ECLI:NL:TNORSHE:2023:16 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2022/46

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2023:16
Datum uitspraak: 17-07-2023
Datum publicatie: 22-08-2023
Zaaknummer(s): SHE/2022/46
Onderwerp: Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klagers verwijten de notaris dat hij in zijn hoedanigheid van vereffenaar in moeders nalatenschap onzorgvuldig heeft gehandeld. Volgens klagers heeft de notaris de vereffening van de nalatenschap niet voortvarend opgepakt en heeft de notaris nagelaten om een onderzoek te verrichten naar de door moeder gedane schenkingen. De kamer heeft de klacht ongegrond verklaard.

Klachtnummer    : SHE/2022/46

Datum uitspraak : 17 juli 2023

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van:


1) [klager 1] (hierna: klager 1),

wonende in [woonplaats], [land],

2) [klager 2] (hierna: klager 2),

wonende in [woonplaats],

(hierna samen: klagers),

gemachtigde: de heer mr. B.D.W. Martens, advocaat in Den Haag,

tegen

[de notaris], (hierna:de notaris),

gevestigd in [vestigingsplaats].

1.          De procedure


1.1.      Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:

  • de klacht (met bijlagen), door de kamer per e-mail ontvangen op 28 oktober 2022;
  • het verweerschrift (met bijlagen) van de notaris;
  • de door de gemachtigde van klagers bij e-mail van 10 maart 2023 nagezonden producties 15 tot en met 23;
  • de door de gemachtigde van klagers bij e-mail van 28 maart 2023 nagezonden productie 24. 

1.2.      De mondelinge behandeling van de klacht stond oorspronkelijk gepland op 20 maart 2023. Kort voor de mondelinge behandeling werd duidelijk dat het de voorzitter van de betreffende zittingscombinatie niet vrij stond om deze klacht te beoordelen.

Bij brief van 22 maart 2023 zijn partijen uitgenodigd voor de mondelinge behandeling van de klacht op 15 mei 2023 en zijn zij geïnformeerd over de gewijzigde samenstelling van de zittingscombinatie.

1.3.      De klacht is mondeling behandeld op de openbare zitting van de kamer van 15 mei 2023. Klager 2, de gemachtigde van klagers en de notaris zijn daarbij aanwezig geweest. Klager 1 is via een videoverbinding verschenen. Partijen hebben hun standpunt over en weer toegelicht. Klager 1 en de gemachtigde van klagers hebben dit mede gedaan aan de hand van pleitnotities, die de gemachtigde van klagers aan de kamer en verweerder heeft overhandigd.

2.          De feiten

De klacht gaat over het handelen van de notaris als vereffenaar in de nalatenschap van de moeder van klagers. Voor de beoordeling van de klacht acht de kamer de volgende feiten van belang.

2.1.      Uit het huwelijk van de ouders van klagers, de heer [naam vader] (hierna: vader) en mevrouw [naam moeder] (hierna: moeder), zijn vijf kinderen geboren, te weten: klagers, mevrouw [naam zus 1], mevrouw [naam zus 2] en mevrouw [naam zus 3].

2.2.      Vader is op [datum] 2013 overleden. Bij zijn laatste testament heeft vader, onder gebruikmaking van de door artikel 4:1167 (oud) van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) gegeven bevoegdheid, een verdeling van zijn nalatenschap gemaakt, waarbij hij aan moeder alle tot zijn nalatenschap behorende activa heeft toebedeeld. Klagers en hun drie zussen hebben ieder een vordering verkregen uit de ouderlijke boedelverdeling op moeder.

2.3.      Moeder is op [datum] 2017 overleden. Op grond van haar testament van 21 januari 1976 heeft zij haar vijf kinderen als haar enige erfgenamen achtergelaten. Klagers en hun drie zussen hebben moeders nalatenschap beneficiair aanvaard. Klagers hebben daarnaast ook een beroep gedaan op de (aanvullende) legitieme portie.

2.4.      Op verzoek van klager 2 heeft de rechtbank Oost-Brabant op 28 november 2017 de notaris tot vereffenaar in moeders nalatenschap benoemd.

2.5.      Bij e-mail van 29 maart 2018 heeft de notaris het volgende aan klagers, hun drie zussen en in cc aan mr. [A], de advocaat die klager 2 civielrechtelijk bijstaat, te kennen gegeven:

“Inmiddels sprak ik u allen, in persoon of via de telefoon. Ik ontving ik diverse documenten. De kantonrechter heeft bepaald dat eventuele (onbekende) schuldeisers van moeder hun vordering bij mij kunnen indienen vóór 1 april 2018. Tot nog toe ontving ik geen berichten van schuldeisers, anders dan het jaarlijkse aanslagbiljet onroerendezaakbelasting van de gemeente.

Aan de hand van de gegevens die ik van u heb ontvangen, ben ik bezig met het opmaken van een boedelbeschrijving. Daarbij heb ik een vraag over twee verschillende verklaringen die ik ontving. Ik stel de vraag nu aan u allen zodat ook iedereen dezelfde informatie daarover krijgt.

Als bijlage voeg ik een scan bij van die verklaringen. In de ene verklaring (28 december 2005 [kamer: bedoeld zal zijn 2015]) is de wens te lezen om de opbrengst van een grondverkoop te schenken aan de kinderen. In de andere verklaring (26 april 2016) staat de wens om de opbrengst aan drie van de vijf kinderen te schenken en een boerderij aan de twee andere kinderen, tenzij het niet lukt om de boerderij voor het overlijden over te dragen. Verder valt op dat de handtekeningen onder de documenten niet op elkaar lijken.

Mijn eerste vraag is of iedereen deze documenten kent. Verder zou ik graag van u allen een reactie willen op de verklaringen en met name ook de verschillen daarin. Tot slot zou ik graag vernemen wat er met de verkoopopbrengst van de grond is gebeurd.”

2.6.      Bij e-mail van 5 april 2018 heeft mr. [A] de notaris geantwoord en namens klager 2 onder andere een reactie gegeven op de door de notaris genoemde twee verklaringen.

2.7.      Bij e-mail van 4 juli 2018 heeft de notaris, onder verwijzing naar zijn e-mailbericht van 29 maart 2018, het volgende aan klagers, hun drie zussen en in cc aan mr. [A] laten weten:

I            Onderzoek verklaringen

Hierbij kom ik terug op onderstaand bericht. Van de zussen ontving ik een bericht dat zij de verklaring van 28 december 2015 niet kennen. Van de broers ontving ik geen (nader) bericht. Dat leidt ertoe dat ikzelf zal moeten nadenken en beslissen over de verklaring uit 2015. Die beslissing kan ik nu niet nemen en die is op dit moment ook nog niet van belang voor de vereffening.

Voordat ik een beslissing kan nemen, zou bijvoorbeeld een handtekeningenonderzoek kunnen worden gevraagd. Wanneer dat aan de orde is, zal ik u daarover tevoren informeren.

II            Schuldeisers

Er hebben zich geen schuldeisers meer gemeld. De gemeente is geïnformeerd over de vereffening en weet dat zij nog niet kan worden betaald.

Ondertussen lopen boedelschulden door. Ik informeerde u over de premies opstalverzekering. Daarvoor ontving ik nog geen betalingen. Het risico bestaat dat de dekking van de verzekering eindigt.

III           Verkoop auto en woning

De auto staat te koop via [één van de zussen]. Er is een geïnteresseerde geweest die is afgehaakt. Hoe groot de interesse was, is niet zeker.

Aangezien er geen schuldeisers zijn, is verkoop van de auto niet noodzakelijk. Vanwege de ogenschijnlijk lastige verkoopbaarheid van de auto, zal de verkoop daarvan te lang op zich laten wachten om voormelde premies te kunnen voldoen.

Er heeft zich een geïnteresseerde gemeld voor de woning. Hij bereid volgens mij een bod voor. Wanneer hij een concrete bieding heeft gedaan, zal ik jullie daarover informeren.

IV           Schenkingen?

In de verklaringen uit 2015 en 2016 is sprake van schenkingen. Graag verneem ik van ieder van u of en zo ja, wanneer en welke schenkingen u heeft ontvangen van uw ouders. Verder verneem ik graag of er schenkingen zijn geweest aan uw kinderen of aan anderen, ook met een omschrijving van wanneer en hoeveel.

Indien u andere interessante of belangrijke informatie heeft die u van belang acht voor de afwikkeling van de nalatenschap, dan verneem ik die uiteraard ook graag.

Aangezien de vakantieperiode start, informeer ik u dat ik na deze week op vakantie zal zijn tot eind juli. Na mijn vakantie zal ik de reacties op dit bericht inventariseren en verder actie ondernemen. Daarna zal ik ook een eerste boedelbeschrijving toezenden voor commentaar en aanvullingen.”

2.8.      Bij e-mail van 12 juli 2018 heeft mr. [A] het volgende aan de notaris te kennen gegeven:

“Naar aanleiding van uw e-mails van 4 juli jl. bericht ik u als volgt:

Onderzoek verklaringen

In uw e-mail van 4 juli jl. geeft u aan dat u van "de broers" geen nader bericht heeft ontvangen. Dit is niet juist. Ik verwijs u naar de e-mail die ik u toezond op 5 april 2018 (*). Nadien hebben wij elkaar hier ook nog telefonisch over gesproken. lk ga er dan ook vanuit dat u uw eerdere schrijven zult corrigeren.

