ECLI:NL:TNORSHE:2023:8 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2022/23

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2023:8
Datum uitspraak: 17-04-2023
Datum publicatie: 08-05-2023
Zaaknummer(s): SHE/2022/23
Onderwerp: Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap
Beslissingen: Klacht gegrond met schorsing als notaris
Inhoudsindicatie: De klacht gaat over het handelen van de notaris als vereffenaar in de nalatenschap van klaagsters moeder. De klacht wordt voor een deel niet-ontvankelijk verklaard wegens het verstrijken van de klachttermijn en voor het overige gegrond verklaard.Van een notaris die, al dan niet als vereffenaar, bij de afwikkeling van een nalatenschap betrokken is, mag worden verwacht dat hij de belangen van de erfgenamen met de grootst mogelijke zorgvuldigheid behartigt en dat hij daarbij in de gegeven omstandigheden voldoende voortvarend handelt. De kamer is van oordeel dat de notaris aan een en ander niet heeft voldaan. Zorgvuldigheid is één van de kernwaarden van het notariaat en de notaris heeft deze bij voortduring en bij herhaling geschonden. De notaris heeft de vereffening niet voortvarend opgepakt, niet aan alle wettelijke taken van een vereffenaar voldaan, klaagster tweemaal onder ongeoorloofde druk gezet om akkoord te gaan met een uitdelingslijst (die beide keren feitelijk een staat van verdeling betrof), een drempel opgeworpen voor klaagster om een klachtprocedure te voeren en slecht met klaagster gecommuniceerd.De kamer heeft de maatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van twee weken opgelegd.

Klachtnummer    : SHE/2022/23

Datum uitspraak : 17 april 2023

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van:


[klaagster] (hierna: klaagster),

wonende in [woonplaats],

tegen

[de notaris] (hierna:de notaris),

gevestigd in [vestigingsplaats],

gemachtigde: de heer mr. S.R. Baetens, advocaat in Eindhoven.

1.         De procedure


1.1.      Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:

  • de klacht (met bijlagen), door de kamer per e-mail ontvangen op 8 april 2022;
  • het verweerschrift van de notaris;
  • de brief van de kamer van 17 juni 2022 waarbij partijen zijn uitgenodigd voor de mondelinge behandeling van de klacht op 17 oktober 2022;
  • de e-mail (met bijlage) van klaagster van 27 juni 2022;
  • de e-mail van de notaris van 17 oktober 2022 waarbij hij om aanhouding van de behandeling van de klacht heeft verzocht;
  • de brief van de kamer van 21 oktober 2022 waarbij partijen zijn uitgenodigd voor de mondelinge behandeling van de klacht op 13 februari 2023;
  • de e-mail van mr. Baetens van 27 januari 2023 waarbij hij heeft aangegeven de notaris te zullen bijstaan in deze procedure;
  • de e-mail van klaagster van 28 januari 2023;
  • de e-mails van de kamer van 30 januari 2023 waarbij aan partijen is meegedeeld dat de samenstelling van de zittingscombinatie is gewijzigd;
  • de e-mail (met bijlagen) van mr. Baetens van 3 februari 2023;
  • de e-mail van klaagster van 6 februari 2023.

1.2.      De klacht is mondeling behandeld op de openbare zitting van de kamer van 13 februari 2023.
Klaagster, mevrouw [naam] (de halfzus van klaagster), de notaris en de gemachtigde van de notaris zijn daarbij aanwezig geweest en hebben hun standpunt over en weer toegelicht. Klaagster en de gemachtigde van de notaris hebben dit mede gedaan aan de hand van pleitnotities, die zij aan de kamer hebben overhandigd.

2.         De feiten

De klacht gaat over het handelen van de notaris als vereffenaar in de nalatenschap van klaagsters moeder. Voor de beoordeling van de klacht acht de kamer de volgende feiten van belang.

2.1.      Uit het huwelijk tussen de vader van klaagster, de heer [naam vader] (hierna: vader) en de moeder van klaagster, mevrouw [naam moeder] (hierna: moeder), zijn vijf kinderen geboren, te weten: [naam kind] (hierna: zus 1), [naam kind] (hierna: zus 2), [naam kind] (hierna: zus 3), [naam kind] (hierna: de broer) en klaagster.

2.2.      Na het overlijden van vader is moeder hertrouwd met de heer [naam echtgenoot] (hierna: stiefvader). Uit dit huwelijk zijn twee kinderen geboren, te weten: [naam kind] (hierna: halfzus) en [naam kind] (hierna: halfbroer).

2.3.      De zussen 1, 2 en 3 hebben het contact met moeder verbroken.

2.4.      Stiefvader is in 2006 overleden. Hij had geen testament gemaakt en heeft op grond van de wet moeder en hun twee kinderen als zijn enige erfgenamen achtergelaten, gezamenlijk en voor gelijke delen. Op de nalatenschap van stiefvader is de wettelijke verdeling van toepassing. De tot de nalatenschap van stiefvader behorende roerende en onroerende zaken kwamen op grond van die wettelijke verdeling aan moeder toe. Halfzus en halfbroer kregen ieder een niet-opeisbare vordering op moeder van € 236.175,--.

2.5.      Moeder is op [datum] 2010 overleden. Zij had geen testament gemaakt en heeft op grond van de wet haar zeven kinderen als haar enige erfgenamen achtergelaten. De nalatenschap van moeder bestond onder andere uit een boerderij in Nederland, een stuk grond in België (hierna: [grond X]) en de schulden wegens de onder 2.4. genoemde vorderingen van halfzus en halfbroer. De boerderij was vóór het overlijden van moeder al verkocht aan een derde, maar de levering had toen nog niet plaatsgevonden.

2.6.      Klaagster, halfzus en halfbroer hebben vervolgens het notariskantoor [kantoor A] verzocht om moeders nalatenschap af te wikkelen. Zus 2 heeft moeders nalatenschap beneficiair aanvaard, waardoor moeders nalatenschap moest worden vereffend.

2.7.      De tot de nalatenschap van moeder behorende verkochte boerderij is overgedragen aan een derde.

2.8.      Op den duur kon de broer zich niet meer vinden in de wijze waarop de nalatenschap van moeder werd afgewikkeld en heeft hij via zijn advocaat, mr. [naam advocaat] (hierna: mr. D), de rechtbank Oost-Brabant verzocht om een vereffenaar te benoemen.

Op 23 oktober 2012 heeft de rechtbank Oost-Brabant notaris mr. [naam notaris] (hierna: notaris [B]) tot vereffenaar in moeders nalatenschap benoemd. Zijn kantoorgenoot, de notaris, heeft de vereffening feitelijk ter hand genomen.

2.9.      In december 2012 hebben halfzus en halfbroer hun vorderingen op moeders nalatenschap met betrekking tot de nalatenschap van stiefvader bij de notaris ingediend.

2.10.    Aangezien niet alle kinderen van moeder tevreden waren over het handelen van de notaris als vereffenaar heeft mr. [D] in september 2015 de rechtbank Oost-Brabant verzocht om een andere vereffenaar te benoemen. Zover is het niet gekomen, omdat de zeven kinderen van moeder de notaris uiteindelijk het voordeel van de twijfel hebben gegeven.

2.11.    Medio 2016 werd er op initiatief van de notaris met zes van moeders zeven kinderen overeenstemming bereikt over de afwikkeling van haar nalatenschap. Alleen de broer was het er niet mee eens.

2.12.    Vervolgens hebben klaagster, halfzus en halfbroer oud-notaris mr. [naam oud-notaris] (hierna: de oud-notaris) in de arm genomen als deskundige op het gebied van erfrecht.

