ECLI:NL:TNORDHA:2023:4 Kamer voor het notariaat Den Haag 22-45

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2023:4
Datum uitspraak: 15-02-2023
Datum publicatie: 05-04-2023
Zaaknummer(s): 22-45
Onderwerp: Overig, subonderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Aan de samenwerking tussen klager en de notaris ligt een overeenkomst van opdracht ten grondslag. De klacht ziet voor het grootste deel op een geschil dat uit die overeenkomst voortkomt.

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 15 februari 2023 inzake de klacht onder nummer 22-45 van:

[klager],

notaris te [vestigingsplaats], thans oud-notaris,

hierna ook te noemen: klager,

tegen

[notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: de notaris.

1. Het procesverloop

1.1 De Kamer heeft kennisgenomen van de klacht, met bijlagen, ingekomen op 29 september 2022.

1.2 De Kamer heeft het antwoord van de notaris, met bijlagen, ontvangen.

1.3 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 januari 2023. Daarbij waren aanwezig klager en de notaris. Van het verhandelde is proces-verbaal opgemaakt.

2. De feiten

2.1 Medio januari 2021 werd de notaris benaderd door klager. De notaris had een vacature voor een kandidaat-notaris en de samenwerking van klager als notaris met het toenmalige notariskantoor was geëindigd.

2.2 Op 21 januari 2021 hebben klager en de notaris een verkennend gesprek gevoerd.

2.3 Op 27 januari 2021 heeft mr. [A], advocaat te Rotterdam, een concept overeenkomst van opdracht opgesteld tussen klager en zijn management B.V. enerzijds en de notaris en zijn praktijkvennootschap anderzijds.

2.4 Op 4 februari 2021 hebben partijen de overeenkomst ondertekend.

2.5 In de loop van februari 2021 bleek dat klager niet over de verplichte beroepsaansprakelijkheidsverzekering beschikte. Zijn vorige beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar wilde hem niet terug vanwege zijn schadeverleden van circa € 2.000.000,- en de verzekeraar van de notaris wilde de verzekering opzeggen als klager zou toetreden tot de praktijkvennootschap van de notaris.

2.6 In september 2021 heeft de notaris op verzoek van klager hem een lening verstrekt van € 6.000,-. Ter zekerheid van terugbetaling van die lening hebben partijen op 19 oktober 2021 een akte van verpanding ondertekend. In de akte staat het volgende opgenomen:

“Ter uitvoering van de hiervoor gemelde overeenkomst verklaarde [klager] hierbij aan [naam] te verlenen, die verklaarde hierbij van [klager] te aanvaarden, een eerste pandrecht op:

de auto van het merk Austin Healey, (…).

en wel tot meerdere zekerheid voor de betaling van al hetgeen [naam] nu of te eniger tijd en uit welken hoofde ook, zowel in als buiten rekening-courant en al of niet in chartaal of giraal geld in het gewone dan wel het rechtsverkeer te vorderen heeft van [klager] [naam]”.

2.7 Klager is per 1 februari 2022 gedefungeerd. Tot 1 juli 2022 is hij benoemd tot waarnemer van zijn eigen vacante protocol.

2.8 Met betrekking tot het archiveren van het protocol van klager waren problemen ontstaan. Op 26 april 2022 zijn de laatste dozen met het protocol naar Doc-Direkt afgevoerd.

2.9 Op 29 juni 2022 is klager zeventig jaar geworden. De notaris is per 1 juli 2022 benoemd tot waarnemer van het vacante protocol van klager.

2.10 Op 1 juli 2022 heeft de notaris klager een (voorlopige) eindafrekening gestuurd van € 18.453,72. Dit betrof hoofdzakelijk het nog te ontvangen aandeel in de omzet minus onder andere de ontvangen voorschotten en de gemaakte kosten inzake het archiveren en overbrengen van het protocol van klager.

2.11 Op 10 augustus 2022 hebben klager en de notaris een gesprek gevoerd over de beëindiging van de samenwerking. De notaris heeft toen de einddeclaratie aan klager overhandigd.

2.12 Omdat klager de eindafrekening niet betaalde heeft de notaris in september 2022 de opdracht gegeven aan een advocaat om over te gaan tot executie van het pandrecht.