Verkoop auto en woning

Graag verneemt cliënt welke lasten er op dit moment aan de auto zijn verbonden. Als er namelijk geen koper is maar de lasten lopen door, dan gaf cliënt als suggestie de auto naar de sloop te brengen.

Cliënt gaat ervan uit dat u de woning inmiddels heeft laten taxeren. Cliënt heeft echter geen taxatierapport mogen ontvangen. Zou u dit alsnog door kunnen sturen?

Schenkingen

Cliënt is het niet duidelijk waarom de informatie ter zake schenkingen van belang is in het kader van de vereffening. lk verzoek u vriendelijk mij hierover te informeren.”

2.9.      Bij e-mail van 29 augustus 2018 heeft de notaris een boedelbeschrijving aan klagers, hun drie zussen en in cc aan mr. [A] toegezonden. In de mail staat onder andere vermeld:

“Op de kwestie van de verklaringen uit 2015 en 2016 die ik ontving, kom ik zo snel mogelijk terug. Ik wilde jullie eerst deze informatie moest toezenden.”

2.10.     Bij e-mail van 10 december 2018 heeft de notaris klagers, hun drie zussen en in cc mr. [A] wederom vragen gesteld over onder andere door moeder tijdens haar leven gedane schenkingen/betalingen en twee mogelijk hiermee verband houdende schriftelijke verklaringen van moeder. In de e-mail staat onder meer het volgende vermeld:

“•            In dat licht valt op dat in de periode voor het overlijden van moeder het saldo van haar bankrekening flink is teruggelopen. Ik sluit op dit moment niet uit dat de vereffenaar betaalde bedragen zal terugvragen ten behoeve van de boedel en daarmee de erfdelen in de nalatenschap van moeder.

Hierbij kom ik ook terug op de twee verklaringen van moeder die ik van u ontving. Ik heb de tijd genomen om ook daar nog eens goed over na te denken. Zoals bekend, komen de twee verklaringen niet met elkaar overeen. Ik begreep inmiddels dat moeder zou lijden aan afasie (www.hersenstichting.nl: “Afasie is een taalstoornis die zich uitstrekt over de gebieden spreken, taalbegrip, lezen en schrijven.”) Zonder meer kan ik dat niet beoordelen. Maar wat opvalt is dat moeder in de tijd waarin de verklaringen zouden zijn afgelegd (2015/2016), ook een notariële akte heeft getekend (25 mei 2016). De betrokken notaris heeft destijds blijkbaar niet geoordeeld dat moeder niet begreep wat ze deed. Hoe ik deze knoop moet doorhakken weet ik nog niet precies. Ik houd vooralsnog rekening met de mogelijkheid dat moeder beide verklaringen heeft getekend. Van belang is dan uiteraard ook hoe het kon gebeuren dat zij twee verschillende verklaringen heeft getekend. Daar moet ik dus op terugkomen.”

Verder heeft de notaris meegedeeld dat de tot moeders nalatenschap behorende boerderij aan de [adresgegevens] (hierna: de boerderij) zal moeten worden verkocht met het oog op de voldoening van de schulden en heeft hij gewaarschuwd dat het nog niet duidelijk is of de nalatenschap van moeder voldoende baten heeft om de schulden aan haar erfgenamen inzake de nalatenschap van vader te voldoen.

2.11.     Op 25 april 2019 heeft de notaris de boedelbeschrijving aangepast.

2.12.     Bij e-mail van 12 augustus 2019 heeft mr. [A] het volgende aan de notaris te kennen gegeven:

“Uit ons overleg begreep ik dat u voorlopig niets doet met betrekking tot de transacties die hebben plaatsgevonden. Ik heb u eerder al verzocht dit op schrift te zetten, zodat duidelijk is wat uw formele standpunt is aangaande de  transacties. Tijdens ons telefonisch overleg heeft u aangegeven dit nog te zullen doen. Ik begrijp dat de verkoop van de boerderij aandacht behoeft. Inmiddels loopt de vereffening echter al enige tijd zodat ik er vanuit ga dat u inmiddels eveneens voldoende gelegenheid heeft gehad om uw standpunt uit te werken. Graag ontvang ik uw standpunt zodoende alsnog binnen 14 dagen na heden”.

2.13.     Op dezelfde dag heeft de notaris het volgende aan mr. [A] geantwoord:

“Wij bespraken mijn standpunt al. Indien u daar actie op wilt ondernemen, hoeft u niet te wachten.”

2.14.     In april 2020 is de boerderij overgedragen aan een derde.

2.15.     Bij e-mail van 21 september 2020 heeft mr. [B] (hierna: mr. [B]) aan de notaris meegedeeld dat zij klager 1 bijstaat in verband met de nalatenschap van moeder. Zij heeft de notaris gevraagd wat de stand van zaken is in de vereffening. Verder heeft zij de notaris verzocht alle relevante stukken naar haar te sturen, omdat klager 1 te kennen had gegeven niet over stukken te beschikken.

2.16.     Op dezelfde dag heeft de notaris het volgende geantwoord:

“Hartelijk dank voor uw bericht.

Goed dat u de heer [klager 1] bijstaat. Op zich ben ik altijd genegen om stukken toe te zenden maar ik neem geen genoegen met de opmerking van uw cliënt dat hij geen stukken zou hebben. Ik heb die hem die niet voor niets toegezonden.

Zo ontving hij de afgelopen jaren van mij: berichten over grondverkopen (niet doorgegaan), berichten over de verkoop van de boerderij (afgerond), een taxatierapport van de boerderij, concepten van de levering en nota van afrekening van de boerderij, overzichten van bankmutaties (betaal- en spaarrekening), een boedelbeschrijving, een legitieme-berekening, een overzicht van schenkingen en in het algemeen berichten over de ontwikkelingen tijdens de vereffening. Hij kan u die berichten eenvoudig zelf doorzenden via e-mail.

Aan uw cliënt is overigens gevraagd om opheldering over leningen van zijn ouders aan hem. Hij volstaat met de berichten dat hij geen stukken heeft ouder dan zeven jaar en dat hij in 1999 de leningen zou hebben afgelost. Dat blijkt echter nergens uit. Wellicht kunt u met uw cliënt nog eens overleggen over de status van die leningen en dat er wel leningsdocumenten zijn maar geen bewijs van aflossing.

De enige reële bate in de boedel - de boerderij - is na inschrijving verkocht en inmiddels overgedragen. De vereffenaar overweegt of en hoe hij de vereffening al naar een einde kan brengen. Belangrijke overweging daarbij zijn nog twee tegenstrijdige verklaringen ogenschijnlijk van erflaatster en twee schenkingen aan drie erfgenamen die met die verklaringen samenhangen, en de leningen van uw cliënt. De stand van de boedel en de kosten die de vereffenaar nog zou moeten maken, zijn daarbij van belang.

Tot slot stel ik voor dat wij nog even bellen. Na woensdagochtend ben ik weer goed bereikbaar.”

2.17.     Bij e-mail van 25 september 2020 heeft de notaris een aantal stukken met betrekking tot de nalatenschap van moeder aan mr. [B] toegezonden.

2.18.     Bij e-mail van 11 november 2020 heeft de notaris aan mr. [B] gevraagd wat haar bevindingen waren en of hij nog iets van haar kon “verwachten in de vereffening”.

2.19.     Bij e-mail van 11 november 2020 heeft mr. [A] het volgende aan de notaris gevraagd:

“Op 18 juni jl liet u weten dat met de gerealiseerde bate de vereffening kan worden afgerond. Dit is inmiddels plm. 5 maanden geleden. Kunt u aangeven wat er sindsdien is gebeurd en wanneer u verwacht een salarisverzoek in te dienen?”

2.20.     De notaris heeft mr. [A] op dezelfde dag het volgende per mail geantwoord:

“Na de overdracht van de woning is de verzekering beëindigd en zijn er nog gemeentebelastingen betaald. 

Zelf onderzoek ik (nog steeds) hoe ik na voltooiing van de vereffening het beheer van de nalatenschap kan overdragen aan de erfgenamen. Vanwege de verschillende claims die er van de erfgenamen liggen (legitieme portie) en de onduidelijkheid over de gang van zaken in het verleden (verklaringen van moeder, leningen van [klager 1]) is dat ingewikkeld.

Ondertussen meldde zich dus de advocaat van [klager 1]. Die heb ik gevraagd wat ik van haar nog kan verwachten. Het antwoord kan nog van invloed zijn op de vereffening. Dat antwoord wacht ik dus nog af.”

2.21.     Bij e-mail van 18 november 2020 heeft de notaris aan mr. [B] gevraagd of zij hem al iets kon berichten.

2.22.     Bij e-mail van 24 november 2020 heeft mr. [B] het volgende aan de notaris gevraagd:

“Zojuist heb ik geprobeerd telefonisch contact op te nemen in opgemelde zaak.

Ik ben bezig met het bestuderen van het dossier. Inmiddels beschik ik ook over een boedelbeschrijving in de nalatenschap van [moeder], maar ik weet niet of dit de laatste versie is. Zou u mij de laatste versie voor de volledigheid nog kunnen toezenden?

