsing van de kwaliteit van de beroepsuitoefening van betrokkene plaatsgevonden. Naar aanleiding daarvan heeft klager geconstateerd dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantspraktijk van betrokkene in opzet en werking niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Tevens heeft klager tekortkomingen geconstateerd in de uitvoering door betrokkene van NVKS-opdrachten. Betrokkene heeft ten onrechte verklaard dat hij een portfolio in verband met zijn PE-verplichting over 2021 heeft bijgehouden.

De klacht is gegrond. De Accountantskamer legt de maatregel op van een tijdelijke doorhaling voor de duur van 30 maanden.

3.             De feiten

3.1.        Betrokkene was tot en met [datum] ingeschreven in het accountantsregister van de NBA.

3.2.        Betrokkene dreef het accountantskantoor [accountantskantoor1], vanaf 4 maart 2021 [accountantskantoor2] genoemd. Het kantoor was gevestigd te [plaats1].

3.3.        Betrokkene is per 1 januari 2021 toegetreden tot de vennootschap onder firma [vof1], maar is per 23 maart 2022 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2021 uitgetreden. [vof1] heeft haar kantoor te [plaats2].

3.4.        In 2019 heeft de Raad voor Toezicht (RvT) van klager een reguliere toetsing van de accountantspraktijk van betrokkene uitgevoerd. Het oordeel van de RvT was dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing niet voldeed aan de daaraan te stellen eisen en verbetering behoefde (een zogeheten b-oordeel als bedoeld in artikel 12 lid 2 sub b van de Verordening op de kwaliteitsbeoordelingen; VoKwb). De RvT heeft het verbeterplan van betrokkene van 14 juni 2020 bij beslissing van 5 augustus 2020 goedgekeurd onder de volgende voorwaarden:

Ten aanzien van het gebruik van de werkprogramma’s van NOVAK voor wat betreft de samenstellingsopdrachten beveelt de Raad u aan met enige regelmaat een interne dossierinspectie te laten uitvoeren (door bijvoorbeeld de waarnemer of een serviceorganisatie).

Ten aanzien van het opstellen van de procedure voor cliëntaanvaarding wijst de Raad u er op dat in elk geval ook aandacht dient te zijn voor de bepalingen uit de WWFT.

3.5.        Aanvankelijk zou een hertoetsing van de accountantspraktijk van betrokkene plaatsvinden op 30 november 2021. Die hertoetsing is echter niet doorgegaan, omdat betrokkene zich per 31 december 2021 wilde laten uitschrijven uit het accountantsregister. Betrokkene heeft zijn uitschrijving later ingetrokken. Op 6 januari 2022 heeft betrokkene klager verzocht om de hertoetsing in het najaar van 2022 te laten plaatsvinden in verband met de invoering van een NOVAK-kwaliteitssysteem.

3.6.        De hertoetsing heeft op 28 oktober 2022 plaatsgevonden op het adres van [vof1] te [plaats2]. De definitieve versie van het hertoetsingsverslag is van 17 november 2022.

3.7.        De RvT heeft op 5 januari 2023 aan betrokkene bericht dat het stelsel van kwaliteitsbeheersing van[accountantskantoor1] in [plaats1]in opzet en werking niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen (een zogeheten c-oordeel als bedoeld in artikel 12 lid 2 sub c van de VoKwb). Hij heeft het voornemen geuit een tuchtklacht tegen betrokkene in te dienen waaraan uitvoering is gegeven.

4.             De klacht

4.1.        Betrokkene heeft volgens klager gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Klager verwijt betrokkene het volgende:

a.            de opzet en werking van het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van het accountantskantoor [accountantskantoor1] schiet tekort;

b.            in de werkzaamheden van betrokkene bij [vof1] zijn tekortkomingen geconstateerd.

5.             De beoordeling

5.1.        De Accountantskamer toetst het handelen of nalaten van betrokkene aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA), de Nadere voorschriften kwaliteitssystemen (NVKS) en de Verordening op de kwaliteitsbeoordelingen (VoKwb).