2.13.    In 2019 hebben zus 2, zus 3, halfzus, halfbroer en klaagster enerzijds de broer, zus 1, notaris [B] in hoedanigheid van benoemd vereffenaar en de notaris in hoedanigheid van feitelijk vereffenaar anderzijds in een gerechtelijke procedure betrokken over de afwikkeling van moeders nalatenschap. Zus 2, zus 3, halfzus, halfbroer en klaagster werden in die procedure bijgestaan door advocaat mr. [naam advocaat] (hierna: mr. [E]). Zus 1 werd in deze procedure bijgestaan door advocaat mr. [naam advocaat] en de broer werd bijgestaan door mr. [D]. Op 27 november 2019 heeft er in die procedure een mondelinge behandeling plaatsgevonden.

2.14.    In februari 2020 heeft de notaris de vorderingen van halfzus en halfbroer met betrekking tot de nalatenschap van stiefvader (ter grootte van € 236.175,-- per persoon) uit de nalatenschap van moeder voldaan.

2.15.    Met hulp van de oud-notaris is in 2021 [grond X] verkocht. De overdracht van deze grond stond gepland op vrijdag 4 juni 2021 bij de Belgische notaris mr. [C].

2.16.    Bij e-mail van 2 juni 2021 om 23:39 uur aan de adviseurs en advocaten van moeders zeven kinderen heeft de notaris een uitdelingslijst toegezonden en het volgende te kennen gegeven:

“Het ziet er naar uit dat de akte vrijdag getekend kan worden op kantoor van de notaris in Belgie.

Er zullen nog een aantal werkzaamheden moeten worden verricht en deze wil ik graag doen.

Bijgaand treffen jullie een verdeelstaat aan die gebruikt kan worden als de akte getekend is op 4 juni en jullie accoord zijn.

Wanneer dan de opbrengst van [grond X] binnen is zal dit kunnen leiden tot een uitkering van de gelden binnen verwachting binnen een week na heden conform verdeelstaat.

In de verdeelstaat is het eerdere voorstel van april meegenomen en aangevuld met de werkzaamheden met betrekking tot [grond X].

Als eenieder (namens zijn clienten) zijn accoord en decharge kan geven voor donderdagavond 3 juni 20.00 uur (graag getekend per mail retour). Dan gaan we vrijdag (bij volmacht) naar de notaris in Belgie. Anders helaas weer verder.

Er komt dan na al die jaren mogelijk een eind in de afwikkeling van deze nalatenschap. Dat lijkt me voor alle partijen wenselijk.

Ik hoop dat jullie met het geld iets moois kunnen doen en het verleden met betrekking tot deze nalatenschap dan kunnen laten rusten.

Dank voor de samenwerking in deze.”

2.17.    Naar aanleiding van deze mail heeft klaagster op 3 juni 2021 telefonisch contact opgenomen met de notaris, waarna zij hem op dezelfde dag bij e-mail om 18:01 uur het volgende te kennen heeft gegeven:

“Ik sta erop dat de overdracht morgen plaats vind.

Dat het geld op de een derde rekening gestort wordt en dat het daarna uitgedeeld wordt.”

2.18.    Bij e-mail van 3 juni 2021 om 18:49 uur heeft een medewerkster van de notaris het volgende aan klaagster te kennen gegeven:

“Als ik dit als een akkoord moet beschouwen, dan ontvang ik ook nog graag van u voor 20.00 uur vanavond, het getekende formulier met uw bankrekeningnummer.”

2.19.    Bij e-mail van 3 juni 2021 om 20:03 uur heeft de notaris het volgende te kennen gegeven aan de adviseurs en advocaten van moeders zeven kinderen:

“U heeft van mij een mail gehad met een voorstel van uitdeling en verder verloop in de u bekende nalatenschap. Ik besef dat ik in mijn enthousiasme een finale oplossing te bereiken u wel een korte termijn heb gegeven om met dit voorstel accoord te gaan. Inmiddels hebben wel 4 erven hun formulier met een bevestiging retour gezonden. Graag ontvang ik van de overige erven op liefst op korte termijn een reactie hoe verder te gaan maar neem de tijd die u daarvoor nodig heeft.

Helaas moet ik u en de Belgische notaris mede delen dat de volmacht van [zus 1] die zij gisteren getekend heeft niet gebruikt kan worden. (…)

Ook is het na beraad met diverse instanties op grond van artikel 215 van het burgerlijk wetboek niet mogelijk om de akte door de vereffenaar te laten tekenen omdat dit niet geschiedt ter voldoening van schulden want het saldo is positief. Die voorgestelde weg kan helaas dus ook niet bewandeld worden en daarmee voor u allen een einde te maken aan deze slepende kwestie.

Kortom de sleutel ligt in handen van [zus 1]. Ik heb al het mogelijke gedaan. Het is aan de Belgische notaris om de akte uit te stellen of andere maatregelen te nemen want het is zijn dossier. Om hem op de hoogte te stellen stuur ik deze mail cc aan hem.

Graag had ik het vandaag anders zien lopen en had ik eveneens goede hoop op andere oplossingen van mijn raadgevers in deze. Het zij zo.

Ik wens u anders ….”

In de uitdelingslijst was een forfaitair berekend loon van de notaris opgenomen van (150 uur à € 250,-- =) € 37.500,-- exclusief btw.

2.20.    Uiteindelijk heeft de overdracht van [grond X] toch op 4 juni 2021 plaatsgevonden.

2.21.    Bij e-mail van 7 juni 2021 heeft klaagster de notaris gevraagd om een duidelijke specificatie van onder meer de notariskosten met aanduiding van werkzaamheden, datum, begin- en eindtijd en de kantoorkosten.

2.22.    Op dezelfde dag heeft de notaris onder meer het volgende aan klaagster geantwoord:

“Forfaitair betekent dat ik deze kosten heb ingeschat. Ik heb dit zo ook aan [de oud-notaris] gezegd dat ik dat zo zou doen. Dat voorkomt dagen werk aan specificatie maar dat kan en dan komen we zeker veel en veel hoger uit want als je het terugtelt is het nu iets meer dan een uur per maand werk.

Indien u niet accoord gaat als enige met het forfaitaire voorstel ga ik het specificeren en ga het daarna voorleggen aan de kantonrechter. Hier gaan een aantal maanden overheen omdat zij nog meer dan een specificatie wensen. Namelijk ook nog een nadere uitleg. Vandaar mijn vraag het zo op te lossen maar als u het anders wenst hoor ik dat graag en wachten we daarop alvorens tot algehele uitkering te kunnen overgaan.”

2.23.    Bij e-mail van 8 juni 2021 heeft klaagster de notaris een voorstel gedaan voor de door hem in rekening te brengen kosten. Indien de notaris met dit voorstel akkoord zou gaan, zou daarmee klaagsters verzoek om een specificatie komen te vervallen. De notaris heeft niet ingestemd met dit voorstel.

2.24.    Bij e-mail van 5 oktober 2021 heeft mr. [E] onder andere het volgende aan de notaris te kennen gegeven:

b) een wettelijke taak van de vereffenaar is om “met bekwame spoed” een onderhandse of notariële boedelbeschrijving op te stellen (art. 4:211 BW). U heeft dat nagelaten.

(…)

i) ter zake een financiële verantwoording uwerzijds hebben cliënten nog opgemerkt dat zij daar herhaaldelijk om gevraagd hebben. Door een pas achteraf op te stellen tijd / kosten verantwoording zal controle bemoeilijkt worden. Ook in zoverre bevreemdt de gang van zaken cliënten.”