Verder zie ik dat de kinderen een vordering hebben op moeder in verband met de nalatenschap van vader die is vooroverleden. Graag ontvang ik de onderbouwende bescheiden waaruit het genoemde bedrag in de boedelbeschrijving blijkt. Beschikt u ook over het laatste testament van vader, de verklaring van erfrecht, een boedelbeschrijving en de aangifte erfbelasting in die nalatenschap?

Zo ja, dan ontvang ik deze stukken ook graag nog van u.”

2.23.     Bij e-mail van 1 december 2020 aan mr. [B] heeft de notaris de e-mail van klager 1 doorgestuurd waarin klager 1 een “aanvullend beroep” doet op zijn legitieme portie.  

2.24.     Bij e-mail van 2 december 2020 heeft mr. [B] de notaris verzocht om “de onderbouwende stukken met betrekking tot de vordering van cliënt op moeder in verband met de nalatenschap van vader, zoals opgenomen in de boedelbeschrijving”, toe te zenden. Bij e-mail van 10 december 2020 heeft ze dit verzoek herhaald.

2.25.     Op dezelfde dag heeft de notaris mr. [B] per mail geantwoord dat het druk is en heeft hij een kopie meegezonden van de geleidebrief bij de aanslag erfbelasting (2015) ten aanzien van het overlijden van vader.

2.26.     Bij brief van 22 december 2020 heeft mr. [B] de notaris op de hoogte gebracht van standpunten van klager 1 en heeft zij de notaris een aantal vragen gesteld.

2.27.     Bij e-mail van 20 januari 2021 heeft mr. [A] aan de notaris en in cc aan mr. [B] te kennen gegeven dat zij had begrepen dat mr. [B] nog een aantal vragen had gesteld aan de notaris en heeft zij de notaris gevraagd naar de stand van zaken.

2.28.     Bij e-mail van dezelfde dag heeft de notaris aan mr. [A] en in cc aan mr. [B] geantwoord dat hij nog moet reageren op de in december 2020 door mr. [B] gestelde vragen en de namens klager 1 ingenomen standpunten. Vervolgens heeft mr. [A] de notaris gevraagd op welke termijn hij verwacht te reageren.

2.29.     Bij e-mail van 1 maart 2021 heeft mr. [B] de notaris en in cc mr. [A] laten weten dat zij nog een inhoudelijke reactie van de notaris verwacht op haar brief van 22 december 2020. Op dezelfde dag heeft de notaris mr. [B] en in cc mr. [A] geantwoord dat mr. [B] nog een reactie tegoed heeft.

2.30.     Bij e-mail van 14 maart 2021 aan mr. [B] heeft de notaris gereageerd op haar brief van 22 december 2020 en onder andere het volgende meegedeeld:

“(…) Mijn reactie is overigens niet bedoeld om te delen met anderen dan uw cliënt. De reactie is niet geheim maar wel vertrouwelijk. Het betreft namelijk een reactie op uw bericht dat ook niet algemeen werd gedeeld, en beschrijft onder meer de positie van uw cliënt in de vereffening zoals ik die als vereffenaar zie. Zo nodig zal ik bepaalde standpunten zelf delen met de erfgenamen.

(…)

  • De mening van [klager 2] over de betalingen aan de drie zussen is mij bekend. En hij is ook bekend met mijn standpunt als vereffenaar daarin.                                                                                                                Zoals ik al kort met u besprak, heb ik als vereffenaar de betalingen aan de zussen in beeld en daar handel ik naar (bijvoorbeeld bij de berekening van de legitieme portie). Een oordeel over de rechtmatigheid van de betalingen heb ik echter niet. Ik zit immers niet op de stoel van de rechter. [klager 2] en [klager 1] kunnen na de vereffening, hun meningen bij de verdeling betrekken en die meningen zo nodig aan de rechter voorleggen.                                 (…)
  • Het terugvorderen van de betalingen aan de zussen laat ik voor de verdeling over aan [klager 1] (en [klager 2]) zelf.”

2.31.     Bij e-mail van 15 maart 2021 heeft mr. [B] de notaris verzocht om de stukken met betrekking tot de erfbelasting in de nalatenschap van vader nog toe te zenden.                                                                                Op dezelfde dag heeft mr. [A] per mail aan de notaris gevraagd wanneer een inhoudelijke reactie op de brief van mr. [B] kan worden verwacht. Deze e-mail heeft zij cc aan mr. [B] gezonden.

2.32.     Bij e-mail van 26 maart 2021 heeft de notaris aan mr. [B] stukken toegezonden die betrekking hebben op de erfbelasting in de nalatenschap van vader en een toelichting gegeven op deze stukken.

2.33.     Bij e-mail van 1 april 2021 heeft mr. [A] nogmaals aan de notaris gevraagd wanneer hij met een inhoudelijke reactie komt. Deze mail heeft zij cc aan mr. [B] gezonden. Op dezelfde dag heeft de notaris per mail aan mr. [A] en in cc aan mr. [B] te kennen gegeven dat hij inmiddels heeft gereageerd op de brief van mr. [B] van 22 december 2020.      Vervolgens heeft mr. [A] de notaris (en cc mr. [B]) per mail gevraagd om die reactie van de notaris naar haar, mr. [A], door te sturen. De notaris heeft laten weten daartegen bezwaar te hebben vanwege de vertrouwelijkheid van correspondentie over individuele belangen. De notaris heeft toegezegd om op korte termijn een bericht te sturen naar alle erfgenamen van moeder over de door mr. [B] aangesneden kwesties waaruit actie kan volgen “in het kader van het gemeenschappelijke belang".  

2.34.     Bij e-mail van 20 april 2021 heeft mr. [B] het volgende aan de notaris gevraagd:

“Op 30 maart jl. hebben wij telefonisch contact gehad in opgemelde zaak naar aanleiding van de door u toegezonden vermogensopstelling ten behoeve van de successieaangifte in de nalatenschap van vader. U zou nog nagaan of de hoogte van de vordering van de kinderen ingevolge de vermogensopstelling aangepast dient te worden. Graag verneem ik nog van u op dit punt.” 

Deze mail is bcc naar mr. [A] gestuurd.

2.35.     Bij e-mail van 3 juni 2021 heeft mr. [B] het volgende aan de notaris (en in cc aan mr. [A] en in bcc aan klager 1) te kennen gegeven:

“Afgelopen maandag 31 mei jl. heb ik getracht telefonisch contact met u op te nemen in opgemelde zaak.

Inmiddels zijn we twee maanden verder en is tot op heden niet tot afronding van de vereffening gekomen. Van belang is dat tot een afronding van de vereffening wordt gekomen op korte termijn, zodat de erfgenamen verder kunnen met de verdeling en de overige (geschil)punten, waarover u in hoedanigheid van vereffenaar geen knoop wenst door te hakken, kunnen worden voorgelegd aan de rechter.

Namens cliënt verzoek ik u gelet op voorgaande uiterlijk 15 juni a.s. tot een afronding van de vereffening te komen.”

2.36.     Bij e-mail van 20 juli 2021 heeft de notaris klagers, hun drie zussen en in cc mr. [B] en mr. [A] op de hoogte gesteld van zijn voornemen om als vereffenaar mee te werken aan de doorhaling van een in 2000 ten behoeve van vader en moeder verleend hypotheekrecht op de woning van één van de zussen van klagers. Op 21 en 22 juli 2021 heeft de notaris hierover verder gecorrespondeerd met mr. [B] en mr. [A].

2.37.     Bij e-mail van 23 juli 2021 heeft de notaris klagers, hun drie zussen en in cc mr. [B] en mr. [A] zijn rekening en verantwoording met een actuele boedelbeschrijving, een overzicht van de bankmutaties, een urenoverzicht, een uitdelingslijst en een berekening van de legitieme portie toegezonden. In zijn mail heeft de notaris het volgende toegelicht:

“Hierbij leg ik als vereffenaar rekening en verantwoording af aan u als opvolgers in het beheer van de nalatenschap van uw moeder.                                                                                                                                              Daarvoor verwijs ik naar de bijlagen (5) bij deze e-mail. Uw adviseurs lezen mee via de cc.

Op grond van de wet, zouden de rekening en verantwoording en uitdelingslijst moeten worden neergelegd bij de rechtbank ter inzage van de erfgenamen en schuldeisers. Aangezien u echter de enige schuldeisers bent, leg ik rechtstreeks rekening en verantwoording aan u af, samen met een uitdelingslijst.                                                 NB Indien bezwaar zou willen maken tegen de rekening en verantwoording of de uitdelingslijst, zal ik die alsnog ter inzage neerleggen bij de rechtbank. Dan kan een termijn van een maand starten om daartegen verzet aan te tekenen bij de kantonrechter.

Het is mijn voornemen om over twee weken na vandaag (maandag 9 augustus) het saldo van de nalatenschap uit te keren conform de uitdelingslijst. Vervolgens zal ik het beheer van de nalatenschap overdragen aan u gezamenlijk, waarna mijn taak is geëindigd.”

In de rekening en verantwoording staat onder meer het volgende vermeld:

I            Inleiding

Als vereffenaar werd mijn aandacht in eerste instantie gevraagd voor de samenstelling van de nalatenschap. Erven brachten de auto van moeder, haar woning en de bedrijfsgebouwen, een schenking van € 300.000 en de afname van de spaartegoeden met € 130.000 in 2016 onder de aandacht. Die aandacht is later versterkt doordat twee erfgenamen een beroep deden op hun legitieme portie.

