ECLI:NL:TNORSHE:2023:20 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2022/48

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2023:20
Datum uitspraak: 16-10-2023
Datum publicatie: 31-10-2023
Zaaknummer(s): SHE/2022/48
Onderwerp: Personen- en Familierecht, subonderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Bij de totstandkoming van de notariële geldleningsovereenkomst tussen klaagster en haar ex-partner is de notaris verwijtbaar tekortgeschoten in zijn zorg-, informatie-/Belehrungs- en onderzoeksplicht jegens klaagster. Er was onvoldoende waarborg aanwezig om mogelijk ongewenste beïnvloeding en mogelijk misbruik van juridische onkunde en feitelijk overwicht door de ex-partner tegen te gaan. Aan de notaris is de maatregel van waarschuwing opgelegd.

Klachtnummer    : SHE/2022/48

Datum uitspraak : 16 oktober 2023

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van:

[klaagster] (hierna: klaagster),

wonende in [woonplaats],

gemachtigden: de heer mr. G.A.M.F. Spera en mevrouw mr. H.R.M. Vangeel, advocaten in Maastricht,

tegen

[de notaris] (hierna:de notaris),

gevestigd in [vestigingsplaats].

gemachtigde: de heer mr. B. van Meurs, advocaat in Sittard.

1.          De procedure

1.1.      Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:

  • de klacht (met bijlagen 1 tot en met 17), door de kamer per e-mail ontvangen op 11 november 2022;
  • het verweerschrift (met bijlage) van de notaris;
  • de e-mail (met bijlagen 18 tot en met 20) van (de gemachtigden van) klaagster van 3 juli 2023.

1.2.      De klacht is mondeling behandeld op de openbare zitting van de kamer van 17 juli 2023.
Klaagster, bijgestaan door haar gemachtigde mr. H.R.M. Vangeel, en de notaris, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. B. van Meurs, zijn daarbij aanwezig geweest en hebben hun standpunt over en weer toegelicht. Klaagster en de notaris hebben dit mede gedaan aan de hand van pleitnotities, die zij aan de kamer hebben overhandigd.

2.          De feiten

De klacht gaat over de door de notaris op 21 maart 2020 gepasseerde akte waarin de geldleningsovereenkomst is neergelegd, die klaagster en haar ex-partner hebben gesloten in het kader van de beëindiging van hun affectieve relatie. Voor de beoordeling van de klacht acht de kamer de volgende feiten van belang.

2.1.      Klaagster heeft vanaf 2012 een affectieve relatie gehad met de heer mr. [naam] (hierna: [A]). Zij waren bekenden van de notaris.

2.2.      Tijdens hun relatie hebben [A] en klaagster verschillende onderhandse geldleningsovereenkomsten gesloten op grond waarvan [A] geld heeft geleend aan klaagster.

2.3.      Klaagster en [A] hebben hun affectieve relatie medio maart 2020 beëindigd.

2.4.      Vervolgens heeft [A] de notaris benaderd met het verzoek om de in het verleden tussen hem en klaagster gesloten onderhandse geldleningsovereenkomsten vast te leggen in een notariële akte van geldleningsovereenkomst.

2.5.      Bij e-mail van vrijdag 20 maart 2020 om 15:54 uur heeft [A] het volgende aan klaagster meegedeeld:

“Overzicht schulden is gereed. Maar we moeten daarvoor bij [voornaam notaris] [kamer: de notaris] langs morgenvroeg en daarom wil ik je bellen. Totale schuld is met rente ook behoorlijk en daarover wil ik ook nog even met je hebben. Wil niet met ruzie uit elkaar, ben namelijk niet kwaad op je, dus wil die hoogte van de schuld met je bespreken. Bel me even dat praat wat makkelijker.”

2.6.      Bij e-mail van 20 maart 2020 om 16:22 uur heeft [A] het volgende aan klaagster bericht:

“Ligt daar zelfs nog boven maar heb het verlaagd naar 96.429 af te betalen in 10 jaar, per maand 976,29 inclusief rente. Mini wordt dan om niet aan mij teruggeleverd. Akkoord?

We MOETEN dit notarieel vastleggen dus het zou erg fijn als we even langs komen bij hem. [voornaam notaris] komt daarvoor speciaal naar kantoor. Als je echt schoon schip wilt maken dan hoop ik dat je dit kunt opbrengen. We kunnen in een aparte ruimte tekenen zonder Iemand te zien dus geen besmettingsgevaar De concept overeenkomst krijg je zometeen van hem toegezonden.”

2.7.      Bij e-mail van 20 maart 2020 om 17:40 uur heeft de notaris een concept-akte van geldleningsovereenkomst aan klaagster en [A] gezonden.  

2.8.      De notaris heeft op zaterdagochtend 21 maart 2020 de akte van geldleningsovereenkomst (hierna ook: de notariële geldleningsovereenkomst) gepasseerd. In deze akte staat onder meer vermeld dat [A] gedurende de affectieve relatie met klaagster verschillende bedragen aan haar ter leen heeft verstrekt, diverse kosten namens haar heeft betaald en dat van deze bedragen blijkt uit de overboekingen die zijn verricht vanuit de privébankrekening(en) van [A]. Uit de akte volgt dat [A] en klaagster in verband met de beëindiging van hun relatie willen vastleggen welk bedrag klaagster per saldo nog aan [A] is verschuldigd. In de akte staat vermeld dat klaagster in totaal € 112.929,-- heeft geleend van [A], maar dat zij van deze schuld een bedrag van € 16.500,-- inmiddels heeft voldaan door levering van een auto (type Mini Cooper S) aan [A], waardoor zij per saldo nog een bedrag van € 96.429,-- is verschuldigd aan [A]. In de akte wordt verwezen naar een aangehecht overzicht waaruit laatstgenoemd bedrag zou blijken.