2.25.    De notaris en moeders zeven kinderen werden het niet eens over het aan de notaris toekomende loon voor de door hem verrichte werkzaamheden. Tot in december 2021 is hierover overleg geweest tussen de notaris, mr. [E] en mr. [D].

2.26.    Op 21 december 2021 heeft mr. [E] aan onder andere klaagster een uitdelingslijst toegezonden, waarin een forfaitair berekend loon van de notaris was opgenomen van € 29.000,-- exclusief btw.

2.27.    Bij e-mail van 24 december 2021 om 17:51 uur, met als onderwerp “Kerstgebaar”, heeft de notaris aan onder andere klaagster een nieuwe uitdelingslijst gemaild en het volgende te kennen gegeven:

“Geachte erfgenaam,

Enige maanden geleden zond ik u een schema ter uitdeling en afronding van de nalatenschap waarin u mede erfgenaam bent.

Hierop ontving ik van allen, behalve [klaagster], een accoord. Ik heb hierin rekening gehouden met een gematigd uurtarief en zeker niet al mijn uren in rekening gebracht.

(…)

Vervolgens stelde [klaagster] de vraag of er nog iets aan mijn loon gedaan kon worden. Ik heb daarover lang nagedacht. Dat was ik uiteindelijk bereid te doen.

Van de heer [E] kreeg ik vervolgens -om het maar plat te zeggen- onderuit de zak en vervolgens de vraag of ik -op zijn Hollands gezegd- korting wil geven. Ik zou dat anders vragen als ik iets van iemand gedaan moet krijgen!

Ik heb desondanks reeds in september aan hem gezegd toch mee te willen denken. Ik heb daar toen al een voorwaarde aan verbonden dat het dan ook echt klaar moest zijn en dat de erven elkaar kwijting dan moesten verlenen.

Korting zie ik als een bijdrage aan rust voor iedereen, zodat ieder weer verder kan gaan met zijn leven. Mijn verlaging zou een stimulans moeten zijn om te eindigen met elkaar. Is dat niet mogelijk, zie ik ook niet in waarom ik nog meer korting moet verlenen.

(…)

Enige tijd geleden heb ik hem bovendien al medegedeeld dat mijn collega [B] die officieel tot vereffenaar is benoemd [dag] januari a.s. met pensioen gaat. Ik weet (nog) niet hoe dat verder gaat met de rechtbank, maar daar wordt het niet simpeler van.

(…)

Om niet nodeloos uren (die allemaal door u betaald moeten worden) en discussies te krijgen met de heer [E], wend ik me nu maar rechtstreeks tot u.

Hoe nu verder? Ik zal in januari de rechtbank vragen hoe het verder gaat omdat de officieel benoemde vereffenaar met pensioen is. Voorts maak ik (en daar ben ik al mee begonnen) een nauwkeurige urenspecificatie vanaf het begin van mijn werkzaamheden en tegen het hogere gangbare loon dat ervoor staat (Recofanormen).

Deze leg ik dan voor, zoals het hoort aan de kantonrechter en dan eindigt pas de vereffening want dan weet ik wat ik aan u kan uitkeren. Daar gaan helaas wel een aantal maanden overheen.

Ook ik zit daar niet op te wachten. Er lijken nuttigere bezigheden Wellicht kunnen we in het belang van ons allen toch tot elkaar komen en nog dit jaar de zaak afronden en het als volgt doen.

Ik wil als ultieme poging zaken af te ronden alle uren vanaf maar liefst 4 juni jongstleden niet in rekening brengen en u elk 1000 euro exclusief BTW korting geven op de bedragen uit het schema dat u allen eerder heeft goedgekeurd behalve [klaagster].

Ik hoef niet meer naar de kantonrechter om stukken in te dienen en wordt niet meer in (lopende rechterlijke) procedures betrokken.

In een aangepast schema die als bijlage aan deze mail zit is deze korting verwerkt en is ook de nota [van kantoor A] bij [de broer] weggelaten.

Laat u mij weten of u hiermee kunt leven? Graag bij accoord door middel van een handtekening op de bijlage en dan zal ik dan in de eerste week van januari om fiscale redenen, die in uw voordeel zijn, alles uitkeren.

Ook zal ik de reservering onvoorziene uitgaven post Belgische erfbelasting uitkeren. Ik ga er dan vanuit als daar nog iets speelt dat u dat zelf afhandelt.

Mijn aanbod staat tot 31 december as.

Ik wens u fijne feestdagen.”

Onderaan de bijgevoegde uitdelingslijst staat het volgende vermeld:

handtekening voor akkoord en goedkeuring werkzaamheden

geen verplichting kantonrechter meer

geen betrokkenheid meer vereffenaar bij procedures

2.28.    Vervolgens heeft klaagster de notaris per mail laten weten dat zij akkoord gaat met de uitdelingslijst van 24 december 2021, maar dat zij niet akkoord gaat met de daaraan gekoppelde en onderaan de uitdelingslijst vermelde drie voorwaarden zoals hiervoor geciteerd.

Nadien hebben klaagster en de notaris uitvoerig met elkaar gecorrespondeerd over deze voorwaarden. Uiteindelijk is klaagster akkoord gegaan met de eerste twee voorwaarden “akkoord en goedkeuring werkzaamheden” en “geen verplichting kantonrechter meer”, maar niet met de door de notaris geformuleerde derde voorwaarde “geen betrokkenheid meer vereffenaar bij procedures”.   

2.29.    De overige zes erfgenamen zijn ook akkoord gegaan met de uitdelingslijst van 24 december 2021.

2.30.    Met de uitbetaling van de overgebleven gelden aan de zeven kinderen van moeder op 19 januari 2022 heeft de notaris de vereffening gesloten.

2.31.    Op 8 april 2022 heeft klaagster onderhavige klacht ingediend.

2.32.    Bij e-mail van 23 mei 2022 heeft de notaris naar aanleiding van deze klacht het volgende aan mr. [E] te kennen gegeven:

“Samen hebben wij de nalatenschap van [achternaam vader]/[achternaam moeder] tot een goed einde gebracht door een acoord te sluiten en geen vorderingen/procedures over en weer te starten.

Ik ontvang nu een klacht te behandelen door onze kamer en daarin wordt min of meer aangegeven dat u daar achter staat en medewerking verleent.

Graag ontvang ik van u een bevestiging dat dit niet het geval is en dat de afspraken gemaakt zijn om elkaar verder met rust te laten.

Dat kan ik dan inbrengen want ik wil niet met klachten over en weer gaan strooien.”

3.         De klacht

3.1.      Klaagster verwijt de notaris dat hij in zijn hoedanigheid van vereffenaar in moeders nalatenschap onzorgvuldig heeft gehandeld. Klaagster heeft vervolgens samen met halfzus en halfbroer de oud-notaris en mr. [E] ingeschakeld om de afwikkeling vlot te trekken. Daarnaast heeft klaagster zich met andere erfgenamen tot de rechter moeten wenden om de notaris in beweging te krijgen. Voor dit alles heeft klaagster veel kosten moeten maken. De kamer begrijpt uit het gestelde dat de klacht van klaagster in de kern uiteenvalt in de volgende onderdelen.

1. De vereffening van moeders nalatenschap is door de notaris niet voortvarend, adequaat en kundig opgepakt.

2. De notaris heeft klaagster onder ongeoorloofde druk gezet om akkoord te gaan met de op 2 juni 2021 toegezonden uitdelingslijst, inclusief zijn daarin opgenomen beloning, en hem decharge te verlenen.