5.2.        Betrokkene heeft zich per [datum] als accountant laten uitschrijven uit het register van de NBA. Omdat de gedragingen van betrokkene waarop de klacht betrekking heeft hebben plaatsgevonden gedurende de tijd dat hij als accountant stond ingeschreven, is betrokkene voor die gedragingen onderworpen aan tuchtrechtspraak. 

5.3.        Betrokkene voert aan dat de hertoetsing ten onrechte niet op het kantoor te [plaats1] heeft plaatsgevonden, welk kantoor nog ten minste drie opdrachtgevers bediende waarvan de dossiers getoetst hadden kunnen worden. De Accountantskamer is van oordeel dat de kantoor(her)toetsing zowel op het kantoor van [accountantskantoor1] als op het kantoor van [vof1] kon plaatsvinden en overweegt daartoe het volgende.

5.3.1.    Artikel 1 van de NVKS bepaalt dat een accountantskantoor een organisatie is waar een accountant een NVKS-opdracht uitvoert in opdracht van een externe opdrachtgever. Een samenstellingsopdracht is een aan assurance verwante opdracht en is daarmee volgens artikel 1 van de NVKS een NVKS-opdracht. Betrokkene heeft samenstellingsverklaringen afgegeven bij jaarrekeningen van klanten van [vof1]. Formeel was [vof1] zijn opdrachtgever, aan wie hij zijn werkzaamheden ook factureerde, maar feitelijk waren de externe opdrachtgevers van [vof1] de klanten waarvoor betrokkene zijn samenstellingswerkzaamheden uitvoerde. Hieruit volgt dat - naast [accountantskantoor1] - ook [vof1] een accountantskantoor was waarop (het verlichte regime als bedoeld in artikel 27 lid 2 van) de NVKS van toepassing was. De hertoetsing kon op grond van artikel 3 lid 2 van de VoKwb daarom (ook) op het kantoor van [vof1] plaatsvinden. De aan dit kantoor verbonden, door betrokkene verzorgde accountantspraktijk was een accountantseenheid in de zin van artikel 1 van de VoKwb.

5.3.2.    De Accountantskamer merkt in dit verband voor de volledigheid op dat betrokkene bij de aanvang van de hertoetsing op het kantoor te [plaats2] erop had kunnen wijzen dat hij in zijn praktijk te [plaats1] ook opdrachten voor derden uitvoerde en dat de hertoetsing (al dan niet ook) daar kon plaatsvinden. Betrokkene heeft pas in zijn commentaar op het conceptverslag van de hertoetsing van 17 november 2022 opgemerkt dat nog minstens drie klanten verbonden zijn aan zijn praktijk te [plaats1][1].      

5.4.        In navolging van het klaagschrift zal de Accountantskamer hierna de namen van de beide kantoren noemen ([accountantskantoor1] en [vof1]), maar voor de inhoudelijke beoordeling van de klacht is het verschil in benaming niet relevant. De Accountantskamer verwerpt het bezwaar van betrokkene dat de hertoetsing niet correct is verlopen, omdat betrokkene ook via zijn praktijk in [plaats1] klanten bediende.

Klachtonderdeel a. De opzet en werking van het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van accountantskantoor [accountantskantoor1] schiet tekort.

5.5.        Bij de hertoetsing heeft klager de volgende tekortkomingen geconstateerd in de opzet en werking van het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van [accountantskantoor1]. Deze vier tekortkomingen worden hierna subklachtonderdelen genoemd.

1. Er vindt geen jaarlijkse evaluatie van het stelsel van kwaliteitsbeheersing plaats.

2. De algemene voorwaarden die het kantoor hanteert zijn gedateerd.

4. De beroepsaansprakelijkheidsverzekering voldoet niet.

7. De permanente educatie van [Y] is niet op orde.

5.6.        Ter zitting heeft klager subklachtonderdeel 3  ingetrokken, omdat naar aanleiding van het verweerschrift van betrokkene en de daarbij overgelegde verzekeringspolis door klager is vastgesteld, dat de beroepsaansprakelijkheidsverzekering aan artikel 15 lid 2 aanhef en onder f van de NVKS (het uitlooprisico) voldoet. De Accountantskamer zal dit subklachtonderdeel daarom niet verder bespreken.          

