ECLI:NL:TNORDHA:2023:15 Kamer voor het notariaat Den Haag 23-09

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2023:15
Datum uitspraak: 13-09-2023
Datum publicatie: 16-11-2023
Zaaknummer(s): 23-09
Onderwerp: Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie: De notaris heeft circa tien jaar stil gezeten en heeft ondanks vele verzoeken van klager en een aantal toezeggingen van de notaris niet gedaan wat hem verzocht was. Hij heeft de nalatenschap niet afgewikkeld en verdeeld.

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 13 september 2023 inzake de klacht onder nummer 23-09 van:

Klager,

gemachtigde: mr. J.M. Peet, advocaat te Nieuwerkerk aan den IJssel,

hierna: klager,

tegen:

Notaris,

notaris, gevestigd te [plaats],

hierna: de notaris.

1. Het procesverloop

1.1 De Kamer heeft kennisgenomen van de klacht, met bijlagen, ingekomen op 3 maart 2023.

1.2 Bij e-mailbericht van 9 augustus 2023 heeft klager aanvullende stukken ingediend.

1.3 De notaris heeft, ondanks herhaaldelijke verzoeken en een toezegging van hem dat hij zijn visie zou indienen, geen verweer ingediend.

1.4 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 augustus 2023. Daarbij waren klager, bijgestaan door mr. J.M. Peet, en de notaris aanwezig. Van het verhandelde zijn schriftelijke aantekeningen gemaakt.

2. De feiten

2.1 Op 12 januari 2010 is de moeder van klager, mevrouw [A] (hierna te noemen: erflaatster), overleden. Erflaatster had twee kinderen.

2.2 Op 30 juli 1984 heeft erflaatster een testament gemaakt. Zij had klager en Stichting [B] (hierna te noemen: de Stichting) benoemd tot haar enige erfgenamen. Dochter [C] (hierna te noemen: de zuster) was onterfd. Zij stond destijds onder curatele en de notaris was haar curator.

Klager en de Stichting hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard. De zuster had een beroep gedaan op haar legitieme portie. Op 26 april 2021 is de zuster overleden. Klager is haar enige erfgenaam.

2.3 De nalatenschap bestond uit een onverdeeld aandeel van het economisch eigendom in de onroerende zaak aan de [straatnaam en nummer] te [woonplaats] en een aantal bankrekeningen en effecten.

2.4 In 2010 hebben klager en de Stichting de notaris de opdracht gegeven hen bij te staan bij de afwikkeling en verdeling van de nalatenschap van erflaatster. Eind 2014 heeft de notaris een concept akte van verdeling opgesteld, waarin het onverdeelde aandeel van het economisch eigendom in de onroerende zaak aan klager werd toegedeeld en geleverd, onder de verplichting om wegens overbedeling een bedrag aan de Stichting te voldoen. Klager en de Stichting hadden aan de notaris een boedelvolmacht verleend.

2.5 Na meerdere mondelinge aanmaningen van klager in de richting van de notaris, heeft klager bij brief van 9 juli 2019 de notaris verzocht de afwikkeling af te ronden. Daarop is geen reactie gekomen van de notaris.

2.6 Op 28 juni 2022 heeft mr. Peet als de advocaat van klager de notaris vragen gesteld over de stand van zaken. Op 11 juli 2022 is een reminder gestuurd. Op 10 augustus 2022 heeft mr. Peet de notaris getracht te bellen. Op 10 augustus 2022 heeft de notaris de vragen schriftelijk als volgt beantwoord (de antwoorden zijn vetgedrukt weergeven):

“1. Is een definitieve versie van het concept door partijen ondertekend en zo ja, wanneer heeft dat plaatsgevonden? Ik ontvang daarvan graag een kopie; Nee, er is nog geen definitieve versie ondertekend.