Complicaties vormden enerzijds twee machine-geschreven verklaringen met ondertekening “[voorletters en achternaam moeder]” en “[voornaam en achternaam moeder]”, betreffende de verkoopopbrengst van landbouwgrond, en anderzijds de vermeende mentale gezondheidstoestand van Erflater.                                                                      Dit vormden complicaties omdat (i) de verklaringen een tegenstrijdige inhoud hebben, (ii) de handtekeningen onder de verklaringen niet gelijk zijn, (iii) de inhoud van een van de verklaringen ingewikkeld is. De fysieke en/of mentale toestand van Erflater zoals de erfgenamen die schetsen, maken die complicatie ook nog eens complex.

Over al hetgeen hierna volgt, is met u en uw adviseurs overlegd. Om die reden ga ik niet meer uitvoerig in op de onderscheiden stappen die zijn gezet. Ik verwijs voor de overwegingen en het overleg naar de correspondentie die met u is gevoerd.”

2.38.     Bij e-mail van 3 augustus 2021 heeft mr. [B] het volgende aan de notaris meegedeeld:

“Naar aanleiding van onderstaande e-mail met bijlagen in opgemelde zaak kan ik u na bestuderen van de stukken namens cliënt als volgt berichten,

Op pagina 5 van de rekening en verantwoording geeft u aan dat u recht heeft op een totale beloning van € 41.191,19, en u heeft dit bedrag ook opgenomen in de uitdelingslijst. Mij is echter niet gebleken dat de kantonrechter uw beloning conform heeft vastgesteld op grond van artikel 4:206 lid 3 BW. Ik verzoek u mij hierover te infomeren. Indien u de kantonrechter niet heeft verzocht om uw loon vast te stellen, dan verzoek ik u dat alsnog te doen.

Verder is gebleken dat er sprake is van een negatieve nalatenschap. De schuldeisers kunnen ook niet volledig worden voldaan op dit moment, er is een tekort op de uitdelingslijst van afgerond € 115.415,-. Cliënt kan in zijn hoedanigheid van schuldeiser niet akkoord gaan met de rekening en verantwoording en de uitdelingslijst. Ik verzoek u de rekening en verantwoording en uitdelingslijst gelet op voorgaande ter inzage te leggen bij de rechtbank, waarbij ik u nog in overweging wil geven (om een verzetprocedure wellicht te voorkomen) om toch nader onderzoek te doen naar de afname van de spaartegoeden met € 130.000,- en de overboeking van € 300.000,- aan de zussen kort voor het overlijden van moeder. Het is immers in het belang van de schuldeisers dat er voldoende liquide middelen komen om de schulden te kunnen voldoen. Ter zake deze onttrekkingen verwijs ik u naar mijn schrijven van december 2020 en naar de voor handen zijnde e-mailcorrespondentie van de zussen in de periode van de overboekingen.”

2.39.     Bij e-mail van 3 augustus 2021 aan klagers, hun drie zussen en in cc aan mr. [B] en mr. [A] heeft de notaris het volgende meegedeeld:

“Op verzoek van [klager 1] zal ik de rekening en verantwoording met de uitdelingslijst neerleggen ter griffie van de rechtbank. Verder al ik de kantonrechter verzoeken om mijn loon vast te stellen conform mijn urenoverzicht en de Recofa-richtlijnen. Of dat lukt voor mijn vakantie kan ik nu niet aangeven.                                                        Kosten en werkzaamheden na de neerlegging zullen nog voor rekening komen van de boedel. Hetzelfde geldt voor de kosten die de vereffenaar maakt in een eventuele verzetprocedure, als die wordt gestart door een van u.”

2.40.     Bij e-mail van 4 augustus 2021 heeft mr. [A] de notaris gevraagd om haar een kopie van het ingediende “salarisverzoek” toe te zenden en om - gelet op het feit dat er een tekort is op de uitdelingslijst - te overwegen om toch naar de onttrekkingen te kijken. Deze mail is cc naar mr. [B] gezonden.

2.41.     Bij e-mail van 5 oktober 2021 heeft mr. [B] aan de notaris gevraagd of hij de kantonrechter inmiddels heeft verzocht om zijn loon vast te stellen. Verder heeft ze het volgende te kennen gegeven:

“Verder verneem ik graag of u gehoor heeft gegeven aan het verzoek van mij en van mr. [A], om in heroverweging te nemen toch naar de onttrekkingen te kijken (mede gelet op het feit dat er een tekort is op de uitdelingslijst).”

Deze mail is cc naar mr. [A] gestuurd.

2.42.     Bij e-mail van 8 oktober 2021 heeft de notaris het volgende aan mr. [B] en in cc aan mr. [A] geantwoord:

“Na mijn vakantie ben ik nog niet toegekomen aan mijn verzoek en inzending ter neerlegging. Ik verwacht dat nu snel te kunnen doen, waarover ik u dan zal berichten. Mijn mening over de taak om als vereffenaar naar onttrekkingen te kijken heb ik al een aantal keren toegelicht. Ik zie geen (nieuwe) reden om die mening te wijzigen.”

2.43.     Bij e-mail van 4 november 2021 heeft mr. [A] de notaris gevraagd naar de stand van zaken met betrekking tot het “salarisverzoek”. Deze mail is cc naar mr. [B] gezonden.

2.44.     Bij e-mail van 2 december 2021 heeft de notaris aan mr. [B] laten weten dat hij in afwachting is van de vaststelling van zijn loon. Verder heeft de notaris meegedeeld dat daarna “de neerlegging” zal volgen en dat hij de erfgenamen hierover zal berichten.

2.45.     Bij beschikking van 13 januari 2022 heeft de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant het loon van de notaris (als vereffenaar) vastgesteld.

2.46.     Bij e-mail van 22 maart 2022 heeft mr. [B] het volgende aan de notaris en in cc aan mr. [A] te kennen gegeven:

“In opgemelde zaak vernamen wij van de rechtbank dat er op 13 januari jl. een loonbeschikking is afgegeven naar aanleiding van uw verzoek.

Graag verneem ik van u wanneer u de uitdelingslijst en rekening en verantwoording zult gaan indienen bij de rechtbank. Alle stukken zijn inmiddels toch geruime tijd compleet, of gaat u toch naar de onttrekkingen kijken gelet op het feit dat er een tekort is op de uitdelingslijst, zoals door ondergetekende en mr, [A] verzocht?”

2.47.     Bij e-mail van 5 april 2022 heeft mr. [B] een herinnering gestuurd naar de notaris. Deze mail is cc naar mr. [A] gezonden.

2.48.     Bij e-mail van 3 mei 2022 heeft de notaris het volgende geantwoord aan mr. [B] en in cc aan mr. [A]:

“Hierbij kom ik terug op uw onderstaande e-mail, althans de stand van zaken in deze vereffening.                    Allereerst bied ik u mijn verontschuldiging aan voor de vertraagde reactie.

Ik kan u berichten dat inmiddels de rekening en verantwoording en uitdelingslijst ter neerlegging (art. 4:218 lid 1 BW) zijn aangeboden aan de rechtbank. Van de rechtbank ontving ik nog geen bevestiging van de neerlegging. Zodra ik die heb ontvangen, zal ik de neerlegging aan de erfgenamen bevestigen en publiceren (art. 4:218 lid 2 BW).”

2.49.     De notaris heeft de neerlegging van de rekening en verantwoording en de uitdelingslijst openlijk bekend gemaakt op 16 juni 2022.

2.50.     Bij e-mail van 21 juni 2022 om 12:06 uur heeft mr. [B] de notaris gevraagd naar de stand van zaken met betrekking tot openlijke bekendmaking van de neerlegging van de rekening en verantwoording en de uitdelingslijst.

2.51.     Bij e-mail van 21 juni 2022 om 13:46 uur heeft de notaris aan klagers, hun drie zussen en in cc aan mr. [B] en mr. [A] de openlijke bekendmaking van de neerlegging van de rekening en verantwoording en de uitdelingslijst meegedeeld.

2.52.     Bij e-mail van 21 juni 2022 om 15:04 uur heeft mr. [B] onder andere het volgende aan de notaris te kennen gegeven:

“Uit de toegezonden bijlage blijkt dat u de rekening en verantwoording kennelijk reeds op 13 juni jl. heeft neergelegd ter griffie, en dat vervolgens op 16 juni jl. openlijk bekend heeft gemaakt. Op dat moment is de verzetstermijn al gaan lopen. Pas vandaag (op 21 juni, ruim een week later) volgt een bevestiging van u van de neerlegging ter griffie onder verwijzing naar de bijlage. Inmiddels is er al bijna een week van de zeer korte verzetstermijn verstreken. Client kan zich niet aan de indruk onttrekken dat u op deze manier tracht de mogelijkheid van verzet in te perken.

Verder tref ik bij uw onderstaande e-mail naast de publicatie in de Staatscourant geen stukken aan. Graag ontvang ik de neergelegde rekening en verantwoording en uitdelingslijst omgaand van u, zodat deze stukken kunnen worden beoordeeld.”