Subklachtonderdeel a.1: er vindt geen jaarlijkse evaluatie van het stelsel van kwaliteitsbeheersing plaats.

5.7.       

5.7.1.    Klager heeft vastgesteld dat betrokkene geen evaluatie van de kwaliteitsambitie heeft uitgevoerd als bedoeld in artikel 27 lid 2 aanhef en onder b van de NVKS (het verlicht regime). De evaluatie is dan ook niet besproken met een accountant van buiten de accountantspraktijk. Betrokkene voldoet niet aan de voorschriften die op het verlicht regime van toepassing zijn. Betrokkene had weliswaar aangekondigd dat hij de jaarlijkse evaluatie zal opnemen met een oud-collega maar dat doet aan de juistheid van het verwijt op het hertoetsingsmoment niet af, aldus klager.

5.7.2.    De Accountantskamer stelt vast dat betrokkene geen verweer tegen het subklachtonderdeel heeft aangevoerd. Het klachtonderdeel is gegrond. Betrokkene dient de voor hem relevante wet- en regelgeving toe te passen. Nalatigheid op dit punt is in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.

Subklachtonderdeel a.2: de algemene voorwaarden die het kantoor hanteert zijn gedateerd.

5.8.        

5.8.1.    Klager stelt dat er geen regelgeving bestaat die de accountant(spraktijk) verplicht om algemene voorwaarden te hanteren. Maar volgens klager geldt wel de norm dat als algemene voorwaarden worden gehanteerd deze naar actuele wetgeving moeten verwijzen. De algemene voorwaarden van betrokkene verwijzen echter naar oude wetgeving, zoals de VGC (Verordening Gedragscode) in plaats van de VGBA. Dit punt was tijdens de kantoortoetsing in 2019 al aan de orde gesteld, maar betrokkene heeft geen aanpassingen doorgevoerd. Volgens klager is dit in strijd met de fundamentele beginselen van professionaliteit en vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.

5.8.2.    De Accountantskamer is van oordeel dat het subklachtonderdeel terecht is voorgesteld. De algemene voorwaarden dienen naar de actuele wet- en regelgeving te verwijzen, zodat een opdrachtgever die de voorwaarden raadpleegt correct wordt geïnformeerd. Betrokkene heeft het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid geschonden.

Subklachtonderdeel a.4: de permanente educatie van betrokkene is niet op orde.

5.9.        

5.9.1.    Klager heeft aangevoerd dat sinds 1 januari 2021 een ander systeem voor (de registratie van de inspanningen voor) permanente educatie (PE) geldt, vastgelegd in de Nadere voorschriften permanente educatie 2019 (NVPE 2019). De PE-activiteiten moeten worden bijgehouden in een portfolio. Voor 1 februari van elk jaar moeten accountants expliciet verklaren of ze aan hun PE-verplichtingen van het afgelopen jaar hebben voldaan via een complianceverklaring op de persoonlijke webpagina van iedere accountant op ‘MijnNBA’. Tijdens de hertoetsing is vastgesteld dat betrokkene een complianceverklaring heeft afgelegd zonder dat hij een portfolio heeft gemaakt voor het jaar 2021. Daarmee heeft betrokkene in strijd gehandeld met  artikel 3 lid 1 en artikel 4 lid 3 van de NVPE 2019 , aldus klager.  

5.9.2.    Betrokkene stelt dat hij in 2021 wel voldoende PE-verrichtingen heeft gedaan, maar dat hij vanwege drukte in 2021 heeft verzuimd die in een portfolio bij te houden. Dat verzuim heeft hij rechtgezet door de portfolio voor 2022 wel bij te houden.

