ECLI:NL:TNORDHA:2023:19 Kamer voor het notariaat Den Haag 23-22

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2023:19
Datum uitspraak: 13-09-2023
Datum publicatie: 07-12-2023
Zaaknummer(s): 23-22
Onderwerp: Personen- en Familierecht, subonderwerp: Testamenten
Beslissingen: Verzet ongegrond
Inhoudsindicatie: Klager is het niet eens met de beslissing van de voorzitter dat hij sinds januari 2018, toen hij het legaat had aanvaard, op de hoogte zou zijn geweest van het testament van 2016 en de gevolgen daarvan.

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 13 september 2023 op het verzet tegen de afwijzende beslissing d.d. 30 mei 2023 van de voorzitter van de Kamer als bedoeld in artikel 99 lid 15 van de Wet op het notarisambt inzake de klacht onder nummer 23-06, welk verzet is ingesteld door:

[Klager],

hierna ook te noemen: klager,

tegen

[Notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: de notaris.

De procedure

Het verzet is ingekomen op 14 juni 2023, derhalve binnen veertien dagen na 2 juni 2023, de dag van verzending van een afschrift van de beslissing van de voorzitter per e-mailbericht aan klager. Het verzet is mitsdien tijdig ingesteld.

De mondelinge behandeling van het verzet heeft plaatsgevonden op 23 augustus 2023. Daarbij was klager aanwezig.  

Het verzet

Klager is het niet eens met de beslissing van de voorzitter dat hij sinds januari 2018, toen hij het legaat had aanvaard, op de hoogte zou zijn geweest van het testament van 2016 en de gevolgen daarvan. Klager stelt dat hij eerst op 27 januari 2020 de beschikking heeft gekregen over het testament van erflaatster van 2013. Vanaf dat moment kon hij een vergelijking maken tussen het testament uit 2013 en het testament uit 2016. Met geen mogelijkheid kon hij de inhoud van het testament van 2013 weten vóór 27 januari 2020. Zonder deugdelijke vergelijking was het niet mogelijk om de volle omvang van het klachtwaardig gedrag van de notaris te begrijpen en aan te tonen. Immers, indien het legaat in het testament van 2013 gelijkluidend zou zijn geweest aan het legaat in het testament van 2016 zou klager geen grond hebben gehad tot het indienen van een klacht. Het feit dat klager het legaat in januari 2018 heeft aanvaard betekent niet dat hij toen kennis had van het testament en de gevolgen daarvan.

Verder blijkt uit niets dat de notaris klager voldoende uitleg heeft gegeven over het testament. Brieven van de advocaat van klager aan de notaris zijn te laat, en in ieder geval niet afdoende inhoudelijk beantwoord. Medio 2021 heeft klager een persoonlijk gesprek gehad met de notaris. Dat was geruime tijd na de afwikkeling van het testament van 2013 (de kamer gaat ervan uit dat bedoeld is: 2016).

De beoordeling van het verzet

De Kamer verwijst voor de feiten en de inhoud van de klacht naar hetgeen terzake in de beslissing d.d. 30 mei 2023 is overwogen.

Voor zover het verzet ziet op de beoordeling van de ontvankelijkheid van de klacht overweegt de Kamer het volgende. Klager heeft gesteld dat hij pas sinds 27 januari 2020 op de hoogte was van de verschillen tussen de testamenten van 2013 en 2016. De Kamer volgt klager hierin niet. Vast is komen te staan dat klager al eerder op de hoogte was van de inhoud van beide testamenten, dit toen ook kenbaar heeft gemaakt aan de notaris en de notaris hierover ook via zijn advocaat op heeft aangesproken. Dit blijkt uit een brief van klager aan zijn advocaat van 25 mei 2018 (bijlage 7 bij de klacht) en een brief van de advocaat van klager van 17 juli 2018 aan de notaris (bijlage 8 bij de klacht). Ook verder heeft het verzetschrift niet geleid tot vaststelling van andere feiten of beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vermeld zijn in de beslissing van de voorzitter. Nu klager onvoldoende feiten en omstandigheden aannemelijk heeft gemaakt die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, is de Kamer van oordeel dat de klacht terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Het verzet is op dit punt dan ook ongegrond. 

Voor zover het verzet ziet op de inhoudelijke beoordeling overweegt de Kamer het volgende. Vast is komen te staan dat klager in het testament van 2016 is opgenomen als legataris. Opgemerkt zij dat een legataris niet op gelijke wijze als een erfgenaam recht heeft op informatie van de notaris over een testament. In januari 2018 heeft de notaris klager geïnformeerd dat hij als legataris was aangewezen. Bij brief van 16 oktober 2018 aan de advocaat van klager heeft de notaris vervolgens desgevraagd nader uitleg gegeven over de gang van zaken rondom het testament. Tijdens de mondelinge behandeling van het verzet is klager gevraagd aan te geven welke informatie de notaris hem nog meer had dienen te verstrekken. Hierop bleef klager het antwoord schuldig. Nu klager er niet in is geslaagd zijn stelling nader te onderbouwen, is dit klachtonderdeel door de voorzitter terecht kennelijk ongegrond verklaard.

Het verzet is dus ook op dit punt ongegrond.

De beslissing

De Kamer voor het notariaat voormeld:

verklaart het verzet ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. J.F. Koekebakker voorzitter, S.H. Poiesz, en J.W.A.P. Michels, in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, secretaris, in het openbaar uitgesproken op 13 september 2023.

Kopie van deze beslissing wordt aan partijen gezonden, aan klager bij aangetekende brief. Ingevolge artikel 99 lid 19 van de Wet op het notarisambt staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.