2.53.     Bij e-mail van 21 juni 2022 om 15:37 uur heeft de notaris aan mr. [B] het volgende geantwoord:

“13 juni verzond de rechtbank mij de bevestiging van de neerlegging. Opgave voor openblijke bekendmaking is direct na ontvangst daarvan op 14 juni gedaan. De verwerking en bevestiging daarvan door de Staatscourant duren een paar dagen. U vergist zich vervolgens: doorzending vond op de derde werkdag na publicatie plaats en niet na "ruim een week".

Overigens vond de neerlegging op verzoek van uw client plaats. Hij heeft zich al maanden op het verzet voorbereid en begin mei heb ik u nota bene geïnformeerd over de neerlegging. De indruk van uw client - uw indruk - dat ik op deze manier de mogelijkheid van verzet zou willen inperken is alleen al daarom niet juist en de beschuldiging daarover voelt onheus. De rekening en verantwoording en uitdelingslijst ontving u tot slot vorig jaar juli al - zie bijlage.”

2.54.     Bij verzetschrift van 29 juni 2022 zijn klagers in verzet gekomen tegen de rekening en verantwoording en tegen de uitdelingslijst. Zij hebben de kantonrechter verzocht om de notaris-vereffenaar op grond van artikel 4:210 lid 1 BW de aanwijzingen te geven die met het oog op een correcte afwikkeling van de vereffeningsprocedure wenselijk zijn. Daarbij hebben zij onder meer aangegeven dat er in de jaren voorafgaande aan het overlijden van moeder onrechtmatige overboekingen ten laste van haar bankrekening hebben plaatsgevonden. Klagers zijn van mening dat de notaris deze overboekingen ten bedrage van in totaal € 450.500,-- moet laten terugstorten dan wel deze vermeende giften moet vernietigen.

2.55.     Bij brief van 13 oktober 2022 heeft de gemachtigde van klagers een concept-klacht aan de notaris gezonden.

2.56.     Op 28 oktober 2022 is de klacht bij de kamer ingediend.

2.57.     Bij beschikking van 17 februari 2023 heeft de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant (hierna: de kantonrechter) het door klagers ingestelde verzet ongegrond verklaard. De kantonrechter heeft daartoe onder andere het volgende overwogen:

“4.2.       Het eerste punt waartegen [klager 2] en [klager 1] in verzet komen is dat de vereffenaar, volgens hen onterecht, de schenkingen voor een bedrag van € 450.500,00 niet op de uitdelingslijst heeft opgenomen. Met name stellen zij dat de vereffenaar de schenkingen terug moet laten storten door de ontvangers danwel de schenkingen moet vernietigen op grond van art. 7:176 BW. Gelet op het voornoemde toetsingskader zal beoordeeld worden of de vereffenaar in het kader van de schenkingen gehandeld heeft zoals van een redelijke en/of vakbekwaam handelend vereffenaar verwacht kan worden.

4.2.1.      Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vereffenaar wat betreft de schenkingen inderdaad zodanig gehandeld. Hiervoor is het volgende redengevend. Uit de overgelegde correspondentie blijkt dat de vereffenaar tijdens de vereffening de schenkingen onderzocht heeft. Hij heeft de twee door erflaatster ondertekende verklaringen bij de erfgenamen opgevraagd, hij heeft contact opgenomen met een van de artsen van het verzorgingstehuis waar erflaatster woonde en hij heeft de erfgenamen allemaal in de gelegenheid gesteld om stukken met betrekking tot de schenkingen te overleggen. Bij dit alles heeft de vereffenaar meegewogen dat erflaatster in dezelfde periode waarin de verklaringen zijn getekend bij de notaris nog een notariële akte heeft getekend en de notaris erflaatster kennelijk in staat achtte dit te doen. De vereffenaar heeft zijn bevindingen ook voorgelegd aan de erfgenamen. Hij heeft in eerste instantie (zie productie 3 verzoekschrift) daarbij aangegeven: “ik sluit op dit moment niet uit dat de vereffenaar betaalde bedragen zal terugvragen ten behoeve van de boedel”. Voor zover hier volgens [klager 2] en [klager 1] uit zou moeten volgen dat de vereffenaar een toezegging heeft gedaan waaraan zij rechten kunnen ontlenen, wordt dit standpunt niet gevolgd. De vereffenaar allereerst niets toegezegd.

Daarbij is namens [klager 2] en [klager 1] aangevoerd dat met name laakbaar is dat de vereffenaar geen standpunt wil innemen in de discussie tussen de erfgenamen. Uit het feit dat de vereffenaar de bedragen uiteindelijk niet op de rekening & verantwoording en uitdelingslijst heeft opgenomen, is af te leiden dat de vereffenaar na alles afgewogen te hebben op basis van de stukken die hij tot zijn beschikking had en het onderzoek dat hij gedaan heeft tot de conclusie is gekomen dat hij (toch) geen redenen ziet om de schenkingen terug te laten storten dan wel te vernietigen. [Klager 2] en [klager 1] hebben, ook na vragen daarover op de mondelinge behandeling, onvoldoende onderbouwd wat de vereffenaar in hun ogen nog meer had moeten doen met betrekking tot de schenkingen. Zij blijven daarin met name vasthouden aan hun standpunt dat de schenkingen vernietigd hadden moeten worden en dat dit eenvoudig was geweest, terwijl de vereffenaar daarvoor kennelijk onvoldoende grond heeft gezien. De kantonrechter is van oordeel dat de vereffenaar zijn taken in redelijkheid uitgevoerd heeft. Hij heeft de schenkingen beoordeeld. De vereffenaar mag dan, zoals door hem aangegeven, niet kunnen oordelen over de (absolute) waarheid in de discussie tussen partijen, conform de rekening en verantwoording heeft hij in de nalatenschap het standpunt ingenomen dat er geen vorderingen zijn (zodat hij dus geen vordering vanwege de schenkingen ziet). De kantonrechter is van oordeel dat een redelijk handelend vakgenoot tot deze conclusie had kunnen komen. De vereffenaar heeft dus gehandeld zoals van hem verwacht mag worden. Dit onderdeel van het verzet is daarom ongegrond.”

2.58.     De notaris heeft de schuldeisers van moeders nalatenschap vervolgens voldaan conform de uitdelingslijst.    

3.          De klacht

3.1.      Klagers verwijten de notaris dat hij in zijn hoedanigheid van vereffenaar in moeders nalatenschap onzorgvuldig heeft gehandeld. De klacht valt uiteen in de volgende onderdelen.

1. De vereffening van moeders nalatenschap is door de notaris niet voortvarend opgepakt.

2. De notaris heeft nagelaten om een onderzoek te verrichten naar de door moeder gedane schenkingen.

3.2.      De notaris heeft verweer gevoerd tegen de klacht. Voor zover dit verweer van belang is voor de beoordeling, zal dit hierna worden besproken.

4.          De beoordeling

Toetsnorm

4.1.      Notarissen zijn op grond van artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (Wna) aan tuchtrechtspraak onderworpen. De tuchtrechter toetst of hun handelen of nalaten in strijd is met het bepaalde in de Wna en andere toepasselijke bepalingen. Ook kan de tuchtrechter toetsen of zij voldoende zorg in acht hebben genomen ten opzichte van de (rechts)personen voor wie zij optreden en of zij daarbij hebben gehandeld zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar behoort te doen.

4.2.      Notarissen kunnen ook tuchtrechtelijk aansprakelijk zijn voor hun handelen in een andere hoedanigheid dan notaris. Dat handelen moet dan voldoende verband houden met hun hoedanigheid van notaris in relatie tot het daarbij passende gedragsniveau, zonder dat het handelen uitsluitend aan een notaris is voorbehouden. De klacht heeft (mede) betrekking op de handelwijze van de notaris in zijn hoedanigheid van vereffenaar. Naar het oordeel van de kamer houden de gedragingen van een vereffenaar voldoende verband met het daarbij passende gedragsniveau van een notaris, zodat de notaris zich ook voor zijn handelen als vereffenaar tuchtrechtelijk moet verantwoorden.

4.3.      Bij de beoordeling van deze klacht stelt de kamer voorop dat van een notaris die, al dan niet als vereffenaar, bij de afwikkeling van een nalatenschap betrokken is, mag worden verwacht dat hij de belangen van (onder meer) de erfgenamen met de grootst mogelijke zorgvuldigheid behartigt en dat hij daarbij in de gegeven omstandigheden voldoende voortvarend handelt. Vast staat dat de notaris sinds 28 november 2017 bij de nalatenschap betrokken is als vereffenaar. Een vereffenaar heeft diverse wettelijke verplichtingen. Zo moet hij de nalatenschap als een goed vereffenaar beheren en vereffenen. Ook moet de vereffenaar met bekwame spoed een boedelbeschrijving opmaken waarin de schulden van de nalatenschap in de vorm van een voorlopige staat zijn opgenomen (artikel 4:211 lid 3 BW). Verder moet de vereffenaar (onder meer) een rekening en verantwoording en een uitdelingslijst opstellen (artikel 4:218 lid 1 BW).

4.4.      De kamer zal de handelwijze van de notaris aan de genoemde (wettelijke) normen toetsen, waarbij de twee klachtonderdelen hierna zullen worden beoordeeld.