3. De notaris heeft klaagster onder ongeoorloofde druk gezet om akkoord te gaan met de op 24 december 2021 toegezonden uitdelingslijst, inclusief zijn daarin opgenomen beloning, hem decharge te verlenen en akkoord te gaan met de voorwaarde dat klaagster de notaris niet meer zou betrekken in procedures.

4. De notaris is tekortgeschoten in de communicatie jegens klaagster.

3.2.      De kamer is van oordeel dat de notaris en zijn gemachtigde deze klachtonderdelen ook uit het klaagschrift hebben moeten kunnen destilleren. De kamer gaat daarom voorbij aan het - overigens pas tijdens de mondelinge behandeling van de klacht - door de notaris ingenomen standpunt dat hij uit het klaagschrift niet heeft kunnen afleiden wat de klacht exact inhield.

3.3.      De notaris heeft verweer gevoerd tegen de klacht. Voor zover dit verweer van belang is voor de beoordeling, zal dit hierna worden besproken.

4.         De beoordeling

Toetsnorm

4.1.      Notarissen zijn op grond van artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (Wna) aan tuchtrechtspraak onderworpen. De tuchtrechter toetst of hun handelen of nalaten in strijd is met het bepaalde in de Wna en andere toepasselijke bepalingen. Ook kan de tuchtrechter toetsen of zij voldoende zorg in acht hebben genomen ten opzichte van de (rechts)personen voor wie zij optreden en of zij daarbij hebben gehandeld zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar behoort te doen.

4.2.      Notarissen kunnen ook tuchtrechtelijk aansprakelijk zijn voor hun handelen in een andere hoedanigheid dan notaris. Dat handelen moet dan voldoende verband houden met hun hoedanigheid van notaris in relatie tot het daarbij passende gedragsniveau, zonder dat het handelen uitsluitend aan een notaris is voorbehouden. De klacht heeft (mede) betrekking op de handelwijze van de notaris in zijn hoedanigheid van vereffenaar. Naar het oordeel van de kamer houden de gedragingen van een vereffenaar voldoende verband met het daarbij passende gedragsniveau van een notaris, zodat de notaris zich ook voor zijn handelen als vereffenaar tuchtrechtelijk moet verantwoorden. Hierop dient een uitzondering te worden gemaakt voor de regels die de functie van een vereffenaar in algemene zin betreffen. Op dat gebied is de kantonrechter bevoegd.

4.3.      Bij de beoordeling van deze klacht stelt de kamer voorop dat van een notaris die, al dan niet als vereffenaar, bij de afwikkeling van een nalatenschap betrokken is, mag worden verwacht dat hij de belangen van (onder meer) de erfgenamen met de grootst mogelijke zorgvuldigheid behartigt en dat hij daarbij in de gegeven omstandigheden voldoende voortvarend handelt. Vast staat dat de notaris vanaf 23 oktober 2012 bij de nalatenschap betrokken is geweest als feitelijk vereffenaar. Een vereffenaar heeft diverse wettelijke verplichtingen. Zo moet hij de nalatenschap als een goed vereffenaar beheren en vereffenen. Ook moet de vereffenaar met bekwame spoed een boedelbeschrijving opmaken waarin de schulden van de nalatenschap in de vorm van een voorlopige staat zijn opgenomen (artikel 4:211 lid 3 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)). Verder moet de vereffenaar (onder meer) een rekening en verantwoording en een uitdelingslijst opstellen (artikel 4:218 lid 1 BW).

4.4.      De kamer zal de handelwijze van de notaris aan de genoemde (wettelijke) normen toetsen, waarbij de diverse klachtonderdelen hierna zullen worden beoordeeld.

Klachtonderdeel 1

Standpunt klaagster

4.5.      Volgens klaagster werd door de notaris van 23 oktober 2012 tot 20 september 2013 geen enkele actie richting moeders erfgenamen ondernomen en heeft hij zich niet uit eigen beweging aan hen voorgesteld. De erfgenamen hebben die stap zelf gezet en bij de notaris geregeld naar de stand van zaken geïnformeerd. De notaris reageerde daar doorgaans bot en boos op met de boodschap dat hij zich nog aan het inlezen was en dat er maar afgewacht moest worden. Hij gaf daarbij aan dat het een ingewikkelde zaak was en dat het wel tien jaar of langer kon duren. Er is ook een periode geweest dat de notaris vond dat hij niets hoefde te doen, omdat er volgens hem een kans zou bestaan dat zijn rekening niet werd betaald. Gedurende het verdere verloop van de vereffening is gebleken dat de notaris praktisch niets uit eigen beweging deed om de vereffening voortvarend ter hand te nemen en desgevraagd telkens geen uitleg of duidelijkheid gaf over de aanpak, procedure, rechten, financiële situatie en het beheer van de gelden van de nalatenschap. Ook over zijn eigen kosten verstrekte de notaris geen informatie (urenverantwoording en uurtarief).

Het opstellen van een boedelbeschrijving, waar door mr. [D] meerdere keren op is aangedrongen, liet de notaris eveneens achterwege. Dit heeft tot de nodige discussies tussen de erfgenamen geleid over wat wel en niet tot de nalatenschap behoorde.

Het slechte functioneren van de notaris als vereffenaar heeft ertoe geleid dat mr. [D] op 15 september 2015 de rechtbank Oost-Brabant heeft verzocht om een andere vereffenaar aan te wijzen. De notaris heeft van moeders erfgenamen uiteindelijk het voordeel van de twijfel gekregen. In de werkwijze van de notaris was daarna echter geen verbetering merkbaar.

In juli 2016 is er na moeizaam overleg tussen de erfgenamen een voorstel tot verdeling van de nalatenschap tot stand gekomen waarmee iedereen, behalve de broer, akkoord ging. Hierna was het wachten op een volgende stap van de notaris, die echter langere tijd niets van zich liet horen en ook niet reageerde op berichten, e-mails en telefoontjes.

Uiteindelijk heeft klaagster (samen met andere erfgenamen) de oud-notaris en mr. [E] moeten inschakelen die veel geld hebben gekost. Zij hebben de notaris bij de hand genomen om stap voor stap voortgang in de vereffening te krijgen.

4.6.      Verder stelt klaagster dat de notaris tot 27 november 2019 ten onrechte heeft volgehouden dat halfzus en halfbroer geen vordering hadden op moeders nalatenschap inzake het overlijden van stiefvader. Op deze datum vond de mondelinge behandeling plaats in de onder 2.13. genoemde gerechtelijke procedure en heeft de rechter duidelijk gemaakt dat halfzus en halfbroer een vordering hadden op moeders nalatenschap inzake het overlijden van stiefvader. De tot dan toe foutieve juridische stellingname van de notaris heeft ervoor gezorgd dat de vereffening niet vlotte en heeft voor alle betrokkenen veel vertraging en schade opgeleverd.

4.7.      Ten slotte stelt klaagster dat voor de afwikkeling van moeders nalatenschap [grond X] moest worden verkocht. De notaris had aangegeven dat hij als vereffenaar deze verkoop op zich zou nemen. Uiteindelijk heeft niet de notaris, maar de oud-notaris deze verkoop voorbereid. Volgens klaagster moest de notaris door de oud-notaris stevig worden aangespoord om in actie te komen.

Bij de verkoop van [grond X] heeft mr. [C] aangegeven dat de notaris als vereffenaar in België aangifte van erfbelasting moest doen. De notaris heeft dit nagelaten en gaf daarbij als reden op dat de erfgenamen er waarschijnlijk toch niets meer van zouden horen. Door dit nalatig handelen van de notaris dreigt de erfgenamen een boete van 20% van het erfbelastingbedrag te worden opgelegd vanwege het niet tijdig doen van aangifte erfbelasting.

