ECLI:NL:TNORSHE:2023:28 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2023/01

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2023:28
Datum uitspraak: 17-07-2023
Datum publicatie: 19-02-2024
Zaaknummer(s): SHE/2023/01
Onderwerp: Personen- en Familierecht, subonderwerp: Testamenten
Beslissingen: Klacht gegrond met schorsing als notaris
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de notaris dat hij onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld. Zo had de notaris wetenschap van het overlijden van de zus van klaagster en de inhoud van haar testament waarin klaagster via een zogenaamde tweetrapsmaking erfgenaam (verwachter) werd van haar overleden zus, maar heeft hij klaagster niet (tijdig) geïnformeerd over haar positie in de nalatenschap. Nadat de erfgenaam van de zus van klaagster overleed en klaagster erfgename werd, heeft de notaris klaagster evenmin geïnformeerd. Vervolgens heeft de verkoopopbrengst van het appartementsrecht van de aanvankelijke erfgenaam van de zus van klaagster jarenlang op de derdengeldrekening gestaan zonder dat enige actie richting de rechthebbenden, waaronder klaagster, werd ondernomen. Bovendien heeft de notaris op enig moment klaagster toegezegd haar nader te informeren, maar is hij die toezegging niet (tijdig) nagekomen. De klacht wordt grotendeels gegrond verklaard.

Klachtnummer    : SHE/2023/1

Datum uitspraak : 17 juli 2023

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van:


mevrouw [X] (hierna: klaagster),

wonende in [plaatsnaam],

gemachtigde: mevrouw mr. E. van Haasteren, advocaat in Leiden,

tegen

notaris de heer mr. [Y] (hierna: notaris),

gevestigd in [plaatsnaam].

1.          De procedure


1.1.       Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:

  • de klacht (met bijlagen), door de kamer per e-mail ontvangen op 15 januari 2023;
  • het verweerschrift van de notaris;
  • het e-mailbericht (met bijlagen) van de gemachtigde van klaagster van 5 mei 2023;
  • het e-mailbericht (met bijlage) van de gemachtigde van klaagster van 14 mei 2023.

1.2.       De klacht is mondeling behandeld op de openbare zitting van de kamer van 15 mei 2023.
Klaagster, bijgestaan door haar gemachtigde, en de notaris zijn daarbij aanwezig geweest en hebben hun standpunten over en weer toegelicht. Aan de zijde van klaagster is dit mede gedaan aan de hand van pleitnotities, die zij aan de kamer en de notaris heeft overhandigd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de notaris ermee ingestemd dat het e-mailbericht (met bijlage) van de gemachtigde van klaagster van 14 mei 2023 onderdeel uitmaakt van het procesdossier.

2.          De feiten

Voor de beoordeling van de klacht acht de kamer de volgende feiten van belang.

2.1.       [A] (hierna: A), een zus van klaagster, heeft op 9 juli 1993 een testament op laten stellen waarin zij haar levensgezel, de heer [B] (hierna: [B]), tot haar enige erfgenaam heeft benoemd. In het betreffende testament staat onder andere het volgende vermeld:

B. ERFSTELLINGEN/FIDEI-COMMIS DE RESIDUO

Indien ik kom te overlijden zonder afstammelingen na te laten vóór mijn genoemde levensgezel, beschik ik alsvolgt over mijn nalatenschap:

  1. Ik benoem mijn genoemde levensgezel tot mijn enige erfgenaam, onder de last van het onder het hierna sub C.1. gemaakte legaat.

Ik bepaal, dat hetgeen hij uit mijn nalatenschap verkrijgt, wordt verkregen bijwege van een erfstelling fidei-commis de residuo, zodat hetgeen hij onvervreemd of onverteerd daarvan achterlaat, zal toekomen aan na te noemen verwachters.

  1. Ik benoem tot verwachters:

mijn bloedverwanten, die mijn erfgenamen volgens de wet zouden zijn geweest, indien ik ongehuwd en zonder afstammelingen na te laten, overleden zou zijn, tezamen en voor gelijke delen, met het recht van plaatsvervulling, waarbij de plaatsvervulling dient te worden toegepast vóór de aanwas.