5.9.3.    De Accountantskamer is van oordeel dat het klachtonderdeel gegrond is. Betrokkene heeft in afwijking van artikel 3 lid 1  van de NVPE 2019 zijn portfolio over 2021 niet bijgehouden, wat in strijd is met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Artikel 4, derde lid, van de NVPE 2019 verlangt dat de accountant een verklaring aflegt aan het bestuur van klager of hij heeft voldaan aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 3. Omdat betrokkene aan het bestuur van klager heeft opgegeven dat hij in 2021 volledig aan de in artikel 3 van de NVPE 2019 genoemde verplichtingen heeft voldaan, terwijl hij geen PE-portfolio heeft bijgehouden, heeft betrokkene ook in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van integriteit. De Accountantskamer acht dat te meer kwalijk, omdat het systeem van permanente educatie zo is ingericht dat een accountant in beginsel op zijn woord wordt geloofd dat hij voldoende en relevante PE-activiteiten heeft ondernomen en die in een portfolio heeft vastgelegd. Door op de website van de NBA aan te vinken (de complianceverklaring) dat hij aan zijn PE-verplichtingen heeft voldaan, heeft betrokkene het bestuur van klager bewust op het verkeerde been gezet.

Klachtonderdeel b: betrokkene schiet tekort in de NVKS-opdrachten die hij heeft verricht voor [vof1].

5.10.      Eerder is overwogen dat de betrokkenheid bij en de werkzaamheden van betrokkene voor [vof1] meebrengen dat (ook) [vof1] te [plaats2] kwalificeerde als een accountantspraktijk. Tijdens de hertoetsing aldaar is vastgesteld dat betrokkene samenstellingsverklaringen heeft afgegeven. In de bijbehorende dossiers zijn tijdens de hertoetsing tekortkomingen geconstateerd, die duidelijk maken dat betrokkene als (enige) accountant binnen het kantoor onvoldoende heeft gewaarborgd dat NVKS-opdrachten conform de van toepassing zijnde wet- en regelgeving werden uitgevoerd, aldus klager.

5.11.      Het gaat volgens klager om de volgende tekortkomingen (hierna: subklachtonderdelen):

7. betrokkene heeft een nihil Vpb-aangifte verzorgd zonder dat hij heeft vastgesteld of de betreffende cliënt een inrichtingsjaarrekening heeft;

8. betrokkene heeft geen vaste procedure voor cliëntaanvaarding inclusief aandacht voor de bepalingen uit de Wwft;

10. betrokkene heeft geen vaste procedure gehanteerd voor de planning van de werkzaamheden;

13. betrokkene heeft geen werkprogramma’s gehanteerd voor de uitgevoerde opdrachten tot 1 augustus 2022;

17. betrokkene heeft in de samenstellingsdossiers geen significante aangelegenheden benoemd.

Subklachtonderdeel b.1: betrokkene heeft een nihil Vpb-aangifte verzorgd zonder dat hij heeft vastgesteld of de betreffende cliënt een inrichtingsjaarrekening heeft.

5.12.     

5.12.1.  Uit de toelichting van klager bij dit klachtonderdeel volgt, dat het betrekking heeft op de nalatigheid van betrokkene onder de aandacht van het bestuur van de besloten vennootschap te brengen dat een inrichtingsjaarrekening ontbreekt en erop aan te dringen dat die alsnog wordt opgemaakt. Betrokkene had volgens klager moeten voldoen aan artikel 13 van de Nadere voorschriften handelwijze accountant bij niet-naleving wet- en regelgeving door eigen organisatie of cliënt (NV NOCLAR). Als het bestuur het opmaken van een inrichtingsjaarrekening had geweigerd, dan had betrokkene de opdracht tot het verzorgen van de nihilaangifte moeten weigeren of beëindigen. Betrokkene heeft tegen dit subklachtonderdeel geen verweer gevoerd.