Klachtonderdeel 1 (niet voortvarend gehandeld)

Standpunt klagers

4.5.      Klagers verwijten de notaris dat hij de vereffening van moeders nalatenschap niet voortvarend heeft opgepakt. Zo heeft de notaris pas op 25 april 2019 een eerste concrete boedelbeschrijving opgesteld. Klagers en hun gemachtigden hebben vanaf het najaar 2020 veelvuldig aan de vereffenaar gevraagd wat de actuele stand van zaken was van de vereffening. Zij hebben daarbij ook verzocht om een boedelbeschrijving. De notaris is pas op 23 juli 2021 aan dit verzoek tegemoetgekomen, terwijl hij mr. [B] in december 2020 en in maart 2021 nog wel van andere informatie had voorzien.

Vanaf het moment dat de notaris had aangegeven de kantonrechter te zullen vragen zijn loon vast te stellen (3 augustus 2021), heeft het tot 2 december 2021 geduurd voordat hij zijn loonverzoek aan de kantonrechter heeft voorgelegd. De kantonrechter heeft vervolgens op 13 januari 2022 een loonbeschikking afgegeven, terwijl de notaris de erfgenamen en schuldeisers daarover niet heeft geïnformeerd. Weliswaar bestaat er geen wettelijke informatieplicht van de vereffenaar jegens de erfgenamen, maar in dit kader zijn klagers naast erfgenaam ook schuldeisers van moeders nalatenschap. Gelet op de taakvervulling van de vereffenaar, dient hij in dat kader - nu de nalatenschap niet solvabel genoeg is - de schuldeisers te informeren. Klagers hebben in beide hoedanigheden belang bij informatieverstrekking van de vereffenaar.

Klagers hebben pas in mei 2022 vernomen dat de rekening en verantwoording en de uitdelingslijst al bij de rechtbank waren aangeboden.

Nadat de neerlegging van de rekening en verantwoording en uitdelingslijst door middel van publicatie in de Staatscourant openlijk bekend was gemaakt, heeft het een aantal dagen geduurd voordat de notaris de erfgenamen op de hoogte bracht. Gelet op de korte verzetstermijn van een maand is het noodzakelijk dat een vereffenaar adequaat reageert. Doordat de notaris verzuimd heeft de erfgenamen/schuldeisers op de hoogte te brengen van de loonbeschikking en de neerlegging van de stukken en publicatie daarvan heeft hij kostbare tijd laten verlopen. Het handelen (of beter gezegd nalaten) van de notaris heeft ertoe geleid dat de verzetstermijn als bedoeld in artikel 4:218 lid 3 BW door klagers niet ten volle benut kon worden.

Van een notaris mag verwacht worden dat hij op vragen van belanghebbenden en hun gemachtigden tijdig reageert. In alle fases van deze vereffening heeft de notaris volgens klagers te traag gereageerd.

Standpunt notaris

4.6.      De notaris voert hiertegen het volgende aan. Hij heeft op 9 januari 2018 een bespreking gehad met klager 2 over onder meer de samenstelling van moeders nalatenschap. De notaris had naar eigen zeggen toen al een beeld van de omvang en samenstelling van de nalatenschap. Op 29 maart 2018 heeft hij de erfgenamen globaal op de hoogte gebracht van de boedel. Op 4 juli 2018 heeft de notaris de stand van zaken bevestigd en om nadere informatie gevraagd. De notaris betwist dat hij pas op 25 april 2019 een eerste boedelbeschrijving heeft opgesteld. De eerste concrete boedelbeschrijving is van 29 augustus 2018 en die is op die datum ook aan klagers en de andere erfgenamen toegezonden.

De enige schuldeisers zijn de erfgenamen zelf, als erfgenamen van vader. Klagers waren als zodanig ook al voor de benoeming van de notaris tot vereffenaar bekend met de samenstelling en omvang van de nalatenschap van moeder. Volgens de notaris blijkt uit de door hem overgelegde stukken dat moeders erfgenamen haar nalatenschap op papier al hadden verdeeld voordat zij was overleden.

Bij e-mail van 3 augustus 2021 heeft de notaris gemeld dat hij de kantonrechter om vaststelling van zijn loon zou vragen en heeft hij ook meegedeeld niet zeker te weten of dat voor zijn vakantie nog zou lukken. Op 8 oktober 2021 heeft de notaris mr. [B] geïnformeerd dat hij nog niet aan het opmaken van een loonverzoek was toegekomen. Dat de erfgenamen vervolgens niet zijn geïnformeerd over de vaststelling van het loon, komt doordat de plicht daartoe niet bestaat zoals klagers zelf ook bevestigen. In de relatie tussen de vereffenaar en de kantonrechter zijn de erfgenamen geen belanghebbende (vgl. Hof Den Haag, 20 juni 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:1678). Aan zowel de erfgenamen als de schuldeisers wordt aan het einde van de vereffening rekening en verantwoording afgelegd. De wet kent voor schuldeisers geen afwijkende regeling. De reden dat het een aantal dagen heeft geduurd voordat de openlijke bekendmaking van de neerlegging van de rekening en verantwoording is gemeld aan de erfgenamen (die ook allen schuldeiser zijn), is al eerder toegelicht aan klagers (via mr. [B]).

Op dezelfde dag dat de notaris de bevestiging van de neerlegging van de kantonrechter ontving (14 juni 2022), is aan de Staatscourant de publicatie van de neerlegging opgegeven. Donderdag 16 juni 2022 is de neerlegging gepubliceerd. Vrijdag 17 juni en maandag 20 juni 2022 was de notaris naar eigen zeggen buiten kantoor en dinsdag 21 juni 2022 (op de derde werkdag na de publicatie) heeft de notaris de erfgenamen daarover geïnformeerd. Er is dus wel degelijk adequaat gereageerd op de berichten van de kantonrechter en de Staatscourant. Er is feitelijk geen kostbare tijd verloren gegaan zoals klagers doen voorkomen. Klagers konden zich bovendien al maanden voorbereiden op het verzet. Begin mei 2022 waren zij immers al geïnformeerd over de neerlegging. Zij hadden op 3 augustus 2021 gemeld niet akkoord te zijn met de rekening en verantwoording en de uitdelingslijst. Na het bekend worden van de publicatie waren van de verzetstermijn (zijnde een maand) bovendien slechts acht dagen (21 juni tot en met 29 juni) nodig om het verzetschrift op te stellen en in te dienen.

De notaris betwist dat hij in alle fasen van de vereffening te traag heeft gereageerd. Een onderbouwing van deze stelling ontbreekt. De notaris heeft wel degelijk gereageerd op berichten van de advocaten van klagers.

Oordeel kamer

4.7.      De kamer zal hierna ingaan op de concrete verwijten van klagers.

boedelbeschrijving

4.8.      Naar het oordeel van de kamer hebben klagers, gelet op het gemotiveerde verweer van de notaris, onvoldoende aanknopingspunten aangedragen ter onderbouwing van hun stelling dat de notaris pas op 25 april 2019 een eerste boedelbeschrijving zou hebben opgemaakt. Bij dit oordeel is met name van belang dat de gemachtigde van klagers tijdens de mondelinge behandeling met zoveel woorden heeft verklaard klachtonderdeel 1 op dit punt af te zwakken, nadat de notaris had gewezen op zijn e-mail van 29 augustus 2018 aan klagers, de andere erfgenamen en mr. [A], waarbij hij een boedelbeschrijving heeft toegezonden.

Voor zover het van klachtonderdeel 1 deel uitmakende verwijt ten aanzien van de boedelbeschrijving -  gelet op de klachttermijn van artikel 99 lid 21 Wna - al ontvankelijk is, zal dit daarom ongegrond worden verklaard.

rekening en verantwoording en uitdelingslijst van 23 juli 2021

4.9.      Vast staat dat het tot 23 juli 2021 heeft geduurd, voordat de notaris met een rekening en verantwoording en uitdelingslijst kwam. Gelet op de door partijen overgelegde correspondentie tussen de notaris enerzijds en (de advocaten van) klagers en/of de andere erfgenamen anderzijds en meer specifiek gelet op onder andere de hierna in klachtonderdeel 2 te bespreken kwestie van de schenkingen acht de kamer deze termijn gerechtvaardigd.

verzoek tot het vaststellen van het vereffenaarsloon

4.10.     Bij e-mail van 3 augustus 2021 aan klagers, hun drie zussen, mr. [B] en mr. [A] heeft de notaris meegedeeld dat hij een verzoek tot het vaststellen van het vereffenaarsloon bij de kantonrechter zou indienen, maar dat hij niet wist of dat nog voor zijn vakantie zou lukken. Vast staat dat de notaris de door hem bij e-mail van 8 oktober 2021 aan mr. [B] gedane toezegging om het verzoek nu snel in te dienen, niet is nagekomen en het vervolgens tot begin december 2021 heeft geduurd, voordat de notaris de kantonrechter heeft verzocht om zijn loon vast te stellen.