Standpunt notaris

4.8.      De notaris heeft in zijn algemeenheid aangevoerd dat hij zich meer heeft ingezet dan normaal van een vereffenaar verwacht mag worden. Hij heeft alles in het werk gesteld om de verkoop van [grond X] te kunnen laten doorgaan en moeders nalatenschap af te wikkelen. De adviseur en advocaat van klaagster zijn hem daarbij zeker behulpzaam geweest. De afwikkeling van de nalatenschap van moeder heeft weliswaar veel tijd gekost, maar de oorzaak daarvan kan niet aan de notaris worden toegerekend. Er is namelijk sprake van verstoorde verhoudingen tussen moeders erfgenamen, waardoor zij het lange tijd niet eens konden worden over de afwikkeling van de nalatenschap.

Oordeel kamer

            vervaltermijn

4.9.      Ingevolge artikel 99 lid 21 Wna kan een klacht slechts worden ingediend binnen drie jaar na de dag waarop de tot klachtgerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven kennis heeft genomen. Indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaar na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de notaris waarop de klacht betrekking heeft, wordt de klacht niet-ontvankelijk verklaard.

De wettelijke driejaarstermijn begint te lopen na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de (kandidaat-)notaris waarop de klacht betrekking heeft. Niet is vereist dat klager ook bekend is met de juridische (of tuchtrechtelijke) beoordeling van dat handelen of nalaten.

De beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring blijft achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas later bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.

4.10.    De klacht van klaagster is ingediend op 8 april 2022. Een deel daarvan ziet op handelen en nalaten van de notaris in de periode van 23 oktober 2012 tot 8 april 2019. De vervaltermijn is eind 2012 gaan lopen, omdat klaagster toen al kennis heeft genomen van verweten handelen en nalaten van de notaris. Zo is uit de overgelegde stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat klaagster al een paar maanden nadat de notaris als feitelijk vereffenaar was gestart, ontdekte dat door de notaris nog geen enkele actie was ondernomen. Daarna is dit gewraakte handelen en nalaten van de notaris volgens klaagster doorgegaan.

4.11.    Klaagster is te laat met haar klacht over het handelen en nalaten van de notaris in de periode van 23 oktober 2012 tot 8 april 2019, omdat de klacht is ingediend na het verstrijken van de vervaltermijn. Dit betekent dat de klacht, voor zover die ziet op die periode, niet-ontvankelijk is.

beoordeling handelen en nalaten vanaf 8 april 2019

4.12.    Gelet op hetgeen hiervoor in 4.9. tot en met 4.11. over de vervaltermijn uiteen is gezet, kan slechts een inhoudelijk oordeel worden gegeven over het handelen en nalaten van de notaris vanaf 8 april 2019; drie jaar vóór het indienen van de klacht op 8 april 2022. In de klacht ligt besloten dat een deel van het verweten handelen en nalaten van de notaris, verricht vóór de vervaltermijn, zich na 7 april 2019 heeft voortgesleept. Er is dus volgens klaagster vanaf eind 2012 sprake van doorlopend falen van de notaris, ook in de hier aan de orde zijnde periode vanaf 8 april 2019.

4.13.    De kamer is van oordeel dat de notaris de vereffening van moeders nalatenschap niet voortvarend, adequaat en kundig heeft opgepakt. Bij dit oordeel speelt met name het volgende een rol.

a) Klaagster heeft gesteld dat de notaris, ondanks verzoeken daartoe, geen boedelbeschrijving heeft opgemaakt. In de e-mail van 5 oktober 2021 wijst mr. [E] de notaris hier ook op.

Zoals eerder overwogen, moet zo’n boedelbeschrijving op grond van artikel 4:211 lid 3 BW met bekwame spoed worden opgesteld. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de notaris weersproken dat hij geen boedelbeschrijving zou hebben opgemaakt. Hij heeft zijn verweer dat hij meteen in het begin een boedelbeschrijving zou hebben opgemaakt echter niet voldoende gemotiveerd of aan de hand van stukken onderbouwd. De boedelbeschrijving komt evenmin voor op de door de notaris opgemaakte en ingediende “Tijdlijn belangrijke momenten Nalatenschap [achternaam moeder]. Daar komt bij dat de notaris tijdens de mondelinge behandeling met zoveel woorden heeft verklaard dat op het moment dat hij met de vereffening werd belast er niet veel te beschrijven viel. Volgens hem bestond de nalatenschap destijds slechts uit gelden die [kantoor A] aan de vereffenaar moest overmaken. Dit standpunt van de notaris is onjuist en wekt daarom twijfel aan de waarachtigheid van zijn verweer. Vast staat immers dat de nalatenschap op dat moment in ieder geval ook nog bestond uit onroerend goed in België ([grond X]) en schulden aan halbroer en halfzus inzake de nalatenschap van stiefvader.

Op grond van het voorgaande gaat de kamer op dit punt voorbij aan het verweer van de notaris.

b) Tussen partijen staat vast dat halfbroer en halfzus schuldeisers waren van moeder(s) (nalatenschap). Als gevolg van moeders overlijden hadden zij ieder een opeisbare vordering ter grootte van € 236.175,-- met betrekking tot de nalatenschap van stiefvader. De notaris heeft niet (voldoende) weersproken dat halfbroer en halfzus hun vorderingen al in een vroeg stadium (december 2012) aan hem hebben kenbaar gemaakt. Toch heeft de notaris deze vorderingen pas in februari 2020 - na de comparitiezitting in de hiervoor in 2.13. vermelde procedure - voldaan, terwijl hij niet (voldoende) duidelijk heeft kunnen maken waarom het voor hem niet mogelijk was om deze vorderingen eerder te voldoen. Het enkele feit dat één van de erfgenamen het hier niet mee eens was, ontslaat de vereffenaar niet van zijn verplichting om de schulden van de nalatenschap te voldoen. Artikel 4:211 lid 2 BW bepaalt immers dat de vereffenaar bij de vervulling van zijn taak de erfgenamen in en buiten rechte vertegenwoordigt.

c) Vast staat dat als de notaris de kantonrechter had verzocht om zijn loon vast te stellen op grond van artikel 4:206 lid 3 BW hij een urenspecificatie had moeten indienen bij de kantonrechter. Nu de notaris dat niet heeft gedaan en hij moeders erfgenamen, onder wie klaagster, heeft gevraagd om een akkoord op zijn loon, is de kamer van oordeel dat - los van de vraag of klaagster in dit geval als cliënt kan worden aangemerkt - artikel 55 lid 1 Wna van (overeenkomstige) toepassing is. Op grond van artikel 55 lid 1 Wna is de notaris verplicht om “op verzoek van de client een rekening van zijn honorarium voor ambtelijke werkzaamheden en de overige aan de zaak verbonden kosten op te maken, waaruit duidelijk blijkt op welke wijze het in rekening gebrachte bedrag is berekend”.