De plaatsvervulling heeft ook betrekking op kinderen van de vooroverleden verwachter, die bij mijn overlijden nog niet geboren waren.’

2.2.       [A] is op 11 juni 2009 overleden zonder afstammelingen na te laten. De notaris heeft een verklaring van erfrecht afgegeven aan [B].

2.3.       [B] heeft op 28 september 2009 voor een bedrag van € 34.500,00 een appartementsrecht in [plaatsnaam] gekocht. De akte van levering werd verleden door de notaris.

2.4.       [B] is op 6 maart 2016 overleden. De notaris heeft een verklaring van erfrecht afgegeven aan de erfgenamen van [B].

2.5.       Het appartementsrecht is door de erfgenamen van [B] verkocht en op 18 mei 2016 geleverd aan een derde voor een bedrag van € 22.500,00. De akte van levering is verleden door de notaris. De verkoopopbrengst is naar de derdengeldenrekening van de notaris overgemaakt.

2.6.       Een broer van klaagster heeft in 2022 een akte laten passeren door de notaris. Aan hem werd door een medewerkster van de notaris, mevrouw [C] (hierna: [C]), gevraagd of hij familie was van [A] omdat er nog “iets zou lopen”. [C] heeft daarna bij deze broer van klaagster de adresgegevens van de andere broers en zussen opgevraagd.

2.7.       In september 2022 heeft klaagster telefonisch contact opgenomen met de notaris.

2.8.       In het e-mailbericht van 1 december 2022 heeft klaagster onder andere alle adres- en contactgegevens van haar broers en zussen aan de notaris kenbaar gemaakt en aan hem het volgende medegedeeld:

Daar u telefonisch een toezegging heeft gedaan dat alle broers en zussen van [A] eind november een brief zouden ontvangen met alle informatie, komt hier niet veel van terecht. Nu blijkt dat niemand van het dossier van mijn zus [A] op de hoogte is. Ook blijkt het al eerder te zijn overgedragen aan iemand anders. Kortom heel veel verwarring en heel veel vragen van de familie.

Ook is er aan mijn zus [D] telefonisch doorgegeven dat alles weer opnieuw moet worden uitgezocht. Veel vraagtekens dus.

En dat na bijna 6 jaar ±

De familie zou het bijzonder op prijs stellen als het dossier wordt opgepakt en naar behoren wordt afgewikkeld en bij voorkeur nog voor het einde van 2022 .’

2.9.       Bij e-mailbericht van 2 december 2022 heeft de notaris daarop gereageerd naar klaagster:

Ik heb vernomen dat de door mij opgevraagde gegevens nog niet binnen zijn en derhalve kan ik vooralsnog geen verdere mededelingen doen. Ik vind het uiteraard ook vervelend en normaal zijn de gegevens van mijn eigen gemeente ook eerder binnen.

Voor de duidelijkheid het zijn gegevens die ik niet zelf uit het de registers van de gemeente kan halen.

Indien deze begin volgend jaar nog niet binnen zijn zal ik verdere actie ondernemen. Ik zal dan ook geen toezegging meer doen dat ik deze maand nog eea kan uitvoeren en/of mensen kan vrijmaken deze maand .’

2.10.      Bij brief van 19 januari 2023 heeft de notaris aan klaagster onder andere medegedeeld:

(…) Met andere woorden: uw zus heeft haar levensgezel de heer [B] alles nagelaten maar wat daar na zijn overlijden nog van over is, ook na wederbelegging van de gelden uit de nalatenschap, komt aan u toe (als iemand die nog iets te verwachten heeft). Daarom stuur ik u deze brief.

(…)

Geconcludeerd kan worden dat u met uw elf broers en zussen (totaal 12 broers en zussen) de verwachters van mevrouw [A] bent.