2.9.      Bij e-mail van 23 maart 2020 heeft klaagster [A] gevraagd om haar het schuldenoverzicht toe te sturen voor haar administratie.

2.10.     Bij e-mail van 24 maart 2020 heeft [A] het schuldenoverzicht aan klaagster gestuurd en haar het volgende meegedeeld:

“Hier staat alles op, inclusief rente. Omdat ik met je mee wil denken heb ik het bedrag uiteindelijk rond de € 96.429 gesteld. Ik hoop dat je deze verplichtingen aan mij kunt nakomen. Het zou mijn geloof in jou namelijk weer enigszins kunnen opbouwen indien je dit overzicht serieus neemt en er vooral direct mee begint. Tegen de tijd dat de hoofdsom is afgelost kunnen we het over de rente altijd een keer hebben, dat vind ik minder belangrijk, maar wel belangrijk vind ik dat je ermee begint.”

2.11.     Op 31 januari 2022 heeft de notaris op verzoek van [A] de grosse van de notariële geldleningsovereenkomst aan hem verstrekt. Vervolgens is [A] in februari en maart 2022 overgegaan tot het leggen van executoriaal derdenbeslag onder de bankrekeningen van klaagster bij de ING Bank, op de vorderingen die klaagster zou verkrijgen op de Maatschap [naam maatschap] en op de vorderingen die klaagster op haar voormalige vennoot zou verkrijgen. Ook heeft [A] executoriaal derdenbeslag gelegd op het loon van klaagster bij haar werkgever. Ten slotte werd op het aan klaagster toekomende aandeel in de onverdeelde Maatschap [naam maatschap] beslag gelegd.

2.12.     Op 5 april 2022 heeft klaagster tegen [A] aangifte gedaan van “eenvoudige mishandeling”. De mishandelingen zouden op 13 en 14 maart 2020 hebben plaatsgevonden.

2.13.     Bij e-mail van 29 april 2022 heeft mr. Spera de notaris gevraagd om een afschrift te verstrekken van het dossier ten aanzien van de notariële geldleningsovereenkomst. Aan de notaris is verder gevraagd om een toelichting te geven op de overboekingen die worden genoemd in de notariële geldleningsovereenkomst en op de precieze toedracht van de opdracht die aan de notaris is gegeven.

2.14.     Bij e-mail van 2 mei 2022 heeft een medewerkster van de notaris aan mr. Vangeel te kennen gegeven dat de notaris in verband met zijn vakantie pas na 11 mei 2022 kan reageren.

2.15.     Bij e-mail van 11 mei 2022 heeft mr. Spera een herinnering gestuurd aan de notaris en hem verzocht uiterlijk 13 mei 2022 het dossier van de notariële geldleningsovereenkomst te verschaffen. Mr. Spera heeft daarbij aangegeven dat de kwestie in verband met het ten laste van klaagster gelegde loonbeslag “zeer spoedeisend” is.

2.16.     Bij e-mail van 17 mei 2022 heeft de notaris de gemachtigden van klaagster laten weten dat hij de dag ervoor heeft geprobeerd om telefonisch contact met hen te krijgen. Aangezien zij niet bereikbaar waren, heeft de notaris hun gevraagd om contact met hem op te nemen.

2.17.     Op 18 mei 2022 hebben de notaris en mr. Vangeel elkaar telefonisch gesproken. Op dezelfde dag heeft de notaris mr. Vangeel per mail bevestigd dat het hem vanwege zijn overvolle agenda, cursussen, feestdagen en een aantal vrije dagen pas medio juni 2022 zal lukken om te reageren op het verzoek om informatie.

2.18.     Bij e-mail van 19 mei 2022 heeft mr. Spera de notaris verzocht om het dossier binnen zeven dagen te verstrekken en heeft hij de notaris verweten dat hij bij de totstandkoming van de notariële geldleningsovereenkomst is tekortgeschoten in zijn zorgplicht jegens klaagster. De notaris is aansprakelijk gesteld voor de als gevolg daarvan door klaagster geleden schade.

2.19.     Op 20 mei 2022 heeft klaagster [A] in een gerechtelijke procedure betrokken en in incident (kort gezegd) gevorderd dat de executie van de door [A] gelegde beslagen zou worden geschorst. Vervolgens heeft de rechtbank de executie geschorst. Het betreffende vonnis is in hoger beroep bekrachtigd.

In de hoofdzaak heeft klaagster onder andere de vernietiging van de notariële geldleningsovereenkomst op grond van bedreiging en misbruik van omstandigheden gevorderd. Ten tijde van de mondelinge behandeling van deze klacht liep die procedure nog.