Vast staat dat de notaris geen urenspecificatie heeft verstrekt aan klaagster, terwijl klaagster de notaris daar wel naar heeft gevraagd (onder andere bij e-mail van 7 juni 2021) en mr. [E] de notaris daarop heeft gewezen bij e-mail van 5 oktober 2021. De notaris heeft daarmee niet voldaan aan zijn in de wet neergelegde verplichting. Dat de notaris naar eigen zeggen geen urenspecificatie heeft verstrekt om nieuwe discussies te vermijden leidt niet tot een ander oordeel. Zijn stelling dat mr. [E] hiermee zou hebben ingestemd heeft de notaris niet voldoende concreet gemotiveerd en/of onderbouwd, zodat de kamer ook aan dit verweer voorbij gaat.

d) Vast staat dat de notaris, ondanks verzoeken daartoe, heeft nagelaten om ten aanzien van [grond X] aangifte van erfbelasting te doen in België. Pas tijdens de mondelinge behandeling heeft de notaris aangevoerd dat een eventuele vordering van de Belgische belastingdienst al lang was verjaard en dat hij daarom geen aangifte in België heeft gedaan. Dit verweer strookt niet met de door de notaris op 2 juni 2021 toegezonden uitdelingslijst. Op die lijst stond namelijk nog een “reservering onvoorziene uitgaven o.a. belgische erfbelasting t/m 31-12-2021” vermeld. De kamer gaat daarom ook aan dit (laat kenbaar gemaakte) verweer voorbij.

4.14.    Aangezien de notaris de vereffening niet voortvarend heeft opgepakt, hij op onderdelen onjuist en/of onzorgvuldig heeft gehandeld en hij niet aan alle wettelijke taken van de vereffenaar - zoals voorgeschreven in de artikelen 4:211 en verder BW - heeft voldaan, zal klachtonderdeel 1, voor zover ontvankelijk, gegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 2

Standpunt klaagster

4.15.    Klaagster verwijt de notaris dat hij haar onder ongeoorloofde druk heeft gezet om akkoord te gaan met de op 2 juni 2021 toegezonden uitdelingslijst en hem decharge te verlenen. Op die datum hebben de juridisch vertegenwoordigers van moeders erfgenamen van de notaris een e-mail ontvangen waarin werd gevraagd om vóór 3 juni 2021 om 20:00 uur namens cliënten een akkoord te geven en decharge te verlenen. Er moest plotseling en onder tijdsdruk getekend worden voor een uitdelingslijst, waarop een loon voor de notaris stond vermeld van € 55.962,-- inclusief btw. Klaagster werd er door de andere erfgenamen op gewezen dat zij al voor akkoord hadden getekend, omdat bij hen de indruk was gewekt dat de akkoordverklaring nodig was om de verkoop van [grond X] door te laten gaan.

Op de middag voor zijn gestelde deadline heeft de notaris klaagster telefonisch een onduidelijke uitleg gegeven. Nadat klaagster nog een e-mail had gestuurd naar de notaris waarin zij aangaf dat de verkoop van [grond X] door moest gaan, heeft de notaris haar wederom verzocht om dan voor de genoemde deadline de uitdelingslijst te tekenen. Klaagster heeft niet aan dit verzoek voldaan. Uiteindelijk heeft de notaris klaagster verwezen naar haar adviseur en werd toen duidelijk dat de door de notaris gevraagde akkoordverklaring en vrijwaring alleen betrekking hadden op de uitdelingslijst. De misleidende wijze waarop de notaris de uitdelingslijst met zijn loon onder tijdsdruk aan de erfgenamen heeft voorgelegd, is ontoelaatbaar.

Standpunt notaris

4.16.    Tijdens de mondelinge behandeling heeft de notaris weersproken dat hij klaagster onder druk zou hebben gezet om akkoord te gaan met de op 2 juni 2021 toegezonden uitdelingslijst en hem decharge te verlenen.

Oordeel kamer

4.17.    De kamer is met klaagster van oordeel dat de notaris ongeoorloofde druk op haar heeft uitgeoefend om akkoord te gaan met de door hem op 2 juni 2021 toegezonden uitdelingslijst. Bij dit oordeel spelen met name de volgende omstandigheden een rol.

a) Een uitdelingslijst is de lijst of het overzicht van de baten en schulden van een nalatenschap. Op de lijst staat aangegeven wie de schuldeisers zijn, wat zij krijgen en in welke volgorde zij dat krijgen. De titel van het door de notaris op 2 juni 2021 toegezonden document bevat weliswaar het woord “uitdelingslijst”, maar dit document gaat duidelijk verder dan dat en kan feitelijk worden aangemerkt als een staat van verdeling. Daarbij werd van klaagster verlangd dat zij akkoord zou gaan met een loon voor de notaris en dat zij decharge aan hem zou verlenen.

In de e-mail van 2 juni 2021 heeft de notaris het ook over een “verdeelstaat” en “een eind in de afwikkeling van deze nalatenschap”. De notaris heeft tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd bevestigd dat de door hem gepresenteerde uitdelingslijst feitelijk een staat van verdeling is.

b) In de door of namens de notaris op 2 juni 2021 om 23:39 uur (overweging 2.16.) en op 3 juni 2021 om 18:49 uur (overweging 2.18.) verzonden e-mails is een zeer korte termijn - namelijk tot 3 juni 2021 om 20.00 uur - aan klaagster gegeven om akkoord te gaan met de voorgestelde wijze van verdeling van moeders nalatenschap.

c) In de e-mail van 2 juni 2021 heeft de notaris een duidelijke koppeling gemaakt tussen een akkoord op deze feitelijke staat van verdeling en de overdracht van [grond X]. Met de zinnen “Als eenieder (namens zijn clienten) zijn accoord en decharge kan geven voor donderdagavond 3 juni 20.00 uur (graag getekend per mail retour). Dan gaan we vrijdag (bij volmacht) naar de notaris in Belgie. Anders helaas weer verder.” heeft de notaris de indruk gewekt dat hij het gevraagde akkoord als voorwaarde stelde voor het doorgaan van de overdracht van [grond X] op 4 juni 2021. De notaris heeft die indruk in deze klachtprocedure niet kunnen wegnemen. Zo heeft hij tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij iedere gelegenheid heeft aangegrepen om overeenstemming te bereiken tussen alle erfgenamen over de verdeling van moeders nalatenschap. Bovendien heeft de notaris erop gewezen dat klaagster werd bijgestaan door mr. [E], die precies wist wat goed was voor klaagster.

d) Een grond voor de onder c bedoelde voorwaarde ontbreekt.

4.18.    Het voorgaande geeft er volgens de kamer blijk van dat de notaris de gerechtvaardigde belangen van klaagster als erfgenaam in moeders nalatenschap niet (voldoende) serieus nam. Voor zover het verweer van de notaris inhoudt dat zijn zorgplicht ten opzichte van klaagster als gevolg van de betrokkenheid van mr. [E] beperkt was, wordt dit verweer verworpen. Op grond van artikel 17 Wna moet een notaris zijn ambt in onafhankelijkheid uitoefenen en moet hij de belangen van alle bij de rechtshandeling betrokken partijen op onpartijdige wijze en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid behartigen. Dat klaagster werd bijgestaan door een deskundige maakt niet dat de notaris ongeoorloofde druk op haar mocht uitoefenen om akkoord te gaan met de uitdelingslijst, inclusief zijn eigen forfaitair berekende loon, die feitelijk veel verder ging en als een staat van verdeling kan worden aangemerkt.

Dat de notaris de door hem gestelde voorwaarde uiteindelijk heeft ingetrokken, doet niets af aan dit oordeel, aangezien de notaris deze voorwaarde pas drie minuten ná de door hem gestelde deadline heeft laten varen bij e-mail van 3 juni 2021 om 20:03 uur.  

4.19.    Op grond van het voorgaande zal klachtonderdeel 2 gegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 3

Standpunt klaagster

4.20.    Klaagster verwijt de notaris dat hij haar onder ongeoorloofde druk heeft gezet om akkoord te gaan met de op 24 december 2021 toegezonden uitdelingslijst, hem decharge te verlenen en akkoord te gaan met de voorwaarde dat klaagster de notaris niet meer zou betrekken in procedures.