(…)

De overgebleven verkoopopbrengst van de woning heeft een positief saldo welke ongeveer € 20.000,- bedraagt. Dit maakt dat u als verwachter een bedrag van ongeveer € 1.667,- toekomt.

Graag verzoek ik u bijgevoegd formulier in te vullen en aan mij te retourneren in de bijgevoegde retourenvelop. Zodra ik van alle verwachters reactie heb mogen ontvangen, kan ik overgaan tot het berekenen van het exacte bedrag uitkering van het van het bedrag dat u toekomt. Ook vraag ik u mij de contactgegevens te doen toekomen van uw broer (…) woonachtig in België.

3.          De klacht

3.1.       Klaagster verwijt de notaris dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld. De kamer begrijpt dat de klacht, kort gezegd, uit de volgende klachtonderdelen bestaat:

  1. de notaris had wetenschap van het overlijden van [A] en de inhoud van haar testament waarin klaagster via een zogenaamde tweetrapsmaking erfgenaam (verwachter) werd van haar overleden zus, maar heeft klaagster daarover niet (tijdig) geïnformeerd;
  2. de notaris had wetenschap van het overlijden van [B] en de verkoopopbrengst van het appartementsrecht van [B], welk bedrag de notaris onder zich heeft gehouden vanaf 2016, maar heeft klaagster of andere familieleden (de verwachters) daar niet (tijdig) over geïnformeerd;
  3. de notaris heeft in september 2022 aan klaagster toegezegd voor eind november 2022 de verwachters te informeren over hun rechten met betrekking tot de nalatenschap van [A], maar hij is deze toezegging niet nagekomen. Ook zijn vele vragen van klaagster door de notaris onbeantwoord gelaten.

3.2.       De notaris heeft verweer gevoerd tegen de klacht. Voor zover dit verweer van belang is voor de beoordeling, zal dit hierna worden besproken.

4.          De beoordeling

Reikwijdte van het tuchtrecht

4.1.       Op grond van artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De tuchtrechter toetst of hun handelen of nalaten in strijd is met het bepaalde in de Wna en andere toepasselijke bepalingen. Ook kan de tuchtrechter toetsen of zij voldoende zorg in acht hebben genomen ten opzichte van de (rechts)personen voor wie zij optreden en of zij daarbij hebben gehandeld zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar behoort te doen.

Klachtonderdeel 1

4.2.       Klaagster verwijt de notaris dat hij haar na het overlijden van [A] als verwachter had moeten inlichten, maar dat hij dat heeft nagelaten. In dit verband verwijst klaagster naar de beslissing van het gerechtshof Amsterdam van 10 mei 2022 (ECLI:NL:GHAMS:2022:1309). Volgens klaagster blijkt daaruit dat uit de op de notaris rustende zorgplicht ex artikel 17 Wna volgt dat wanneer aan de notaris wordt gevraagd een verklaring van erfrecht af te geven, hij de primaire verwachters van een tweetrapsmaking moet informeren over hun positie in de nalatenschap. 

4.3.       De notaris heeft aangevoerd dat hij na het overlijden van [A] de verwachters niet heeft geïnformeerd, omdat hij in 2009 van die informatieplicht niet op de hoogte was. Dat is hem pas bekend geworden na de uitspraak van het gerechtshof van vorig jaar. Volgens de notaris valt hem geen verwijt te maken.

4.4.       De kamer is van oordeel dat dit verweer de notaris niet baat. Weliswaar is de beslissing van het gerechtshof Amsterdam meer dan 10 jaar na het overlijden van [A] gegeven, maar de op de notaris rustende zorgplicht uit artikel 17 Wna bracht ook al in 2009 met zich mee dat wanneer hij gevraagd werd een verklaring van erfrecht af te geven, hij de primaire verwachters moest informeren over hun positie in de nalatenschap van de overledene. Een primaire verwachter heeft direct na het overlijden van erflater bepaalde rechten als erfgenaam onder opschortende voorwaarde, zoals het recht op een boedelbeschrijving en heeft er dus belang bij daarover te worden geïnformeerd door de behandelend notaris die de verklaring van erfrecht afgeeft. Dit klachtonderdeel is dan ook gegrond.  

