ECLI:NL:TACAKN:2024:17 Accountantskamer Zwolle 23/1522 Wtra AK
ECLI: | ECLI:NL:TACAKN:2024:17 |
---|---|
Datum uitspraak: | 21-06-2024 |
Datum publicatie: | 21-06-2024 |
Zaaknummer(s): | 23/1522 Wtra AK |
Onderwerp: | |
Beslissingen: | Klacht ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Ongegronde klacht. Betrokkene heeft een goedkeurende verklaring afgegeven bij de jaarrekening 2022 van een stichting. Volgens klager heeft betrokkene bij haar controlewerkzaamheden ten onrechte geen toepassing gegeven aan de Wet normering topinkomens (WNT) en heeft zij ten onrechte het ANBI-formulier van de stichting niet gecontroleerd. De Accountantskamer is van oordeel dat de WNT in 2022 nog niet van toepassing was op de stichting. De stichting is namelijk in 2020 opgericht, waardoor deze in 2022 nog geen drie jaar achtereen subsidies had ontvangen. Er is niet gebleken dat sprake is van een (voor de WNT relevante) rechtsvoorganger. Ook was betrokkene niet verplicht om het ANBI-formulier te controleren. |
ACCOUNTANTSKAMER
UITSPRAAK van 21 juni 2024 op grond van artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants(Wtra)in de op 17 juli 2023 ontvangen klacht met nummer 23/1522 Wtra AKvan
X
wonende te [plaats1]
K L A G E R
t e g e n
Y
registeraccountant
kantoorhoudende te [plaats2]
B E T R O K K E N E
advocaat: mr. S.V. Vullings te Utrecht
1. De procedure
1.1. De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het klaagschrift met bijlagen
- het aanvullend klaagschrift van 19 juli 2023
- de brief van klager van 20 oktober 2023
- de uitspraak van de voorzitter van de Accountantskamer van 28 november 2023
- het verzetschrift van klager van 29 november 2023
- het verweerschrift met bijlagen
- het e-mailbericht van betrokkene van 2 mei 2024 met bijlage
- de op de zitting door betrokkene overgelegde pleitaantekeningen.
1.2. De voorzitter van de Accountantskamer heeft de klacht bij uitspraak van 28 november 2023 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
1.3. Klager is tijdig in verzet gekomen tegen deze uitspraak, waardoor de uitspraak van de voorzitter is komen te vervallen.
1.4. De klacht is behandeld op de openbare zitting van 13 mei 2024. Klager is verschenen. Betrokkene is ook verschenen, bijgestaan door haar advocaat.
2. De uitspraak samengevat
Waarover gaat deze zaak?
2.1. Betrokkene heeft een goedkeurende verklaring afgegeven bij de jaarrekening 2022 van een stichting. Volgens klager heeft betrokkene bij haar controlewerkzaamheden ten onrechte geen toepassing gegeven aan de Wet normering topinkomens (WNT) en heeft zij ten onrechte het ANBI-formulier van de stichting niet gecontroleerd.
De beslissing van de Accountantskamer
2.2. De klacht is ongegrond, omdat de WNT in 2022 nog niet van toepassing was op de stichting. Ook was betrokkene niet verplicht om het ANBI-formulier te controleren.
3. De feiten
3.1. Betrokkene is sinds 2012 ingeschreven in het accountantsregister van de NBA. Zij was ten tijde van het handelen waarop de klacht ziet werkzaam bij [accountantskantoor1] (hierna: het accountantskantoor) en is thans werkzaam bij [accountantskantoor2].
3.2. De stichting [A] (hierna: de stichting) is in 2020 opgericht en heeft als doel een bijdrage te leveren aan de continuïteit van de zorg. Dat doet zij onder meer met een programma dat erop is gericht oud-zorgprofessionals en zorginstellingen aan elkaar te verbinden. Dit programma wordt gefinancierd door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).
3.3. In het Standaardformulier publicatieplicht ANBI Algemeen (hierna: het ANBI-formulier) staat het volgende:
“(…) Leden van het statutaire bestuur hebben een overeenkomst van opdracht en ontvangen op basis daarvan een vergoeding voor hun inzet (binnen de kaders van de WNT).
De leden van de raad van toezicht ontvangen geen beloning voor de door hen verrichte werkzaamheden. Zij hebben wel recht op vergoeding van de door hen in de uitoefening van hun functie gemaakte onkosten en kunnen een niet bovenmatig vacatiegeld ontvangen. Het vacatiegeld voor de raad van toezicht is voor 2022 als volgt vastgesteld: voorzitter: € 5.850; vice-voorzitter: € 4.000; leden: € 3.500.