5.12.2.  De Accountantskamer overweegt het volgende. Het opmaken van de jaarrekening van een besloten vennootschap is een wettelijke plicht van het bestuur van de rechtspersoon, zo bepaalt artikel 2:210 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De opgemaakte jaarrekening dient aan de inrichtingseisen van Titel 9 van Boek 2 BW te voldoen, voor zover die van toepassing zijn vanwege de aard en de omvang van de onderneming. Bij de hertoetsing is vastgesteld dat betrokkene een nihilaangifte voor de Vennootschapsbelasting (Vpb) heeft verzorgd voor een besloten vennootschap. In het betreffende dossier ontbreekt een inrichtingsjaarrekening.

5.12.3.  In artikel 2 van de NOCLAR staat dat de daarin opgenomen nadere voorschriften van toepassing zijn indien de accountant zich bewust wordt van informatie die wijst op een relevante niet-naleving van wet- en regelgeving bij zijn eigen organisatie of bij zijn cliënt. In dit geval ging het om niet-naleving van artikel 2:210 lid 1 van het BW bij de cliënt van betrokkene. Naar het oordeel van de Accountantskamer dient deze niet-naleving te worden gerangschikt onder sub a van artikel 2 van de NOCLAR: wet- en regelgeving die in het algemeen geacht wordt van directe invloed te zijn op de vaststelling van bedragen en in de financiële overzichten opgenomen toelichtingen die van materieel belang zijn. Uit de toelichting bij artikel 2 sub a van de NOCLAR volgt dat hiermee gedoeld is op wet- en regelgeving die de vorm en de inhoud van de financiële overzichten bepaalt, zoals wet- en regelgeving op het gebied van verslaggeving, voorzieningen, belastingen en pensioenen. Artikel 2:210 lid 1 van het BW kan bij een redelijke uitleg van artikel 2 sub a van de NOCLAR tot de wetgeving worden gerekend die de vorm van de financiële overzichten voorschrijft, te weten - in dit geval - een jaarrekening. Betrokkene had de nalatigheid op grond van artikel 13 van de NOCLAR bij het bestuur van de vennootschap aan de orde moeten stellen en moeten aandringen de niet-naleving van artikel 2:210 lid 1 van het BW te herstellen door alsnog een inrichtingsjaarrekening op te maken. Van een duidelijk onbetekenende niet-naleving als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de NOCLAR was geen sprake. Indien het bestuur dat zou hebben geweigerd, dan had betrokkene op grond van artikel 16 van de NOCLAR gelezen in samenhang met artikel 21 van de VGBA de opdracht tot het verzorgen van de Vpb-aangifte behoren te weigeren dan wel terug te geven. Het subklachtonderdeel is dus gegrond. Betrokkene heeft het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid geschonden.

Subklachtonderdeel b.2: betrokkene heeft geen vaste procedure voor cliëntaanvaarding inclusief aandacht voor de bepalingen uit de Wwft.

5.13.     

5.13.1.  In het verbeterplan van 14 juni 2020 dat betrokkene heeft opgesteld naar aanleiding van de reguliere kantoortoetsing, was de procedure omtrent cliëntaanvaarding – inclusief aandacht voor de verplichtingen uit hoofde van de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme (Wwft) – een specifiek onderwerp. Dat plan heeft betrokkene niet tot uitvoering gebracht, aldus klager. Bij de hertoetsing is namelijk vastgesteld dat betrokkene niet over een vaste procedure voor cliëntaanvaarding beschikte. Ook ontbreekt volgens klager in de samenstellingsdossiers een vaste procedure voor de verplichtingen die voortvloeien uit de Wwft.

5.13.2.  Betrokkene heeft aangevoerd dat hij met beoordelings- en overige assuranceopdrachten is gestopt. Die opdrachten voerde hij dan ook niet uit ten tijde van de hertoetsing. Betrokkene heeft per 1 augustus 2022 een handboek van NOVAK aangeschaft waarin een procedure voor cliëntaanvaarding is opgenomen. Vanwege drukte is betrokkene er niet aan toegekomen die procedure op een eerder tijdstip te hanteren. Betrokkene erkent dat dit eerder had gemoeten.