Klachtonderdeel 2

4.5.      Vervolgens verwijt klaagster de notaris dat hij haar en de overige verwachters niet heeft geïnformeerd over het overlijden van [B] in 2016, waardoor klaagster erfgename van [A] werd, en dat hij jarenlang de verkoopopbrengst van het appartementsrecht van [B] onder zich heeft gehouden op de derdengeldenrekening zonder enige actie richting de rechthebbenden te hebben ondernomen. Pas in 2022 werd een broer van klaagster door een medewerkster van de notaris getipt over het feit dat er nog “iets zou lopen” inzake de nalatenschap van [A].

4.6.       De notaris heeft erkend dat hij een en ander voortvarender had moeten oppakken en dat het niet de bedoeling was de verkoopopbrengst zo lang op de derdengeldenrekening te laten staan. Hij heeft aangevoerd dat hij geen zicht had op de derdengeldenrekening waar vele mutaties per dag op plaatsvinden en dat hij er niet eerder door zijn boekhouder op werd gewezen.

4.7.       De kamer is van oordeel dat de notaris onvoldoende zorg in acht heeft genomen om de rechthebbenden van de verkoopopbrengst op te sporen terwijl daarvoor voldoende aanknopingspunten aanwezig waren. Daarnaast is het opmerkelijk dat een bedrag van ongeveer € 20.000,00 sinds 2016 op de derdengeldenrekening van de notaris heeft kunnen staan en dat dit tot eind 2022 niet is opgemerkt door de notaris. Voor zover dat mede te wijten is aan het handelen of nalaten van een medewerkster of de boekhouder van de notaris wordt dat aan de notaris toegerekend. Aan de zijde van de notaris was er wetenschap van de tweetrapsmaking in het testament van [A]. Naar het oordeel van de kamer heeft de notaris tuchtrechtelijk ernstig verwijtbaar gehandeld. Allereerst had de notaris gelet op de onder 2.1 genoemde erfstelling niet buiten de verwachters om mogen meewerken aan verkoop en levering van het appartementsrecht. Bovendien had de notaris nadat het appartementsrecht was verkocht en geleverd en de koopsom was gestort op zijn derdenrekening, met enige voortvarendheid de verwachters dienen op te sporen zodat hij aan hen de verkoopopbrengst van het appartementsrecht zou kunnen uitbetalen. Dit klemt temeer daar het de notaris bekend was dat de erfgenamen van [B] daar ook geen aanspraak op maakten. In plaats daarvan heeft hij de gelden jarenlang onder zich gehouden en is deze kwestie bij toeval aan het licht gekomen. De kamer heeft er weinig vertrouwen in dat dit een incident betreft, aangezien de notaris tijdens de mondelinge behandeling toegelicht heeft dat hij geen zicht had op de derdengeldenrekening. Dit klachtonderdeel wordt dan ook gegrond verklaard.

Klachtonderdeel 3

4.8.      In dit laatste klachtonderdeel verwijt klaagster de notaris dat hij ondanks gedane toezeggingen in 2022 haar niet tijdig geïnformeerd heeft over de afwikkeling van de nalatenschap van [A] en dat hij vele van haar vragen onbeantwoord heeft gelaten.

4.9.       De notaris verweert zich door aan te voeren dat het achterhalen van de vele verwachters meer tijd in beslag heeft genomen dan verwacht. Deze vertraging kan hem echter niet tegengeworpen worden omdat hij afhankelijk was van informatie uit diverse gemeenten. Ook liet de uitvraag naar gegevens van een verwachter die woonachtig was in België op zich wachten. De notaris is van mening dat hij vanaf 2022 voortvarend heeft gehandeld in het belang van de verwachters die hij allen gelijktijdig en juist wilde informeren. De notaris stelt zich op het standpunt dat hij geen fragmentarische informatie kan en mag verstrekken. 