2.20.     Bij brief van 24 mei 2022 heeft de gemachtigde van de notaris aan mr. Spera laten weten dat hij op 8 juni 2022 een bespreking zou hebben met de notaris en dat hij daarna in de week van 13 juni 2022 met een inhoudelijke reactie zou komen. In dezelfde brief heeft de gemachtigde van de notaris te kennen gegeven dat hij de komende tijd zou beoordelen of en in hoeverre de notaris, mede in verband met zijn geheimhoudingsplicht jegens [A], verplicht is om tot afgifte van het dossier over te gaan en dat daar mogelijk ook advies over zou worden ingewonnen bij het Notarieel Bureau.  

2.21.     Bij brief van 28 juni 2022 heeft de gemachtigde van de notaris een uitgebreide reactie aan mr. Vangeel gestuurd. Bij deze brief zijn negen documenten uit het dossier van de notaris gevoegd, waarvan de notaris meent dat die konden worden verstrekt zonder zijn geheimhoudingsplicht te schenden. Namens de notaris is geen aansprakelijkheid erkend voor de door klaagster gestelde schade.  

3.          De klacht

3.1.      De klacht van klaagster bestaat (kort gezegd) uit de volgende twee klachtonderdelen.

1. Klaagster verwijt de notaris dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld rondom de totstandkoming van de notariële geldleningsovereenkomst van 21 maart 2020. Zo heeft de notaris volgens klaagster geen oog gehad voor haar belangen en zwakkere positie, heeft hij nagelaten om de wil van klaagster te controleren, heeft hij de feiten onvoldoende onderzocht en heeft hij klaagster niet geïnformeerd over de rechtsgevolgen.

2. Klaagster verwijt de notaris dat hij zijn eigen belang en het belang van [A] heeft laten prevaleren boven het belang van klaagster door documenten uit het dossier pas eind juni 2022 aan klaagster te verstrekken, terwijl het dossier al op 29 april 2022 namens haar was opgevraagd.  

3.2.      De notaris heeft verweer gevoerd tegen de klacht. Voor zover dit verweer van belang is voor de beoordeling, zal dit hierna worden besproken.

4.          De beoordeling  

Toetsnorm

4.1.      Op grond van artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De tuchtrechter toetst of hun handelen of nalaten in strijd is met het bepaalde in de Wna en andere toepasselijke bepalingen. Ook kan de tuchtrechter toetsen of zij voldoende zorg in acht hebben genomen ten opzichte van de (rechts)personen voor wie zij optreden en of zij daarbij hebben gehandeld zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar behoort te doen.

4.2.      Zo moet een notaris het ambt in onafhankelijkheid uitoefenen en de belangen van alle bij de rechtshandeling betrokken personen op onpartijdige wijze en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid behartigen (artikel 17 lid 1 Wna). Een notaris heeft op grond van artikel 43 lid 1 Wna een informatie- en een zogeheten Belehrungspflicht (en in bepaalde gevallen een waarschuwingsplicht). Volgens deze bepaling moet een notaris de partijen bij de akte en de bij het verlijden van de akte eventueel verschijnende andere personen tijdig voor het passeren van de akte de gelegenheid geven om van de inhoud van de akte kennis te nemen. Op grond van zijn informatieplicht moet een notaris voorafgaand aan het passeren van een akte bovendien de zakelijke inhoud van de akte bespreken en daarop een toelichting geven. Zo nodig moet hij daarbij ook wijzen op de gevolgen die voor partijen uit de inhoud van de akte voortvloeien.

De zorgplicht van een notaris brengt ook mee dat hij met inachtneming van de belangen van alle betrokken partijen de rechtszekerheid dient te waarborgen. Hieruit vloeit voort dat een notaris geen akten opmaakt en laat inschrijven zonder voorafgaand deugdelijk onderzoek te verrichten. Zijn functie in het rechtsverkeer brengt ook mee dat hij is gehouden naar vermogen te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van juridische onkunde en feitelijk overwicht.

4.3.      De kamer zal bij de beoordeling van de twee klachtonderdelen de handelwijze van de notaris aan deze (wettelijke) normen toetsen.

Klachtonderdeel 1 (totstandkoming notariële geldleningsovereenkomst)

Standpunt klaagster

4.4.      Klaagster stelt dat [A] haar tijdens en na een skivakantie in Oostenrijk op 13 respectievelijk 14 maart 2020 heeft mishandeld en dat dat de aanleiding voor de breuk was tussen hen. [A] heeft kort daarna de notaris telefonisch benaderd met het verzoek om een notariële geldleningsovereenkomst op te maken. Daarbij heeft hij aangestuurd op een snelle afhandeling. [A] is fiscaal jurist en had belang bij de notariële geldleningsovereenkomst. Klaagster is fysiotherapeute en een leek op juridisch gebied. Zij was destijds nog ontdaan en emotioneel van alle gebeurtenissen en voelde zich door [A] onder druk gezet om de notariële geldleningsovereenkomst te ondertekenen. De notaris is bevriend met [A] en hij kent klaagster ook. Aangezien de notaris op de hoogte was van de situatie - in ieder geval van de recente breuk - had de notaris in het bijzonder oog moeten hebben voor de positie van klaagster. Dat de notaris dit heeft nagelaten, blijkt volgens klaagster uit het volgende.