5.13.3.  De Accountantskamer is van oordeel dat het subklachtonderdeel gegrond is. Betrokkene diende op grond van Standaard 4410.23 een adequate procedure voor cliëntaanvaarding toe te passen en ook de verplichtingen uit hoofde van de Wwft die hierop betrekking hebben na te komen. Door dit na te laten heeft betrokkene het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid geschonden. Dit klemt te meer omdat betrokkene door zijn nalatigheid niet, althans onvoldoende heeft gewaarborgd dat de integriteit van zijn opdrachtgevers is getoetst alvorens opdrachten te accepteren. De door betrokkene gestelde werkdruk kan zijn nalatigheid niet rechtvaardigen.  

Subklachtonderdeel b.3: betrokkene heeft geen vaste procedure gehanteerd voor de planning van de werkzaamheden.

Subklachtonderdeel b.4: betrokkene heeft geen werkprogramma’s gehanteerd voor de uitgevoerde opdrachten tot 1 augustus 2022.

5.14.      

5.14.1.  De Accountantskamer bespreekt beide subklachtonderdelen vanwege hun samenhang gezamenlijk. Bij de hertoetsing is vastgesteld dat in de samenstellingsdossiers een vaste procedure voor de planning van werkzaamheden ontbreekt. Dat is in strijd met Standaard 4410.23, sub b, onder 2, 3 en 4 en Standaard 4410.28, aldus klager. Ook ontbreken volgens klager werkprogramma’s.  

5.14.2.  Betrokkene heeft aangevoerd dat [vof1] een herstructurering onderging. In afwachting daarvan had hij nog geen kwaliteitssysteem ingevoerd. Bij de hertoetsing is niet onderzocht in hoeverre de werkprogramma’s na invoering op juiste wijze zijn gebruikt.

5.14.3.  De Accountantskamer overweegt als volgt. In Standaard 4410.23, sub b is bepaald en onder I, II en III vervolgens uitgewerkt, dat de opdrachtpartner verantwoordelijkheid dient te nemen voor het uitvoeren van de opdracht in overeenstemming met het stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantseenheid. Vaste procedures voor de planning van werkzaamheden kunnen ondersteunend zijn voor de kwaliteit in de uitvoering van een samenstellingsopdracht, maar zijn niet in genoemde paragraaf als verplichting voorgeschreven. Die verplichting volgt, anders dan klager stelt maar niet toelicht, evenmin uit Standaard 4410.28.

5.14.4.  Wat betreft het hanteren van werkprogramma’s geldt het volgende. Handreiking 1136 duidt een werkprogramma aan als ‘niet verplicht, maar wel handig’. Volgens deze Handreiking is het denkbaar dat een accountant, die een eenmanskantoor drijft, geen werkprogramma gebruikt, maar op een andere gestructureerde wijze werkt, zoals het noteren van aandachtspunten bij het samenstellen of vraagpunten voor het management. Het hanteren van werkprogramma’s is dus niet een verplichting die voortvloeit uit de regelgeving. Betrokkene had echter in zijn verbeterplan van 14 juni 2020 opgenomen dat hij gebruik zou gaan maken van werkprogramma’s van NOVAK. Onder die voorwaarde heeft de Raad van Toezicht ingestemd met het verbeterplan en vaststaat dat betrokkene daaraan geen uitvoering heeft gegeven. Daarmee heeft betrokkene in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.

5.14.5.  Gelet op het voorgaande is subklachtonderdeel b.3 ongegrond en b.4 gegrond.

Subklachtonderdeel b.5: betrokkene heeft in de samenstellingsdossiers geen significante aangelegenheden benoemd.

5.15.      