4.10.      De kamer oordeelt als volgt. Uit de bijlagen bij de klacht blijkt dat klaagster op 1 december 2022 een e-mailbericht naar de notaris heeft gestuurd met daarin alle actuele adresgegevens van haar broers en zussen. De notaris heeft daarop gereageerd per e-mailbericht van 2 december 2022. De kamer gaat er dan ook vanuit dat hij de lijst met gegevens in goede orde ontvangen heeft, zodat hij de juiste gemeenten had kunnen aanschrijven. Kennelijk heeft dit niet plaatsgevonden waardoor tijd verloren is gegaan. Alhoewel het slordig te noemen is dat de notaris tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard niet bekend te zijn met de adressenlijst, acht de kamer dit laatste niet zondermeer tuchtrechtelijk verwijtbaar. De notaris heeft immers wel de gegevens bij de gemeenten opgevraagd om op deze manier de verwachters te achterhalen.

Daarentegen is de kamer van oordeel dat het niet nakomen van de in september 2022 gedane toezegging om de vele vragen van klaagster te beantwoorden, de notaris wel valt te verwijten. Volgens klaagster zou de notaris haar informeren over een eventuele beneficiaire aanvaarding en over de verjaringstermijn van vijf jaar. Ook zou hij haar een specificatie geven van het te ontvangen bedrag uit de nalatenschap van [A]. De notaris heeft niet weersproken dat hij deze toezeggingen heeft gedaan. Dat de notaris deze informatie eind november 2022 niet heeft verstrekt, wordt hem gelet op bovenstaande niet verweten, maar wel dat de notaris dit heeft nagelaten alsnog bij brief van 19 januari 2023 te doen. De kamer merkt hierbij op dat daarbij niet alle broers en zussen tegelijk zijn geïnformeerd door de notaris. De gegevens van de broer woonachtig in België waren kennelijk bij de notaris nog niet bekend. Hij heeft geen brief van de notaris ontvangen. Het argument van de notaris dat hij heeft willen wachten tot alle adresgegevens via de daartoe geëigende weg ontvangen waren, is dan ook onbegrijpelijk.  

Conclusie en maatregel

4.11.      Uit het voorgaande volgt dat de klacht grotendeels gegrond is waarbij de kamer ook oordeelt dat de notaris een tuchtrechtelijk ernstig verwijt valt te maken. Bij de beoordeling van de vraag welke maatregel in deze zaak passend en geboden is, overweegt de kamer het volgende. Een notaris behoort te handelen zoals een zorgvuldig notaris betaamt. Deze kernwaarde heeft de notaris niet nageleefd en als gevolg daarvan zijn de belangen van klaagster ernstig veronachtzaamd. Daarmee heeft de notaris voor klaagster het vertrouwen in het notariaat schade toegebracht. Vast staat dat de verkoopopbrengst van het appartementsrecht van [B] ruim zes jaar na diens overlijden onopgemerkt op de derdengeldenrekening van de notaris heeft kunnen staan terwijl er wetenschap was van het bestaan van verwachters en dat de notaris vervolgens zijn gedane toezeggingen aan klaagster om vele -en naar het oordeel van de kamer gelet op de handelswijze van de notaris te begrijpen- vragen te beantwoorden niet is nagekomen. Slechts bij toeval is deze kwestie aan het licht gekomen. Zoals onder 4.7. is overwogen heeft de kamer er weinig vertrouwen in dat dit slechts een incident betreft, omdat de notaris tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard dat hij geen zicht had op de derdengeldenrekening, daar geen controle over heeft en de inlogcodes daarvan niet kent. Dit baart de kamer zeer grote zorgen en klemt temeer omdat de notaris al eerder, in 2014, tuchtrechtelijk is veroordeeld, waarbij het onder meer ook ging om onzorgvuldigheid bij op zijn derdengeldenrekening gedeponeerde gelden. De notaris behoorde in 2016, toen deze kwestie een aanvang nam, op dit punt al gewaarschuwd te zijn en voorzorgsmaatregelen te treffen. Dat de notaris tijdens de mondelinge behandeling heeft gesteld dat het toezicht op de derdengeldenrekening inmiddels is aangescherpt, kan hem dan ook niet baten. D e kamer acht de maatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van twee weken in dit geval passend en geboden.