De stichting heeft geen personeel in dienst; alle medewerkers zijn werkzaam o.b.v. tijdelijke overeenkomst van opdracht, met marktconforme tarieven. (…)”
3.4. Betrokkene heeft de jaarrekening 2022 van de stichting gecontroleerd en heeft op 5 juli 2023 een goedkeurende verklaring afgegeven.
4. De klacht
4.1. Betrokkene heeft volgens klager gehandeld in strijd met de voor haar geldende gedrags- en beroepsregels.
4.2. De onderdelen van de klacht komen samengevat op het volgende neer:
a. betrokkene heeft bij haar controlewerkzaamheden geen toepassing gegeven aan de Wet normering topinkomens (WNT);
b. betrokkene heeft ten onrechte het ANBI-formulier van de stichting niet gecontroleerd.
c. betrokkene onderhoudt een meer dan zakelijke band met de stichting.
4.3 De voorzitter heeft klager op de zitting deze samenvatting van de klachtonderdelen voorgehouden. Klager heeft verklaard dat deze samenvatting juist is en hij heeft klachtonderdeel c. ingetrokken.
5. De beoordeling
5.1. Betrokkene heeft in de eerste plaats aangevoerd dat de klacht niet-ontvankelijk is, omdat het klaagschrift – ondanks herhaalde verzoeken van de Accountantskamer – niet is ondertekend en geen duidelijke omschrijving van de klacht bevat. Ook voldoet het klaagschrift volgens betrokkene op andere punten niet aan de Wtra en aan het Procesreglement 2024 van de Accountantskamer.
5.2. De Accountantskamer ziet geen aanleiding om de klacht niet-ontvankelijk te verklaren. Hiervoor is van belang dat klager op de zitting zijn verzetschrift alsnog heeft ondertekend, waardoor niet langer sprake is van een niet-ondertekende klacht. Daarnaast is in de loop van de procedure voldoende duidelijk geworden wat klager betrokkene verwijt. Betrokkene heeft de klacht ook goed begrepen. Zij heeft namelijk in haar verweerschrift vermeld welke klachtonderdelen zij uit het klaagschrift heeft gehaald en klager heeft op de zitting bevestigd dat dit een juiste weergave is van zijn klacht. De overige door betrokkene genoemde tekortkomingen aan het klaagschrift, zoals het ontbreken van het kantoor- en e-mailadres van betrokkene en de ongenummerde bijlagen, kunnen geen niet-ontvankelijkheid van de klacht tot gevolg hebben.
5.3. Verder wordt overwogen dat klager op de zitting verschillende malen heeft verklaard dat zijn klacht eigenlijk “een pakketje voor de buren” is. De Accountantskamer heeft deze opmerking zo begrepen dat klager met zijn klacht een andere kwestie, namelijk dat de stichting volgens hem overbodig is en te veel belastinggeld kost, bij de bevoegde minister onder de aandacht wil brengen. Dat klager bij deze tuchtprocedure ook een ander belang heeft dat niet samenvalt met de doelstelling van de tuchtrechtspraak, is op zichzelf geen reden om de klacht niet-ontvankelijk te verklaren.
5.4. Gelet op het voorgaande komt de Accountantskamer toe aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht.
5.5. De Accountantskamer toetst het handelen of nalaten van betrokkene aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).
Klachtonderdeel a: geen toepassing geven aan de WNT
5.6. Klager heeft aangevoerd dat betrokkene bij de controle van de jaarrekening ten onrechte niet heeft gecontroleerd of het inkomen van het bestuur van de stichting past binnen de normen van de WNT. Daarbij heeft klager erop gewezen dat niet alleen het ministerie van VWS subsidie verleent aan de stichting, maar ook de provincie Overijssel. De subsidie van de provincie Overijssel, die wordt verleend voor scholingsactiviteiten, is volgens klager eerder gedurende ten minste drie jaren verstrekt aan een rechtsvoorganger van de stichting. Omdat deze termijn waarin de rechtsvoorganger subsidie ontving naar stelling van klager meetelt, was de WNT in 2022 van toepassing op de stichting. Daarom had volgens klager op grond van de WNT de bezoldigingsgegevens van de bestuurder en de raad van toezicht in de jaarrekening 2022 moeten worden vermeld.