5.15.1.  Klager verwijt betrokkene dat hij in verschillende samenstellingsdossiers geen significante aangelegenheden heeft benoemd, hetgeen in strijd is met Standaard 4410.28 en 4410.29. Bovendien moeten significante aangelegenheden en de wijze waarop de accountant hiermee is omgegaan worden gedocumenteerd (Standaard 4410.38). Ook dit was een van de onderwerpen van het verbeterplan. Betrokkene heeft het klachtonderdeel niet bestreden.

5.15.2.  Betrokkene heeft niet gesteld dat zich in de getoetste dossiers geen significante aangelegenheden voordeden. Door de significante aangelegenheden niet te documenteren, terwijl het vastleggen ervan onderdeel was van het verbeterplan, moet worden geconcludeerd dat betrokkene in strijd heeft gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Het subklachtonderdeel is daarom gegrond.

5.16.      De klacht zal wat betreft klachtonderdeel  a, subklachtonderdelen 1, 2 en 4 en klachtonderdeel b, subklachtonderdelen 1, 2, 4 en 5 gegrond worden verklaard en voor het overige ongegrond.

6.             De maatregel

Omdat de klacht gedeeltelijk gegrond is, kan een tuchtrechtelijke maatregel worden opgelegd. De maatregel van tijdelijke doorhaling voor de duur van 30 maanden is passend en geboden. Daarbij is in aanmerking genomen dat betrokkene ondanks de uitkomsten van de reguliere toetsing en het verbeterplan geen waarborgen heeft getroffen om tot een kwalitatief goede beroepsuitoefening te komen door tijdige invoering en toepassing van een correct, volledig en functionerend kwaliteitssysteem. Een kwaliteitssysteem is een basisvoorwaarde voor een goede beroepsuitoefening. De schending van deze verplichting leidt vrijwel steeds tot een tijdelijke doorhaling van langere duur. Daar komt in dit geval bij dat betrokkene het bestuur van klager bewust op het verkeerde been heeft gezet door te verklaren dat hij heeft voldaan aan de verplichtingen ingevolge de NVPE 2019. De registratie van de PE-activiteiten is gebaseerd op het vertrouwen dat een accountant naar waarheid verklaart dat is voldaan aan de PE-verplichtingen. Betrokkene heeft dat vertrouwen geschonden. Gelet op een en ander kan niet met een lichtere maatregel dan een tijdelijke doorhaling voor de duur van 30 maanden worden volstaan. Daaraan doet niet af dat betrokkene niet meer in het register staat ingeschreven, omdat betrokkene zich opnieuw kan laten inschrijven mocht hij daartoe alsnog besluiten. In dat geval moet de inschrijving met 30 maanden worden uitgesteld.       

7.             De beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart de klacht gegrond wat betreft klachtonderdeel  a, subklachtonderdelen 1, 2 en 4 en klachtonderdeel b, subklachtonderdelen 1, 2, 4 en 5 en voor het overige ongegrond.
  • legt aan betrokkene op de maatregel als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder d. Wtra, te weten die van tijdelijke doorhaling van de inschrijving van de accountant in de registers voor de duur van 30 maanden, welke maatregelingaat op de tweede dag volgend op de dag waarop deze beslissing onherroepelijk is geworden én de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd en eindigt na ommekomst van de vermelde termijn;
  • verstaat dat de AFM en de voorzitter van de NBA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak én de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. C.H. de Haan, voorzitter, mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper en mr. J.L.M. Groenewegen (rechterlijke leden) en C.M. Verdiesen AA en E.M. van der Velden AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. C.J.H. Terwal, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 1 juli 2024.

_________                                                                                                                       __________

secretaris                                                                                                                           voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Op grond van artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift moet de gronden van het beroep bevatten en moet zijn ondertekend.

[1] Betrokkene heeft op 17 november 2022 het conceptverslag van commentaar voorzien en geschreven: “Mijn kantoor is gevestigd aan de [adres] te [plaats1] (zie KvK) [vof1] is niet mijn enige klant, ik minstens nog 3 andee klanten.Voor 2023 laat ik me uitschrijven als accountant”