Klagers kan worden toegegeven dat er kanttekeningen zijn te plaatsen bij het feit dat de notaris het verzoek uiteindelijk pas na vier maanden heeft ingediend, maar - mede gelet op de door de notaris aangevoerde omstandigheden (vakantie en drukte) - is de door de notaris gehanteerde termijn niet onoverkomelijk. De kamer acht dit tijdsverloop in dit geval van onvoldoende gewicht om de notaris hierover een tuchtrechtelijk verwijt te maken.

loonbeschikking

4.11.     Tussen klagers en de notaris staat niet ter discussie dat op een notaris-vereffenaar geen wettelijke verplichting rust om erfgenamen te informeren over een loonbeschikking van de kantonrechter. Die verplichting bestaat evenmin tegenover schuldeisers van een nalatenschap. Het verzoek tot het vaststellen van het vereffenaarsloon van een door de rechtbank benoemde vereffenaar is een aangelegenheid tussen de kantonrechter en de vereffenaar. Op grond van het bepaalde in artikel 4:206 lid 3 BW heeft een door de rechtbank benoemde vereffenaar immers recht op het loon, dat door de kantonrechter aan het einde van de vereffening vóór het opmaken van de uitdelingslijst wordt vastgesteld. Dat loon maakt deel uit van de uitdelingslijst en iedere belanghebbende (zoals een erfgenaam) kan vervolgens binnen een maand na de openlijke bekendmaking daarvan in verzet komen tegen de uitdelingslijst zoals is bepaald in artikel 4:218 BW.

Dat de notaris klagers niet afzonderlijk heeft geïnformeerd over de loonbeschikking van de kantonrechter van 13 januari 2022 is naar het oordeel van de kamer dus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

neerlegging en openlijke bekendmaking van de neerlegging van de rekening en verantwoording en uitdelingslijst

4.12.     Bij e-mail van 22 maart 2022 heeft mr. [B] aan de notaris meegedeeld dat zij door de rechtbank op de hoogte is gebracht van de loonbeschikking van 13 januari 2022 en heeft zij de notaris gevraagd wanneer hij de rekening en verantwoording en de uitdelingslijst zal indienen bij de rechtbank. Bij e-mail van 5 april 2022 heeft mr. [B] een herinnering gestuurd naar de notaris. Pas een maand later, op 3 mei 2022, heeft de notaris per e-mail aan mr. [B] geantwoord dat hij de rekening en verantwoording en uitdelingslijst inmiddels ter neerlegging had aangeboden aan de rechtbank en dat hij na ontvangst van de bevestiging van de neerlegging de erfgenamen zou informeren en voor publicatie zou zorgen. De kamer is van oordeel dat het de notaris weliswaar had gesierd, indien hij eerder had gereageerd op de e-mails van mr. [B], maar - mede gelet op het feit dat hij mr. [B] in laatstgenoemde e-mail zijn excuses heeft gemaakt voor de vertraagde reactie - acht de kamer de door de notaris gehanteerde antwoordtermijn van onvoldoende gewicht om de notaris hierover een tuchtrechtelijk verwijt te maken.

4.13.     Vast is komen te staan dat de rechtbank de notaris op 13 juni 2022 een bevestiging heeft gestuurd van de neerlegging van de rekening en verantwoording en de uitdelingslijst. Ook staat vast dat de openlijke bekendmaking van de neerlegging van de rekening en verantwoording en de uitdelingslijst (ex artikel 4:218 lid 2 BW) heeft plaatsgevonden op donderdag 16 juni 2022. De notaris heeft uitgelegd dat hij de daarop volgende vrijdag en maandag buiten kantoor was en dat hij de erfgenamen/schuldeisers daarom op dinsdag 21 juni 2022 heeft geïnformeerd over de openlijke bekendmaking. Hoewel het wellicht beter was geweest als de notaris de erfgenamen/schuldeisers op 16 dan wel 17 juni 2022 (eventueel via een collega/medewerker) had geïnformeerd over de openlijke bekendmaking, acht de kamer de door de notaris gehanteerde termijn van onvoldoende gewicht om hem hierover een tuchtrechtelijk verwijt te maken. De kamer acht hierbij van belang dat:

  • klagers al bekend waren met de rekening en verantwoording en de uitdelingslijst van 23 juli 2021 en met het standpunt van de notaris over het heikele onderwerp van de schenkingen en verklaringen;
  • de definitieve rekening en verantwoording en uitdelingslijst volgens partijen niet afwijken van de hiervoor genoemde stukken van 23 juli 2021;
  • klagers ruim binnen de verzetstermijn een verzetschrift hebben ingediend en de door de notaris gehanteerde termijn dus zonder verdere gevolgen is gebleven.

communicatie traag

4.14.     Klagers stellen in algemene zin nog dat de notaris in alle fases van de vereffening te traag heeft gereageerd op vragen van klagers en hun advocaten. Voor zover dit van klachtonderdeel 1 deel uitmakende verwijt - gelet op de klachttermijn van artikel 99 lid 21 Wna - al in zijn geheel ontvankelijk is, is de kamer van oordeel dat klagers hebben nagelaten hun algemene stelling voldoende te concretiseren en toe te lichten. Weliswaar hebben klagers een grote hoeveelheid e-mails overgelegd, maar mede gelet op het feit dat de notaris op zijn beurt een grote hoeveelheid (antwoord)mails heeft overgelegd, hebben klagers de relevantie van de inhoud van de door hen ingediende e-mails in het kader van dit verwijt onvoldoende geduid. Bovendien volgt uit de door partijen overgelegde correspondentie dat de notaris naast het communiceren per mail ook regelmatig telefonisch overleg heeft gevoerd met mr. [B] en mr. [A].

Het ligt op de weg van klagers aanknopingspunten aan te dragen, om tot het oordeel te kunnen komen dat de notaris als vereffenaar tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Nu klagers deze aanknopingspunten niet hebben aangereikt, kan de kamer niet anders dan de klacht in zoverre ongegrond verklaren.

Klachtonderdeel 2 (geen onderzoek naar schenkingen)

Standpunt klagers

4.15.     De notaris heeft in het eerste gesprek met moeders erfgenamen, tevens schuldeisers van de nalatenschap, ten aanzien van een door moeder tijdens leven gedane schenking van € 300.000,-- aangegeven dat hij de rechtmatigheid van die schenking zou onderzoeken. Na het eerste gesprek heeft de notaris moeders erfgenamen op 10 december 2018 bericht dat het hem is opgevallen dat het saldo van de bankrekening van moeder in de periode voor haar overlijden, tussen 2014 en mei 2016, flink is afgenomen en dat hij niet uitsluit dat hij door moeder verrichte betalingen zou terugvragen. Ook zou de notaris nog terugkomen op de gevolgen van twee mogelijk door moeder getekende verklaringen. Ondanks meerdere toezeggingen daartoe is de notaris niet meer op deze punten teruggekomen en heeft hij geen nader onderzoek gedaan. Bij brief van 23 juli 2021 heeft de notaris abrupt meegedeeld dat zijn werkzaamheden voltooid zijn en dat de kwesties die nog lopen niet vallen onder zijn taak als vereffenaar in moeders nalatenschap.

Het totaalbedrag van de discutabele schenkingen/overboekingen is € 450.500,--. Uit de bankgegevens blijkt dat klager 2 hiervan € 44.000,-- heeft ontvangen en dat het restant van € 406.500,-- tussen de drie zussen is verdeeld. Het niet terugvorderen van deze schenkingen/overboekingen heeft voor klagers grote gevolgen. Het saldo van de nalatenschap is namelijk negatief. Een bedrag van in totaal € 115.414,56 kan nu niet aan de schuldeisers worden voldaan. Indien het totaalbedrag van € 450.500,-- in de nalatenschap zou terugkomen, dan zou het saldo van de nalatenschap positief worden en kunnen de vorderingen van alle schuldeisers (dus ook die van klagers) volledig worden betaald.

Standpunt notaris

4.16.     De notaris voert hiertegen het volgende aan. Bij e-mail van 12 augustus 2019 heeft de notaris aan mr. [A] meegedeeld dat zij zelf actie kon ondernemen. Klachtonderdeel 2 had op grond van artikel 99 lid 21 Wna moeten worden ingediend binnen drie jaar na 12 augustus 2019. Klagers hebben hun klacht pas op 28 oktober 2022 ingediend en zijn dus te laat.

Daarnaast voert de notaris aan dat een vereffenaar het beheer met uitsluiting van anderen en naar eigen inzicht uitvoert. De vereffenaar heeft daarbij een ruime beoordelingsvrijheid. Op het gebied van het beheer is de kantonrechter bevoegd en niet de kamer. Klagers hebben deze kwestie ook aan de kantonrechter voorgelegd in hun verzetschrift, maar zij hebben de uitkomst van die procedure niet afgewacht.

De notaris betwist dat hij in zijn e-mail van 10 december 2018 aan de erfgenamen heeft bericht dat hij nog een knoop zou moeten doorhakken over het teruglopen van het saldo van moeders bankrekening. Hij heeft alleen aangegeven dat het hem was opgevallen dat het saldo van moeders bankrekening in de jaren voor haar overlijden was afgenomen. Als notaris (en vereffenaar) zit hij niet op de stoel van de rechter. Als zodanig heeft de notaris ook geen standpunt kunnen innemen ten gunste van de ene of de andere schriftelijke verklaring van moeder. De reden daarvoor heeft de notaris al verschillende keren toegelicht aan klagers (en de andere erfgenamen/schuldeisers). Na deze toelichtingen hebben klagers zelf geen enkele concrete nieuwe informatie aangeleverd die tot een andere overweging of inzicht had kunnen leiden.