5.7. De Accountantskamer overweegt dat de WNT onder meer van toepassing is op in Nederland gevestigde rechtspersonen die voor een periode van drie achtereenvolgende kalenderjaren een of meer subsidies hebben ontvangen, die samen per kalenderjaar ten minste € 500.000 bedragen en ten minste 50% uitmaken van de opbrengsten van de rechtspersoon in dat kalenderjaar[1]. Als sprake is van een juridische fusie tellen de jaren waarin de rechtsvoorganger al subsidie boven deze drempel heeft ontvangen mee voor de toets aan het subsidiecriterium[2].
5.8. Wanneer een rechtspersoon valt onder het bereik van de WNT, is deze verplicht om in haar financiële jaarstukken een WNT-verantwoording op te nemen, waarin onder andere de namen en bezoldigingsgegevens van de topfunctionarissen staan vermeld. Dit geldt ook als de bezoldiging onder het bezoldigingsmaximum blijft.
5.9. Naar het oordeel van de Accountantskamer was de WNT in 2022 niet van toepassing op de stichting. Hiervoor is van belang dat de stichting in 2020 is opgericht, waardoor deze in 2022 nog geen drie jaar achtereen subsidies had ontvangen. Er is niet gebleken dat sprake is van een (voor de WNT relevante) rechtsvoorganger. Hierbij is in aanmerking genomen dat betrokkene op de zitting heeft verklaard dat de stichting niet is ontstaan na een juridische fusie, wat door klager is bevestigd. Dat desondanks toch sprake zou zijn van een rechtsvoorganger heeft klager niet onderbouwd. Hij heeft alleen gesteld dat de scholingsactiviteiten van een andere stichting en de daarmee samenhangende subsidie van de provincie Overijssel zouden zijn overgeheveld naar de onderhavige stichting. Klager heeft echter desgevraagd de naam van deze andere stichting niet kunnen noemen, waardoor onduidelijk is welke stichting klager bedoelt. Ook is niet bekend of voor deze andere stichting sprake was van een subsidie boven de WNT-drempel. Verder wordt overwogen dat betrokkene in het kader van haar controleopdracht heeft onderzocht of de WNT van toepassing was op de stichting en dat zij dat ook in haar controledossier heeft vastgelegd. Daarbij heeft zij op de zitting verklaard dat tijdens de controle uit de stukken, waaronder de subsidieverleningsbrieven, niets is gebleken van een overheveling vanuit een andere stichting.
5.10. Omdat de stichting in 2022 nog niet onder het bereik van de WNT viel, was de stichting niet verplicht om in haar jaarrekening 2022 een WNT-verantwoording op te nemen. De stichting heeft dat ook niet op vrijwillige basis gedaan. Daarom kan betrokkene niet worden verweten dat zij niet heeft gecontroleerd of de bezoldiging van het bestuur van de stichting paste binnen de normen van de WNT. Het klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel b: geen controle ANBI-formulier
5.11. Klager heeft in dit verband naar voren gebracht dat betrokkene tijdens haar controlewerkzaamheden ten onrechte geen controle heeft uitgevoerd op het ANBI-formulier van de stichting.
5.12. De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene niet verplicht was om het ANBI-formulier te controleren. Zij had immers de opdracht om de jaarrekening 2022 van de stichting te controleren en het ANBI-formulier is geen onderdeel van deze jaarrekening. Klager heeft ook niet aangevoerd op grond waarvan hij mening is dat deze controle wel had moeten plaatsvinden. Het klachtonderdeel is ongegrond.
5.13. De slotsom is dat klacht ongegrond zal worden verklaard.
6. De beslissing
De Accountantskamer:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door mr. mr. C.H. de Haan, voorzitter, mr. G.F.H. Lycklama à Nijeholt en mr. J.N. Bartels (rechterlijke leden) en P. Mansvelder RA en A.M.H. Homminga AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. E.N.M. van de Beld, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2024.
_________ __________
secretaris voorzitter
Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________
Op grond van artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA Den Haag). Het beroepschrift moet de gronden van het beroep bevatten en moet zijn ondertekend.
[1] Artikel 1.3 lid 1 sub c WNT
[2] https://www.topinkomens.nl/documenten/vragen-en-antwoorden/op-welk-moment-is-het-wnt-subsidiecriterium-art.-1.3-eerste-lid-onder-c-wnt-van-toepassing-na-een-fusie