  • De notaris heeft voorafgaand aan het opmaken van de concept-akte van geldleningsovereenkomst alleen overleg gehad met [A] over de inhoud van de akte. Klaagster was op geen enkele manier betrokken bij het opstellen van de concept-akte.
  • In de notariële geldleningsovereenkomst zijn eerder door klaagster en [A] gesloten onderhandse geldleningsovereenkomsten en door [A] namens klaagster betaalde kosten vastgelegd. De notaris heeft onvoldoende onderzoek gedaan naar deze onderhandse geldleningsovereenkomsten en betaalde kosten met een voor particulieren ongebruikelijk hoog totaalbedrag. Als hij dat wel had gedaan, had hij ontdekt dat een gedeelte van de vordering van [A] op klaagster van in totaal € 50.115,-- betrekking had op geldleningsovereenkomsten die dateren van 2012 tot en met 2014. In de betreffende geldleningsovereenkomsten is bepaald dat de ter leen verstrekte gelden uiterlijk 31 december 2014 moesten worden terugbetaald. Die vorderingen van in totaal € 50.115,-- waren op 1 januari 2020 dus verjaard. Hetzelfde geldt voor de kosten die [A] in 2012 tot en met 2014 namens klaagster heeft betaald. De notaris had klaagster moeten informeren en waarschuwen dat een groot deel van de vordering van [A] uit hoofde van de onderhandse geldleningsovereenkomsten en betaalde kosten was verjaard en dat klaagster met de notariële geldleningsovereenkomst afstand deed van die verjaring en [A] een nieuwe - zelfs executoriale - titel verschafte. Indien klaagster bekend was geweest met de (gevolgen van) verjaring en de (gevolgen van een) executoriale titel had zij de notariële geldleningsovereenkomst niet getekend. Klaagster is door de notariële geldleningsovereenkomst immers in een ongunstigere positie terechtgekomen.
  • Als gevolg van het feit dat de notaris onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de onderhandse geldleningsovereenkomsten en de door [A] betaalde kosten, is bij de vaststelling van het door klaagster aan [A] verschuldigde bedrag ten onrechte geen onderscheid gemaakt tussen vorderingen op klaagster in privé en op klaagster in haar hoedanigheid van vennoot van de maatschap.
  • De notaris heeft de concept-akte van geldleningsovereenkomst in strijd met artikel 43 Wna niet tijdig aan klaagster verzonden. Los van het feit dat klaagster de aan haar verzonden e-mail met concept-akte niet heeft kunnen terugvinden, zat tussen het moment van verzending op vrijdag 20 maart 2020 om 17:40 uur en het moment van passeren op zaterdag 21 maart 2020 om 10:30 uur minder dan 24 uur. Klaagster heeft de notariële geldleningsovereenkomst voorafgaand aan het passeren niet kunnen lezen.
  • Voorafgaand aan de ondertekening van de notariële geldleningsovereenkomst was klaagster niet op de hoogte van de concrete samenstelling van het totale geldleningsbedrag. Zij heeft het in die akte opgenomen bedrag dus niet kunnen controleren. De notaris had dit moeten opmerken tijdens de passeerafspraak. Klaagster heeft pas drie dagen na de passeerafspraak het door [A] opgestelde schuldenoverzicht van hem ontvangen.
  • In de notariële geldleningsovereenkomst staat onder het kopje “VOOROPSTELLING” onder meer het volgende vermeld:“- Gedurende hun affectieve relatie heeft [A] aan [klaagster] verschillende bedragen ter leen verstrekt en diverse kosten namens [klaagster] betaald; - Van deze bedragen blijkt uit de overboekingen die zijn verricht vanuit de privé-bankrekening(en) van [A]”.

De laatst geciteerde zin wekt de indruk dat de notaris de door [A] aan klaagster geleende bedragen heeft geverifieerd en heeft vastgesteld dat deze uit overboekingen volgen. Dat laatste blijkt niet juist. Bij brief van de gemachtigde van de notaris van 28 juni 2022 zijn slechts twee “transactiedetails” verstrekt. De betreffende overboekingen vertegenwoordigen nog niet de helft van het totaalbedrag van de geldlening. Bovendien heeft één van de twee overboekingen geen betrekking op klaagster in privé. In de notariële geldleningsovereenkomst wordt opvallend genoeg niet verwezen naar de onderhandse geldleningsovereenkomsten. Klaagster vermoedt dat de onderhandse geldleningsovereenkomsten pas aan het dossier van de notaris zijn toegevoegd toen klaagster in 2022 vragen begon te stellen.  

  • Klaagster voelde zich ook onder druk gezet door de notaris, omdat hij zijn kantoor speciaal voor de passeerafspraak op zaterdag had geopend.

Standpunt notaris

4.5.      De notaris heeft aangegeven het te betreuren dat de gemachtigden van klaagster, ondanks verzoeken daartoe, niet hebben gereageerd op de uitgebreide brief van de gemachtigde van de notaris van 28 juni 2022. In plaats daarvan heeft klaagster direct een klacht ingediend.

Verder heeft de notaris het volgende aangevoerd. Hij en [A] zijn jeugdvrienden. Via [A] is de notaris later ook bevriend geraakt met klaagster. [A] heeft de notaris in maart 2020 benaderd op uitdrukkelijk verzoek van klaagster. [A] was liever naar een andere notaris gegaan. Dit blijkt uit de door de notaris overgelegde schriftelijke verklaring van [A].     