Nadat mr. [E] op 21 december 2021 aan onder andere klaagster een uitdelingslijst had gemaild, waarmee alle partijen, inclusief de notaris, akkoord zouden zijn, heeft de notaris op kerstavond onverwachts een e-mail gestuurd naar moeders erfgenamen met als onderwerp “Kerstgebaar”. Buiten de advocaten om heeft de notaris in deze e-mail voorgesteld om akkoord te gaan met een nieuwe uitdelingslijst waarin hij iedere erfgenaam € 1.000,-- korting gaf op zijn gevraagde loon van 2 juni 2021 en hij drie voorwaarden stelde. De door de erfgenamen voor akkoord te tekenen verklaringen moesten uiterlijk op 30 december 2021 naar de notaris zijn opgestuurd. Volgens de notaris had hij met de advocaten van de erfgenamen geen akkoord bereikt over zijn loon en zouden de advocaten bij hem toch niets bereiken en alleen maar geld kosten.

Het zogenaamde kerstgebaar van de notaris, wederom onder tijdsdruk, heeft voor de nodige commotie gezorgd bij de erfgenamen. De notaris is praktisch de hele kerstweek bezig geweest om de erfgenamen die nog niet getekend hadden aan te sporen dit wel te doen. Hierbij schroomde de notaris niet om de erfgenamen tegen elkaar uit te spelen en deed hij onware beweringen over handtekeningen die hij al van erfgenamen zou hebben gekregen. Ook gebruikte hij daarbij zijn manipulatieve dreigement dat als niet iedereen voor de gestelde deadline had getekend de vereffening veel langer ging duren en hij dan een hoger tarief van € 300,-- per uur zou rekenen. Uiteindelijk zijn alle erfgenamen, murw gemaakt door deze langslepende vereffening, vanwege de daaraan verbonden kosten en de onberekenbare praktijken van de notaris akkoord gegaan met zijn uitdelingslijst van 24 december 2021. Onder deze omstandigheden voelde klaagster zich naar eigen zeggen gedwongen om akkoord te gaan met de laatste uitdelingslijst. Zij is echter niet akkoord gegaan met alle daaraan verbonden voorwaarden. Klaagster is slechts met twee van de drie voorwaarden akkoord gegaan. De notaris heeft klaagster vervolgens meerdere e-mails gestuurd, waarin hij de derde voorwaarde“geen betrokkenheid meer vereffenaar bij procedures” tevergeefs afdwong. Met deze laatste voorwaarde heeft de notaris een tuchtrechtelijke toetsing willen voorkomen en heeft hij vooral de bescherming van zijn eigen positie centraal gesteld. Uiteindelijk heeft de notaris de conclusie getrokken dat hij en klaagster elkaar met rust zouden laten. Daar heeft klaagster echter niet mee ingestemd.

Standpunt notaris

4.21.    De notaris voert hiertegen aan dat alle erfgenamen, inclusief klaagster, akkoord zijn gegaan met de uitdelingslijst van 24 december 2021. Klaagster wenste de door de notaris opgemaakte verklaring niet te ondertekenen, maar is wel akkoord gegaan met een door mr. [E] opgestelde tekst. Die tekst had dezelfde intentie en toekomstverwachting. De notaris vraagt zich af hoe de kamer omgaat met dit gesloten finaal akkoord.

Oordeel kamer

4.22.    De kamer is van oordeel dat de notaris ook in december 2021 ongeoorloofde druk op klaagster heeft uitgeoefend om akkoord te gaan met de door hem gepresenteerde nieuwe uitdelingslijst van 24 december 2021. Bij dit oordeel spelen met name de volgende omstandigheden een rol.

a) De titel van het door de notaris op 24 december 2021 toegezonden document bevat weliswaar het woord “uitdelingslijst”, maar dit document gaat duidelijk verder dan dat en kan, net als de op 2 juni 2021 toegezonden uitdelingslijst, feitelijk worden aangemerkt als een staat van verdeling (zie overweging 4.17. onder a). Daarbij werd van klaagster verlangd dat zij akkoord zou gaan met een loon voor de notaris en dat zij decharge aan hem zou verlenen.

b) In de door de notaris op kerstavond om 17:51 uur verzonden e-mail is, gelet op de kerstdagen, een heel korte termijn - namelijk tot 31 december 2021 - aan klaagster gegeven om akkoord te gaan met de voorgestelde wijze van verdeling van moeders nalatenschap.

c) De notaris heeft aan het verlenen van zijn medewerking aan de uitkering van de gelden aan klaagster mede de voorwaarde “geen betrokkenheid meer vereffenaar bij procedures” verbonden.

Los van de vraag of klaagster uiteindelijk akkoord is gegaan met deze voorwaarde of een voorwaarde met dezelfde strekking, volgt uit de na de ingediende klacht door de notaris aan mr. [E] gezonden e-mail van 23 mei 2022 (zie overweging 2.32.) dat de notaris met deze voorwaarde onder meer heeft willen voorkomen dat klaagster een tuchtklacht tegen hem zou indienen. Naar het oordeel van de kamer is het tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de notaris aan het verlenen van zijn medewerking aan de uitkering van de gelden aan klaagster mede de voorwaarde heeft verbonden of willen verbinden dat klaagster geen tuchtklacht tegen hem zou indienen. Overeenkomstig de Wna staat het namelijk een ieder met enig redelijk belang vrij om een klacht tegen een notaris in te dienen. In geen enkel geval mag een notaris een drempel opwerpen voor een klachtgerechtigde om een klachtprocedure te voeren. De kamer acht bedoelde voorwaarde daarom onbehoorlijk. Dit zou immers tot het ongewenste gevolg kunnen leiden dat een notaris/vereffenaar een eigen belang verkrijgt bij het treffen van een bepaalde regeling om op die manier te voorkomen dat de tuchtrechter zich een oordeel vormt over zijn handelen of nalaten. Nu met het notarieel tuchtrecht wordt beoogd het belang te bewaken dat de maatschappij heeft bij een deugdelijk notariaat, acht de kamer dit ongewenst.

4.23.    Het voorgaande geeft er volgens de kamer blijk van dat de notaris de gerechtvaardigde belangen van klaagster als erfgenaam in moeders nalatenschap niet (voldoende) serieus nam. Voor zover het verweer van de notaris inhoudt dat zijn zorgplicht ten opzichte van klaagster als gevolg van de betrokkenheid van mr. [E] beperkt was, wordt dit verweer - onder verwijzing naar wat de kamer in 4.18. heeft overwogen - verworpen.

4.24.    Op grond van het voorgaande zal de kamer klachtonderdeel 3 gegrond verklaren.

Klachtonderdeel 4

Standpunt klaagster

4.25.    Klaagster verwijt de notaris dat hij is tekortgeschoten in de communicatie jegens haar. De notaris heeft met de uitbetaling van de overgebleven gelden aan de erfgenamen op 19 januari 2022 de vereffening gesloten. Op vragen van diverse erfgenamen over hoe het nu verder moest met de verdeling van de goederen en sieraden en de afwikkeling van de Belgische erfbelasting gaf de notaris geen reactie meer. Aan hem gestuurde e-mails werden ongelezen retour gestuurd.