3. De klacht

3.1 Eind 2021 heeft klager € 6.000,- van de notaris geleend om een goede relatie te ondersteunen met een medisch probleem. De notaris wilde als zekerheid een pandrecht op de klassieke auto. Afgesproken werd dat klager € 1.000,- per maand zou aflossen door inhouding op zijn loon. Na twee maanden betalen wilde klager de auto overdragen aan zijn oudste zoon. De zoon heeft het resterende bedrag van de lening van € 4.000,- overgemaakt naar de notarisrekening. Klager was daarna in de veronderstelling dat het pandrecht door het tenietgaan van de schuld was geëindigd. Klager heeft de notaris een aantal malen verzocht kwijting te verlenen. Dit heeft de notaris niet gedaan. Dat de notaris beslag heeft gelegd op de auto van de zoon, acht klager moreel verwerpelijk. Het beslag is immers gelegd voor een reeds voldane en niet meer bestaande vordering.

3.2 Op 10 augustus 2022 kreeg klager de eindafrekening overhandigd van de notaris. Er staan drie posten op de eindafrekening waar klager het niet mee eens is.

Ten eerste de kosten voor het gereedmaken en overbrengen van het protocol van klager naar Doc-Direkt. Dit alles was op initiatief van de notaris. De notaris heeft niet met klager overlegd. Als gast van het kantoor had klager geen gelijkwaardige positie. Vanaf februari 2022 werd de voorschotbetaling onder protest van klager met € 1.000,- verminderd om de geclaimde kosten te voldoen.

Ten tweede was er een betaling van € 1.000,- in privé aan klager opgenomen. Klager had die betaling van een cliënt ontvangen als een donatie voor een goed doel. Ondanks telefonische uitleg van de cliënt heeft de notaris deze betaling aangemerkt als betaling van honorarium buiten hem om.

Ten derde had een jarenlange cliënt van klager na een bespreking met klager verzocht om een offerte. De notaris heeft de offerte vervolgens naar hem verzonden. Omdat de cliënt de offerte te hoog vond, heeft hij de opdracht niet verstrekt. De factuur die de notaris heeft verstuurd, is door de cliënt niet betaald en wordt nu bij klager in rekening gebracht.

4. Het verweer

4.1 De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Daarop zal – voor zover nodig – hierna worden ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 Wna. Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.

5.2 Aan de samenwerking tussen klager en de notaris ligt de overeenkomst van opdracht ten grondslag. De klacht ziet voor het grootste deel op een geschil dat uit die overeenkomst voortkomt. Het is echter niet aan de Kamer om dergelijke geschillen te beoordelen, ook niet als ze als klacht zijn aangebracht. Niet alleen ontbeert de Kamer de bevoegdheid om de rechten van partijen bij een dergelijk geschil vast te stellen, maar ook is de toepasselijke toets een andere dan die van de tuchtnorm van artikel 93 Wna. De notaris wordt niet in zijn rechten als schuldeiser beperkt en hoeft rechten en weren niet te laten varen, omdat hij notaris is. Een civielrechtelijk geschil moet door de civiele rechter worden beslecht. Ter zitting is overigens gebleken dat partijen het geschil over de afrekening van ruim € 18.000,- inmiddels hebben voorgelegd aan de civiele rechter.

5.3 De Kamer oordeelt uitsluitend over de tuchtrechtelijke betamelijkheid van het doen of laten van een notaris in de uitoefening van zijn ambt of in relatie tot dat ambt. Niet is gebleken dat de notaris als partij bij de onderliggende overeenkomst in de kwestie van de afrekening de tuchtrechtelijke normen heeft geschaad. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.4 De positie van schuldeiser sluit evenmin uit dat een notaris-schuldeiser klachtwaardig kan handelen. Zo zal het evident zonder rechtsgrond beslag leggen klachtwaardig kunnen zijn. Onenigheid tussen partijen over de vraag of een dergelijke rechtsgrond aanwezig is, leidt echter niet op zich reeds tot het oordeel dat sprake is van klachtwaardig handelen van de notaris; dat zou de notaris in zijn rechten als schuldeiser beperken.

Niet is gebleken dat de notaris in onderhavig geval klachtwaardig heeft gehandeld. Er was immers een door klager mede ondertekende akte van vestiging pandrecht, terwijl niet in geschil is dat een pandrecht op de auto is gevestigd. De gestelde vordering op klager is niet bij voorbaat evident niet aanwezig. Ook overigens blijkt van klachtwaardig handelen of nalaten niet. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

BESLISSING

De Kamer voor het notariaat:

  • verklaart de klacht op beide onderdelen ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. G.H.M. Smelt voorzitter, G.A.M. van Lith en M.R.H. Krans, in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2023.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief door het Hof te zijn ontvangen, waarbij de datum van ontvangst door het Hof bepalend is.