Daar komt bij dat aan het handelen van een vereffenaar kosten zijn verbonden. Het zou niet zorgvuldig zijn geweest als de notaris zonder grond op kosten van de schuldeisers en (uiteindelijk) de erfgenamen onderzoeken en procedures zou zijn gestart.

Ten slotte wijst de notaris erop dat het de taak van een vereffenaar is om de belangen van de gezamenlijke schuldeisers te behartigen, niet die van individuele schuldeisers. Die kunnen als deelgenoten hun belangen zelf in de verdeling van de nalatenschap behartigen. Of de belangen van twee individuele schuldeisers en erfgenamen in dit geval opwegen tegen het belang van de gezamenlijke schuldeisers en gezamenlijke erfgenamen is ook niet ter beoordeling van de vereffenaar. Daarom heeft de notaris als vereffenaar klagers verwezen naar de verdelingsfase na de vereffening. In die verdeling is er ruimte om deze individuele belangen te behartigen en de rechten op € 450.500,-- te laten vaststellen (vgl. Hoge Raad 6 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:535).

Oordeel kamer

vervaltermijn

4.17.     De notaris voert aan dat klachtonderdeel 2 te laat is ingediend, omdat hij mr. [A] al op 12 augustus 2019 heeft laten weten dat zij zelf actie kon ondernemen. De kamer zal eerst ingaan op dit meest ver strekkende verweer.

4.18.     Ingevolge artikel 99 lid 21 Wna kan een klacht slechts worden ingediend binnen drie jaar na de dag waarop de tot klachtgerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven kennis heeft genomen. Indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaar na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de notaris waarop de klacht betrekking heeft, wordt de klacht niet-ontvankelijk verklaard.

De wettelijke driejaarstermijn begint te lopen na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de (kandidaat-)notaris waarop de klacht betrekking heeft. Niet is vereist dat klager ook bekend is met de juridische (of tuchtrechtelijke) beoordeling van dat handelen of nalaten.

De beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring blijft achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas later bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.

4.19.     De kamer overweegt het volgende. De e-mail van de notaris van 12 augustus 2019 aan mr. [A] luidt: “Wij bespraken mijn standpunt al. Indien u daar actie op wilt ondernemen, hoeft u niet te wachten.” Deze e-mail is het antwoord op een eerdere e-mail van mr. [A] van dezelfde datum, onder meer inhoudende: “Uit ons overleg begreep ik dat u voorlopig niets doet met betrekking tot de transacties die hebben plaatsgevonden. Ik heb u eerder al verzocht dit op schrift te zetten, zodat duidelijk is wat uw formele standpunt is aangaande de transacties. Tijdens ons telefonisch overleg heeft u aangegeven dit nog te zullen doen.”

De kamer constateert dat het antwoord van de notaris slechts naar de advocaat van klager 2 is gestuurd. Gesteld noch gebleken is dat klager 1 hiervan destijds ook op de hoogte was. Zijn advocaat, mr. [B], was in 2019 nog niet eens in beeld bij de notaris. Het niet-ontvankelijkheidsverweer slaagt naar het oordeel van de kamer reeds hierom niet ten aanzien van klager 1.

Los daarvan kan uit de hierboven geciteerde e-mails en de daarna door partijen in 2020 gevoerde e-mailcorrespondentie niet worden opgemaakt dat de notaris de keuze zou hebben gemaakt om de schenkingen niet te onderzoeken. Zo volgt uit de e-mail van 21 september 2020 aan mr. [B] en de e-mail van 11 november 2020 aan mr. [A] dat de notaris destijds nog geen standpunt had ingenomen over de gevolgen van de schenkingen en de daarmee samenhangende verklaringen voor de (wijze van) vereffening. Klagers hebben in 2020 dus ook geen conclusies kunnen trekken over het al dan niet door de notaris uitgevoerde onderzoek met betrekking tot die schenkingen en verklaringen. Nu klagers in 2020 in ieder geval nog geen objectieve kennis droegen van het (veronderstelde) nalaten van de notaris, is klachtonderdeel 2, dat is ingekomen op 28 oktober 2022, hoe dan ook binnen de klachttermijn van drie jaar ingediend. De kamer komt daarmee toe aan de inhoudelijke beoordeling van dit klachtonderdeel.

inhoudelijke beoordeling klachtonderdeel 2

4.20.     De kamer stelt het volgende voorop. De vereffenaar vertegenwoordigt de erfgenamen in en buiten rechte; zij zijn niet bevoegd zonder de medewerking van de vereffenaar of zonder machtiging van de kantonrechter over de goederen van de nalatenschap of hun aandeel daarin te beschikken (artikel 4:211 lid 2 BW). De vereffenaar moet knopen doorhakken: hij kan daarom het beheer met uitsluiting van de erfgenamen naar eigen inzicht uitvoeren. De vereffenaar hoeft dus niet achter elke opmerking van de erfgenamen aan. Hij heeft een ruime marge van beoordelingsvrijheid. Het belangrijkste is dat zijn handelingen in het belang van de nalatenschap zijn; of dat zo is, is uiteindelijk ter beoordeling van de civiele rechter.

4.21.     In de procedure waarbij klagers in verzet zijn gekomen tegen de door de notaris opgemaakte rekening en verantwoording en uitdelingslijst heeft de kantonrechter op 17 februari 2023 geoordeeld dat de notaris de schenkingen heeft onderzocht en dat de notaris op basis van zijn onderzoek als vereffenaar het standpunt mocht innemen dat er geen vorderingen vanwege de schenkingen zijn. Volgens de kantonrechter heeft de notaris zijn taken als vereffenaar in redelijkheid uitgevoerd en heeft hij gehandeld zoals van hem verwacht mag worden. Dit brengt met zich dat de kamer klachtonderdeel 2 in zoverre ongegrond zal verklaren.

4.22.     Gelet op de e-mails van de notaris van 29 maart 2018, 4 juli 2018, 10 december 2018, 12 augustus 2019, 21 september 2020 en 11 november 2020 is het voorstelbaar dat klagers een diepgaander onderzoek naar de schenkingen hadden verwacht of hadden verwacht dat de notaris de schenkingen zou laten terugstorten door de ontvangers dan wel de schenkingen zou vernietigen. Zo heeft de notaris in zijn e-mail van 10 december 2018 meegedeeld: “In dat licht valt op dat in de periode voor het overlijden van moeder het saldo van haar bankrekening flink is teruggelopen. Ik sluit op dit moment niet uit dat de vereffenaar betaalde bedragen zal terugvragen ten behoeve van de boedel en daarmee de erfdelen in de nalatenschap van moeder.”

Met de kantonrechter is de kamer echter van oordeel dat deze e-mails geen toezeggingen van de notaris inhouden ten aanzien van de schenkingen.   

Bij e-mail van 14 maart 2021 heeft de notaris uiteindelijk - en voor zover de kamer op basis van de overgelegde stukken kan nagaan: voor het eerst schriftelijk - een duidelijk standpunt ingenomen, inhoudende dat hij geen oordeel heeft over de rechtmatigheid van de schenkingen en dat hij het eventueel terugvorderen van de betalingen overlaat aan klagers. Deze e-mail is weliswaar aan alleen mr. [B] (advocaat van klager 1) toegezonden, maar gesteld noch gebleken is dat de notaris dit standpunt niet heeft gedeeld met klager 2 en/of zijn advocaat, mr. [A]. Sterker nog, in dezelfde e-mail heeft de notaris meegedeeld dat klager 2 bekend is met het standpunt van de notaris als vereffenaar over de betalingen aan de drie zussen. Daarnaast is door klagers niet (voldoende) weersproken dat de notaris zijn standpunt over de schenkingen ook al eerder had besproken met de advocaten van klagers, mr. [A] en mr. [B], zodat de kamer hiervan uitgaat. Een aanknopingspunt hiervoor treft de kamer aan in genoemde e-mail van 14 maart 2021 (“Zoals ik al kort met u besprak (…)”).

De kamer gaat er daarom vanuit dat klagers in ieder geval vanaf 14 maart 2021 wisten waar zij aan toe waren. Zij zijn - anders dan zij stellen - op 23 juli 2021 dus niet “abrupt” bekend geworden met het standpunt van de notaris. Hoewel het - gelet op de overgelegde correspondentie die dateert van vóór 14 maart 2021 - invoelbaar is dat het standpunt van de notaris voor klagers onbevredigend is, brengt dit niet met zich dat de notaris op dit punt in de communicatie met klagers is tekortgeschoten. Bovendien ziet klachtonderdeel 2 strikt genomen ook niet op de communicatie van de notaris over de schenkingen en de daarmee verband houdende verklaringen. Daarom zal de kamer ook dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.

5.          De beslissing

De kamer:

verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. T. Zuidema, plaatsvervangend voorzitter, mr. W.F.J. Aalderink, plaatsvervangend rechterlijk lid, en mr. Y.M.R. van der Voort, plaatsvervangend notarieel lid.

Uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2023 door mr. T. Zuidema, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Hoger beroep tegen deze beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van de aangetekende brief waarbij van deze beslissing kennis is gegeven - bij het gerechtshof in Amsterdam, postadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.