Oordeel kamer

4.26.    De kamer stelt vast dat de notaris op dit punt geen verweer heeft gevoerd. De kamer gaat daarom uit van de juistheid van de door klaagster omschreven feiten. De kamer is van oordeel dat de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar handelt door in het geheel niet te reageren op vragen van klaagster over (onder meer) nog onverdeelde goederen (zoals sieraden). Voor zover de notaris van mening mocht zijn dat hij sinds het sluiten van de vereffening geen taak meer heeft en niet meer hoeft te reageren op vragen van klaagster, had hij dat in ieder geval moeten uitleggen aan klaagster. Dit geldt temeer nu de notaris onduidelijkheid laat bestaan over de hoedanigheid/hoedanigheden waarin hij heeft geopereerd en de status van de afwikkeling van moeders nalatenschap. Zo heeft de notaris tijdens de mondelinge behandeling weliswaar verklaard dat hij slechts als vereffenaar heeft gehandeld en niet als opdrachtnemer, maar dat valt niet te rijmen met de feitelijk door de notaris uitgevoerde werkzaamheden. De kamer overweegt daartoe het volgende.

4.27.    Bij het vereffenen van een nalatenschap gaat het om het klaarmaken van de nalatenschap voor de verdeling daarvan. Wanneer de bekende schuldeisers van de nalatenschap zijn voldaan, mag de wettelijke vereffening als geëindigd worden beschouwd. Als de vereffening is voltooid en met een overschot is geëindigd, dan geeft een door de rechter benoemde vereffenaar de overgebleven goederen af aan de erfgenamen (artikel 4:226 lid 1 BW).

In zijn e-mail van 3 juni 2021 om 20:03 uur heeft de notaris aangegeven dat hij de akte van levering met betrekking tot [grond X] niet als vereffenaar kon tekenen, omdat die verkoop niet nodig was om de schulden van de nalatenschap te kunnen voldoen: “Ook is het na beraad met diverse instanties op grond van artikel 215 van het burgerlijk wetboek niet mogelijk om de akte door de vereffenaar te laten tekenen omdat dit niet geschiedt ter voldoening van schulden want het saldo is positief.”

Dat roept de vraag op waarom de notaris de overgebleven goederen niet al eerder aan de erfgenamen heeft afgegeven, maar in plaats daarvan heeft aangestuurd op een verdeling van de nalatenschap. Zoals al eerder is overwogen heeft de notaris tijdens de mondelinge behandeling immers erkend dat de door hem gepresenteerde uitdelingslijsten feitelijk een staat van verdeling inhielden. Nu de notaris heeft betwist dat hij opdrachtnemer was, is de kamer niet gebleken op welke grond de notaris zich met de verdeling van moeders nalatenschap heeft beziggehouden. Dat laatste was in ieder geval niet zijn taak als vereffenaar.

4.28.    Op grond van het voorgaande zal klachtonderdeel 4 gegrond worden verklaard.

Conclusie en maatregel

4.29.    Van een notaris die, al dan niet als vereffenaar, bij de afwikkeling van een nalatenschap betrokken is, mag worden verwacht dat hij de belangen van de erfgenamen met de grootst mogelijke zorgvuldigheid behartigt en dat hij daarbij in de gegeven omstandigheden voldoende voortvarend handelt. Uit het voorgaande volgt dat de notaris aan een en ander niet heeft voldaan. Zorgvuldigheid is één van de kernwaarden van het notariaat en de notaris heeft deze bij voortduring en bij herhaling geschonden. Als gevolg van zijn handelen en nalaten heeft de notaris het vertrouwen geschaad dat rechtzoekenden in het notariaat moeten kunnen stellen. De kamer rekent dit de notaris ernstig aan. De kamer neemt bij de bepaling van soort en hoogte van de maatregel in aanmerking dat er vanaf eind 2012 sprake is van doorlopend falen van de notaris ten opzichte van klaagster. De notaris heeft de vereffening niet voortvarend opgepakt, niet aan alle wettelijke taken van een vereffenaar voldaan, klaagster tweemaal onder ongeoorloofde druk gezet om akkoord te gaan met een uitdelingslijst (die beide keren feitelijk een staat van verdeling betrof), een drempel opgeworpen voor klaagster om een klachtprocedure te voeren en slecht met klaagster gecommuniceerd. Ook geeft het verweer van de notaris onvoldoende blijk van het inzicht dat hij ernstig is tekortgeschoten in de vereiste zorgvuldigheid in de uitoefening van zijn ambt. Voorts wordt meegewogen dat het gerechtshof Amsterdam in 2020 de maatregel van berisping heeft opgelegd aan de notaris naar aanleiding van een klacht die voor een deel raakvlakken heeft met klachtonderdeel 4 van deze klacht.

4.30.    Op grond van het voorgaande is de kamer van oordeel dat de maatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van twee weken passend en geboden is. Voor een overzicht van de werkzaamheden die de notaris wel en niet mag verrichten gedurende zijn schorsing verwijst de kamer naar overweging 6.15 van de beslissing van het gerechtshof Amsterdam van 14 januari 2020 (ECLI:NL:GHAMS:2020:137).

Proceskosten

4.31.    Omdat de klacht (gedeeltelijk) gegrond wordt verklaard, moet de notaris op grond van het bepaalde bij artikel 99 lid 5 Wna het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,00 aan haar vergoeden.

4.32.    De kamer ziet aanleiding om de notaris, gelet op het bepaalde bij artikel 103b lid 1 onder a Wna en de Richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat 2021, te veroordelen in de kosten die klaagster in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken, forfaitair vastgesteld op een bedrag van € 50,00.

De notaris moet deze kosten en het genoemde griffierecht binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klaagster vergoeden. Klaagster dient daarvoor tijdig haar rekeningnummer door te geven aan de notaris.

4.33.    Nu de klacht (gedeeltelijk) gegrond wordt verklaard en aan de notaris een maatregel wordt opgelegd, ziet de kamer - gelet op het bepaalde bij 103b lid 1 onder b Wna en de Richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat 2021 - aanleiding om de notaris te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak door de kamer zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van € 2.000,00 met een wegingsfactor 1, dus in totaal € 2.000,--. De notaris dient deze kosten na het onherroepelijk worden van deze beslissing te voldoen aan het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR), waarbij de in artikel 103b lid 3 Wna bepaalde termijn en de wijze waarop de kosten moeten worden voldaan door het LDCR per brief aan de notaris zullen worden meegedeeld.

5.         De beslissing

De kamer:

5.1.      verklaart de klacht voor zover deze betrekking heeft op handelen en nalaten in de periode van 23 oktober 2012 tot 8 april 2019 niet-ontvankelijk;

5.2.      verklaart de klacht voor het overige gegrond;

5.3.      legt aan de notaris de maatregel op van schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van twee weken;

5.4.      veroordeelt de notaris tot betaling aan klaagster van een bedrag van:

  • € 50,00 in verband met het genoemde griffierecht;
  • € 50,00 in verband met de genoemde kosten van klaagster,

en bepaalt dat het totaalbedrag moet worden betaald op de wijze en binnen de termijn die hiervoor onder 4.32. is omschreven;

5.5.      veroordeelt de notaris tot betaling aan de kamer van een bedrag van € 2.000,00 in verband met de genoemde kosten van behandeling van de zaak en bepaalt dat dit bedrag moet worden betaald op de wijze en binnen de termijn die hiervoor onder 4.33. is omschreven.

Deze beslissing is gegeven door mr. C. Kool, plaatsvervangend voorzitter, mr. W.F.J. Aalderink, plaatsvervangend rechterlijk lid, en mr. M.A. Rosenbrand-Biesheuvel, notarieel lid.

Uitgesproken in het openbaar op 17 april 2023 door mr. W.F.J. Aalderink, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Hoger beroep tegen deze beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van de aangetekende brief waarbij van deze beslissing kennis is gegeven - bij het gerechtshof in Amsterdam, postadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.