4.12.      Voor een overzicht van de werkzaamheden die de notaris wel en niet mag verrichten gedurende zijn schorsing verwijst de kamer naar overweging 6.15 van de beslissing van het gerechtshof Amsterdam van 14 januari 2020 (ECLI:NL:GHAMS:2020:137).

Proceskosten

4.13.      Omdat de klacht (gedeeltelijk) gegrond wordt verklaard, moet de notaris op grond van het bepaalde bij artikel 99 lid 5 Wna het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,00 aan haar vergoeden.

4.14.      De kamer ziet aanleiding om de notaris, gelet op het bepaalde bij artikel 103b lid 1 onder a Wna en de Richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat 2021, te veroordelen in de volgende kosten:

  • de kosten die klaagster in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken, forfaitair vastgesteld op een bedrag van € 50,00;
  • de kosten van klaagster in verband met door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, vastgesteld op een punt voor het bijwonen van de zitting, waarbij de kamer de waarde per punt vaststelt op € 525,00 met een wegingsfactor 1, dus in totaal € 525,00.

De notaris moet deze kosten en het genoemde griffierecht binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klaagster vergoeden. Klaagster dient daarvoor tijdig haar rekeningnummer door te geven aan de notaris.

4.15.      Nu de klacht (gedeeltelijk) gegrond wordt verklaard en aan de notaris een maatregel wordt opgelegd, ziet de kamer - gelet op het bepaalde bij 103b lid 1 onder b Wna en de Richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat 2021 - aanleiding om de notaris te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak door de kamer zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van € 2.000,00 met een wegingsfactor 1, dus in totaal € 2.000,00. De notaris dient deze kosten na het onherroepelijk worden van deze beslissing te voldoen aan het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR), waarbij de in artikel 103b lid 3 Wna bepaalde termijn en de wijze waarop de kosten moeten worden voldaan door het LDCR per brief aan de notaris zullen worden meegedeeld.

5.          De beslissing

De kamer:

5.1.       verklaart de klachtonderdelen 1 en 2 (zoals hiervoor weergegeven onder 3.1.) gegrond;

5.2.       verklaart klachtonderdeel 3 (zoals hiervoor weergegeven onder 3.1.) gegrond voor zover deze betrekking heeft op het door de notaris onbeantwoord laten van vele vragen van klaagster;

5.3.       verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

5.4.       legt aan de notaris de maatregel op van schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van twee weken;

5.5.       veroordeelt de notaris tot betaling aan klaagster van een bedrag van:

  • € 50,00 in verband met het genoemde griffierecht;
  • € 50,00 in verband met de genoemde kosten van klaagster;
  • € 525,00 in verband met de genoemde kosten van rechtsbijstand van klaagster,

en bepaalt dat het totaalbedrag moet worden betaald op de wijze en binnen de termijn die hiervoor onder 4.14. is omschreven;

5.6.       veroordeelt de notaris tot betaling aan de kamer van een bedrag van € 2.000,00 in verband met de genoemde kosten van behandeling van de zaak en bepaalt dat dit bedrag moet worden betaald op de wijze en binnen de termijn die hiervoor onder 4.15. is omschreven.

Deze beslissing is gegeven door mr. T. Zuidema, plaatsvervangend voorzitter, mr. W.F.J. Aalderink, plaatsvervangend rechterlijk lid, en mr. M.A. Rosenbrand-Biesheuvel, notarieel lid.

Uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2023 door mr. T. Zuidema, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Hoger beroep tegen deze beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van de aangetekende brief waarbij van deze beslissing kennis is gegeven - bij het gerechtshof in Amsterdam, postadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.