Dat de passeerafspraak op een zaterdag heeft plaatsgevonden, had een specifieke reden. Klaagster en [A] waren namelijk vlak daarvoor teruggekeerd uit een skigebied in Oostenrijk. Destijds verspreidde het coronavirus zich daar fors. Omdat de Nederlandse samenleving in lockdown was vanwege het coronavirus, klaagster en [A] uit een hoog risicogebied kwamen, zij aangaven (corona gerelateerde) klachten te hebben en de notaris zijn personeel niet wilde blootstellen aan het risico van een mogelijke coronabesmetting heeft de notaris zijn kantoor op zaterdag geopend voor klaagster en [A]. 

De notaris betwist dat hij geen aandacht had voor de belangen van klaagster. Op 21 maart 2020 heeft de notaris klaagster voorafgaand aan het passeren van de notariële geldleningsovereenkomst onder vier ogen gesproken. Dit blijkt ook uit de door de notaris overgelegde schriftelijke verklaring van [A]. De notaris heeft tijdens dat gesprek geoordeeld dat klaagster in staat was om te begrijpen waar het concreet om ging en dat zij niet kenbaar werd gehinderd door bijvoorbeeld emoties of een aandoening die maakten dat zij haar wil niet meer goed kon bepalen. Klaagster kwam op de notaris oplettend en zelfbewust over. Zij maakte geen wezenlijk andere indruk dan tijdens eerdere (privé)gesprekken. De notaris was ten tijde van het passeren van de notariële geldleningsovereenkomst niet op de hoogte van de pas in 2022 door klaagster gestelde mishandeling. Klaagster had hem daarover in 2020 niets verteld en er waren ook geen aanwijzingen voor. De notaris waakt altijd voor signalen die duiden op druk of emotie, maar die waren bij klaagster niet aanwezig. Klaagster heeft hem meegedeeld de toelichting op de akte en de gevolgen van de akte te begrijpen en de akte te willen tekenen, zodat “het geregeld zou zijn”. Klaagster wenste mee te werken aan de notariële geldleningsovereenkomst, omdat deze de onderhandse geldleningsovereenkomsten verving en op verschillende onderdelen gunstiger was voor klaagster dan de onderhandse geldleningsovereenkomsten. De notariële geldleningsovereenkomst bevatte immers een lager rentepercentage, een terugbetaling in termijnen, een langere aflossingstermijn en een extra kwijtschelding. Bovendien werd hierin vastgelegd dat klaagster een substantieel bedrag niet hoefde terug te betalen als ze de auto (type Mini Cooper S) aan [A] zou overdragen. De onderhandse geldleningsovereenkomsten waren bij klaagster bekend, dus van een kennisvoorsprong bij [A] was geen sprake. Klaagster heeft in het verleden ook in privé meermaals met de notaris gesproken over de onderhandse geldleningsovereenkomsten.

Verder heeft de notaris klaagster in het één op één gesprek gewezen op het feit dat de akte van geldleningsovereenkomst een executoriale titel vormt en op de gevolgen van een executoriale titel. Ook heeft de notaris met klaagster besproken dat de nakoming van een geldleningsovereenkomst aan verjaring onderhevig is en dat het recht op nakoming van de oudste onderhandse geldleningsovereenkomst mogelijk was verjaard, maar dat de notaris dit niet kon vaststellen bij gebrek aan nadere informatie. Klaagster nam hier toen genoegen mee. De notaris hoefde dus geen nader onderzoek naar mogelijke verjaring te doen. Verder is volgens de notaris van belang dat er tussen klaagster en [A] nader was afgesproken dat de aflossing van de schuld aan [A] pas vanaf 2020 hoefde plaats te vinden, zodat de notaris redelijkerwijs mocht aannemen dat van verjaring nog geen sprake was.

Na het één op één gesprek met klaagster heeft [A] zich bij de bespreking gevoegd. De notaris heeft de hele akte voorgelezen en nogmaals toegelicht. Uit de door de notaris overgelegde schriftelijke verklaring van [A] volgt dat ook toen is gesproken over het onderwerp verjaring. De notaris heeft daarmee gedaan wat redelijkerwijs mogelijk was om te voorkomen dat misbruik werd gemaakt van de juridische onkunde van klaagster en/of het feitelijk overwicht van [A]. Van een duidelijk overwicht is de notaris ook niet gebleken. Klaagster en [A] hadden geen vragen meer en hebben beiden aangegeven de akte te begrijpen en daarmee in te stemmen. Vervolgens is de akte door klaagster, [A] en de notaris getekend. 

Anders dan klaagster meent, is in de notariële geldleningsovereenkomst - gelet op het deels zakelijke karakter van de lening en het inkomen van klaagster - geen sprake van een ongebruikelijk hoog leenbedrag. De notaris heeft op basis van zijn onderzoek naar de (achtergrond van de) door klaagster in het verleden voor akkoord getekende onderhandse geldleningsovereenkomsten, de deelbedragen en de verschuldigdheid hiervan, vastgesteld dat het in de notariële geldleningsovereenkomst vermelde totaalbedrag juist was. Verificatie heeft plaatsgevonden aan de hand van door [A], maar mede namens klaagster, verstrekte documenten. De notaris betwist dat hij achteraf documenten aan zijn dossier zou hebben toegevoegd. Op 21 maart 2020 heeft klaagster de bevindingen van de notaris en het totaalbedrag van de lening bevestigd, zowel tijdens het één op één gesprek als tijdens het gesprek met [A] erbij. Uit niets bleek dat klaagster het niet eens was met het bedrag, het bedrag niet had kunnen controleren of op een andere manier onvoldoende geïnformeerd zou zijn. De notariële geldleningsovereenkomst bevat dus geen onjuistheden.

4.6.      De notaris heeft erkend dat het met de kennis van nu beter was geweest als hij de passeerafspraak een week na het verzenden van de concept-akte had laten plaatsvinden in plaats van een dag later. In zoverre heeft de notaris zijn beleid naar eigen zeggen aangescherpt. Aangezien klaagster echter een concept-akte heeft ontvangen en de notaris op 21 maart 2020 zowel onder vier ogen als met [A] erbij met klaagster heeft gesproken, heeft klaagster wel degelijk rustig kunnen nadenken over de akte, het bedrag kunnen controleren en om advies kunnen vragen met betrekking tot de concept-akte. Daar komt volgens de notaris bij dat het om een eenvoudige, korte akte ging die aansloot bij de reeds tussen klaagster en [A] gesloten onderhandse geldleningsovereenkomsten, maar gunstiger voorwaarden voor klaagster kende dan die onderhandse geldleningsovereenkomsten. 

Oordeel kamer

4.7.      De kamer overweegt het volgende. Wat van een notaris wordt verlangd in verband met de hiervoor in 4.2. genoemde normen hangt af van de omstandigheden van het geval. In dit geval zijn met name de volgende omstandigheden (die destijds ook bij de notaris bekend waren) van belang.

  1. [A] en klaagster hebben een affectieve relatie gehad.
  2. [A] en de notaris zijn jeugdvrienden. Klaagster is later via [A] ook een bekende geworden van de notaris.  
  3. [A] is fiscaal jurist, terwijl klaagster op juridisch gebied een leek is.
  4. Een paar dagen nadat de affectieve relatie tussen [A] en klaagster was beëindigd, heeft [A] de notaris benaderd voor het opmaken van een notariële geldleningsovereenkomst in het kader van de beëindiging van de affectieve relatie.
  5. De notaris heeft voorafgaand aan het opmaken van de concept-akte van geldleningsovereenkomst alleen contact gehad met [A]. Alle informatie en documenten zijn door [A] aangeleverd.
  6. De notaris wist dat een deel van de in de notariële geldleningsovereenkomst vastgestelde vordering van [A] op klaagster mogelijk al was verjaard.
  7. Met de notariële geldleningsovereenkomst zou [A] een executoriale titel verkrijgen, die hij met de onderhandse geldleningsovereenkomsten niet had.

Een notaris die onder genoemde omstandigheden cliënten wenst bij te staan moet extra alert zijn of hij voldoende zorgvuldigheid betracht bij de wijze waarop hij invulling dient te geven aan de op hem rustende onderzoeks- en informatieplicht.

4.8.      Ter onderbouwing van zijn stelling dat hij klaagster tijdens de passeerafspraak op 21 maart 2020 heeft geïnformeerd over de mogelijke verjaring en de executoriale titel en dat hij haar heeft gewaarschuwd voor de mogelijke gevolgen daarvan, heeft de notaris verwezen naar de schriftelijke verklaring van [A], die laatstgenoemde op verzoek van de notaris heeft opgemaakt in verband met deze klachtprocedure. Klaagster heeft de juistheid van de inhoud van de schriftelijke verklaring van [A] op deze punten gemotiveerd betwist. Gelet op de betrokken en tegenstrijdige belangen tussen klaagster en [A] alsmede de vriendschappelijke relatie tussen [A] en de notaris, kent de kamer weinig waarde toe aan (de strekking van) de schriftelijke verklaring van [A]. Nu de verklaring van klaagster enerzijds en de (schriftelijke) verklaringen van de notaris en [A] anderzijds over het al dan niet informeren en waarschuwen diametraal tegenover elkaar staan, kan de kamer niet vaststellen of de notaris aan de op hem rustende informatieplicht heeft voldaan.

4.9.      Van een zorgvuldig handelend notaris had mogen worden verwacht dat hij in ieder geval de kern van zijn gesprek met klaagster (zowel onder vier ogen als met [A] erbij) in zijn dossier zou hebben vastgelegd. Vast staat echter dat de notaris de inhoud van de bespreking van 21 maart 2020 niet in gespreksaantekeningen heeft vastgelegd. Hij heeft de inhoud van deze bespreking evenmin schriftelijk aan klaagster bevestigd. Het (in de correspondentie met de cliënt) onvoldoende vastleggen van hetgeen in het kader van de informatieplicht met de cliënt is besproken, dient voor risico van de notaris te blijven (Hoge Raad 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:288).

4.10.     Naar het oordeel van de kamer was het in de gegeven omstandigheden van belang dat klaagster voorafgaand aan het tekenen van de notariële geldleningsovereenkomst voldoende in de gelegenheid zou zijn gesteld om kennis te nemen van de concept-akte en een toelichting daarop, zodat zij de gevolgen daarvan (met name ten aanzien van de mogelijke verjaring en de executoriale titel) tot zich had kunnen laten doordringen (en de gelegenheid te bieden hierover eventueel juridisch advies in te winnen). Op deze wijze had de notaris de bestaande onevenwichtigheid tussen klaagster en [A] - die voor hem kenbaar was of althans had moeten zijn - behoren te compenseren. De notaris heeft dit nagelaten. Vast staat immers dat klaagster vooraf niet schriftelijk is geïnformeerd over de rechtsgevolgen van de notariële geldleningsovereenkomst en de daaraan in de gegeven omstandigheden mogelijk verbonden risico’s. Bovendien heeft de notaris klaagster pas ’s middags om 17.40 uur een concept-akte (zonder toelichting) gemaild, terwijl de passeerafspraak al de volgende ochtend stond gepland. Los van de vraag of klaagster genoemde mail van 17.40 uur voorafgaande aan het passeren heeft gezien en gelezen (hierover bestaat discussie tussen partijen), heeft de notaris klaagster niet tijdig van een concept-akte voorzien en deze evenmin voorzien van een deugdelijke toelichting. Dit terwijl gesteld noch gebleken is dat sprake was van een situatie die met zich bracht dat de notariële geldleningsovereenkomst met spoed gepasseerd moest worden. Voor alertheid was temeer reden nu klaagster - in tegenstelling tot [A] - juridisch een leek is, partijen de notariële geldleningsovereenkomst met elkaar aangingen in het kader van de zeer recente beëindiging van hun affectieve relatie, alleen [A] de notaris van informatie en stukken had voorzien ten behoeve van het opmaken van de concept-akte en in ieder geval [A] (financieel) belang had bij de notariële geldleningsovereenkomst.

4.11.     In het licht van de onder 4.7. genoemde omstandigheden had het in het door de notaris te verrichten onderzoek naar de omvang en samenstelling van de in de notariële geldleningsovereenkomst vastgestelde vordering van [A] op klaagster bovendien op de weg van de notaris gelegen om klaagster tijdig - dus ruim vóór het passeren van de notariële geldleningsovereenkomst - het overzicht te verstrekken dat aan de akte zou worden gehecht én bij klaagster uitdrukkelijk te verifiëren of zij hiermee instemde. De notaris heeft erkend dat hij dit niet heeft gedaan. Hij heeft klaagster pas voor het eerst tijdens de passeerafspraak met dit overzicht (waaruit het door klaagster verschuldigde bedrag zou blijken) geconfronteerd. Bovendien heeft de notaris tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd toegelicht dat hij zich er vóór de passeerafspraak evenmin van heeft verzekerd dat [A] bedoeld overzicht al had verstrekt aan klaagster. Daarmee is klaagster onvoldoende in de gelegenheid gesteld om zich over (de juistheid van) dat overzicht te kunnen beraden. Hierop had de notaris bedacht moeten zijn. Dit geldt temeer nu vast is komen te staan dat [A] bedoeld overzicht heeft opgemaakt. De notaris heeft met deze handelwijze de door [A] verstrekte informatie niet voldoende geverifieerd bij klaagster.

4.12.     De notaris heeft betoogd dat hij ervan overtuigd was dat klaagster achter de transactie stond en de gevolgen daarvan overzag, zodat hij de notariële geldleningsovereenkomst heeft opgesteld en gepasseerd. In de gegeven omstandigheden had de notaris evenwel die overtuiging dienen te verifiëren door het treffen van maatregelen als hiervoor omschreven, wat hij heeft nagelaten. Hierdoor is een situatie ontstaan waarbij onvoldoende waarborg aanwezig was om mogelijk ongewenste beïnvloeding en mogelijk misbruik van juridische onkunde en feitelijk overwicht door [A] tegen te gaan, wat de notaris tuchtrechtelijk is te verwijten.

4.13.     Op grond van het voorgaande zal klachtonderdeel 1 zoals onder 3.1. is samengevat gegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 2 (verstrekken van documenten uit dossier)

Standpunt klaagster

4.14.     Klaagster verwijt de notaris dat hij pas eind juni 2022 documenten uit het dossier aan klaagster heeft verstrekt, die al op 29 april 2022 namens haar waren opgevraagd. Gelet op het ten laste van klaagster gelegde loonbeslag had zij een spoedeisend belang bij de opgevraagde informatie. De notaris heeft zijn eigen belang en het belang van [A] echter laten prevaleren.

Standpunt notaris

4.15.     De notaris voert hiertegen aan dat de spoedeisendheid aanvankelijk niet werd gemeld door (de gemachtigden van) klaagster. Uit de e-mails van de notaris van 17 en 18 mei 2022 volgt bovendien dat hij diverse keren telefonisch en per e-mail contact heeft gehad met de gemachtigden van klaagster. Uit de e-mail van mr. Spera van 19 mei 2022 blijkt vervolgens niet meer dat er sprake is van spoedeisendheid. Namens de notaris is meegedeeld dat eerst beoordeeld diende te worden of de notaris, gelet op de positie van [A], zomaar aan het verzoek om informatie kon voldoen.

Oordeel kamer

4.16.     De kamer overweegt het volgende. Vast staat dat de (gemachtigde van de) notaris bij brief van 28 juni 2022 stukken uit het door klaagster opgevraagde geldleningsdossier heeft toegezonden aan de gemachtigden van klaagster. De kamer is van oordeel dat het de notaris weliswaar had gesierd, indien hij deze stukken eerder aan klaagster had verstrekt, maar de door de notaris gehanteerde termijn is van onvoldoende gewicht voor een tuchtrechtelijk verwijt. Hierbij neemt de kamer in aanmerking dat de notaris vakantie had toen het eerste verzoek om informatie op 29 april 2022 binnenkwam, in dat eerste verzoek geen melding is gemaakt van spoedeisendheid (dat gebeurde pas bij e-mail van 11 mei 2022, terwijl het loonbeslag begin maart 2022 al was gelegd), bij het door klaagster opgevraagde dossier ook de belangen van [A] een rol speelden en de notaris in het kader van zijn geheimhoudingsplicht een zorgvuldige afweging heeft willen maken. Hij heeft daarvoor een gemachtigde ingeschakeld. Hiervan heeft (de gemachtigde van) de notaris klaagster op de hoogte gesteld. Klachtonderdeel 2 zal daarom ongegrond worden verklaard.

Maatregel

4.17.     Klachtonderdeel 1 zal gegrond worden verklaard. Als een klacht (gedeeltelijk) gegrond wordt verklaard, kan de kamer - afhankelijk van onder meer de aard en de ernst van de klacht - aan de notaris een tuchtmaatregel opleggen. Bij de totstandkoming van de notariële geldleningsovereenkomst is de notaris verwijtbaar tekortgeschoten in zijn zorg-, informatie-/Belehrungs- en onderzoeksplicht.Uit de onder 4.9. tot en met 4.12. gegeven overwegingen blijkt dat de notaris onzorgvuldig heeft gehandeld en daarmee de belangen van klaagster heeft veronachtzaamd. De kamer acht de maatregel van waarschuwing in dit geval passend en geboden. Hierbij weegt mee dat de notaris, die een blanco tuchtrechtelijk verleden heeft, te kennen heeft gegeven dat hij van deze zaak heeft geleerd en zijn beleid inmiddels heeft aangepast.

Proceskosten

Terugbetaling griffierecht

4.18.     De notaris moet op grond van artikel 99 lid 5 Wna het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,00 aan haar vergoeden omdat de kamer de klacht (gedeeltelijk) gegrond verklaart.

Kostenveroordeling ten behoeve van klaagster

4.19.     De kamer ziet aanleiding om de notaris op grond van artikel 103b lid 1 aanhef en onder a Wna en de Richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat 2021 te veroordelen in de volgende kosten:

  • de kosten die klaagster in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken, forfaitair vastgesteld op een bedrag van € 50,00;
  • de kosten van klaagster in verband met door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, vastgesteld op een punt voor het indienen van de klacht en een punt voor het bijwonen van de zitting, waarbij de kamer de waarde per punt vaststelt op een bedrag van € 525,00 met een wegingsfactor 1, dus in totaal € 1.050,00.

4.20.     De notaris moet het griffierecht en de hiervoor genoemde kosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden aan klaagster vergoeden. Klaagster moet daarvoor tijdig haar rekeningnummer schriftelijk doorgeven aan de notaris.

Kostenveroordeling ten behoeve van de kamer

4.21.     Verder ziet de kamer aanleiding om de notaris op grond van artikel 103b lid 1 aanhef en onder b Wna en de Richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat 2021 te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van € 2.000,00 met een wegingsfactor 1. Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot het hanteren van een andere wegingsfactor. De kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de kamer moeten worden betaald. De notaris zal hiervoor een nota ontvangen van het LDCR in Utrecht.

5.          De beslissing

De kamer:

5.1.      verklaart klachtonderdeel 1 gegrond;

5.2.      verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

5.3.      legt aan de notaris de maatregel van waarschuwing op;

5.4.      veroordeelt de notaris tot betaling aan klaagster van een bedrag van:

  • € 50,00 in verband met het genoemde griffierecht;
  • € 50,00 in verband met de genoemde kosten van klaagster;
  • € 1.050,00 in verband met de genoemde kosten van rechtsbijstand van klaagster,

en bepaalt dat het totaalbedrag moet worden betaald op de wijze en binnen de termijn die hiervoor onder 4.20. is omschreven;

5.5.      veroordeelt de notaris tot betaling aan de kamer van een bedrag van € 2.000,00 in verband met de genoemde kosten van behandeling van de zaak en bepaalt dat dit bedrag moet worden betaald op de wijze en binnen de termijn die hiervoor onder 4.21. is omschreven.

Deze beslissing is gegeven door mr. T. Zuidema, plaatsvervangend voorzitter, mr. J.H.L.M. Snijders, rechterlijk lid, en mr. Y.M.R. van der Voort, plaatsvervangend notarieel lid.

Uitgesproken in het openbaar op 16 oktober 2023 door mr. C. Kool, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Hoger beroep tegen deze beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van de aangetekende brief waarbij van deze beslissing kennis is gegeven - bij het gerechtshof in Amsterdam, postadres: Post bus 1312, 1000 BH Amsterdam.