2. Voor zover er geen definitieve versie is ondertekend, verneem ik graag om welke reden dat niet is gebeurd; Vanwege tijdgebrek en privéomstandigheden ben ik er nog niet aan toegekomen, De concept akte van verdeling dient daarnaast nog aanpassing i.v.m. het overlijden van mevrouw [C] op 26 april 2021

3. In de concept akte staat op pag. 6 dat uit de akte van 7 maart 1994 van notaris mr. [D] blijkt dat de woning [straatnaam] in ‘economische zin’ is toebedeeld aan erflaatster, te weten aan mevrouw [A]. Ik ontvang graag een kopie van voornoemde akte c.q. toedeling aan mevrouw [A]; Zie bijlage. Proces Verbaal akte d.d. 24 april 1999 inzake de nalatenschap van dhr. [E] en akte van levering d.d. 7 maart 1994

4. Heeft er een betaling aan de andere erfgenaam van mevrouw [A] plaatsgevonden, te weten aan Stichting [B] en zo ja, wanneer is dat gebeurd en welk bedrag is overgeboekt? Ja, drie bedragen, te weten € 72.000,00 op 01-11-2012, € 140.00000 op 18-07-2013 en het resterende gedeelte ad € 17.191,82 op 20-03-2014, derhalve in totaal €229.191,82

5. Voor zover dat niet is overgeboekt, verneem ik graag om welke reden dat niet is gebeurd;

6. Beschikt u over de verklaring van erfrecht in de nalatenschap van de heer [E] die op 20 juli 1989 is overleden? Hij is de voormalige echtgenoot van mevrouw [A]. Ik ontvang daarvan graag een kopie. Nee, maar in de Proces Verhaal akte d.d. 24 april 1999 inzake de nalatenschap van dhr. [E] en de akte van levering d.d. 7 maart 1994 is de vererving opgenomen.”

2.7 Op 23 augustus en 8 september 2022 heeft mr. Peet e-mails aan de notaris gestuurd met het verzoek de akte van verdeling zo spoedig mogelijk te passeren. De notaris is hierbij door klager ook aansprakelijk gesteld voor eventuele schade en kosten. Op (eveneens) 8 september 2023 heeft de notaris mr. Peet schriftelijk bericht dat hij het dossier had opgepakt en dat hij verwachtte binnen 2 weken een aangepaste concept akte van verdeling te kunnen mailen. Ondanks meerdere berichten van mr. Peet aan de notaris nadien is er geen enkele reactie meer van de notaris gekomen.

2.8 In een brief aan de notaris van 30 januari 2023 is aangekondigd dat klager een klacht tegen de notaris zou indienen en is hij nogmaals aansprakelijk gesteld voor alle schade en kosten. In januari/februari 2023 heeft klager mr. [F], notaris te [vestigingsplaats], verzocht de akte van verdeling inzake de nalatenschap van erflaatster op te stellen en te passeren. De opdracht aan de notaris heeft hij ingetrokken bij e-mailbericht van 2 februari 2023.

3. De klacht

3.1 De notaris heeft circa tien jaar stil gezeten en heeft ondanks vele verzoeken van klager en een aantal toezeggingen van de notaris niet gedaan wat hem verzocht was. Hij heeft de nalatenschap niet afgewikkeld en verdeeld. De notaris schaadt daardoor de belangen van klager. Klager heeft hierdoor schade geleden. De akte van verdeling is immers niet gepasseerd terwijl de Stichting wel een bedrag van € 229.191,82 heeft ontvangen. Onduidelijk is waarop dit bedrag gebaseerd is. Uit de bijlage bij de conceptakte van verdeling volgt namelijk een bedrag van € 178.582,-.

3.2 Het is stuitend dat de notaris zegt dat hij vanwege tijdgebrek en privéomstandigheden gedurende tien jaar geen enkel moment heeft kunnen vinden om de akte van verdeling te passeren. Het was een eenvoudige nalatenschap, waarbij er tussen de erfgenamen geen onenigheid bestond. De door de notaris gegeven verklaring voor het niet passeren van de akte is geen rechtvaardiging om tien jaar stil te zitten en dit stilzitten zelfs voort te zetten na zijn toezegging op 8 september 2022 om een aangepaste concept-akte op te stellen.

3.3 Verder wordt de notaris verweten dat hij de vaste waarneming niet op orde heeft en de kantoororganisatie niet goed heeft geregeld.

4. Het verweer

4.1 De notaris heeft geen verweer ingediend.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Ter beoordeling van de Kamer is of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 Wna. Uit dit artikel volgt dat een notaris aan tuchtrechtspraak is onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.

5.2 Samengevat verwijt klager de notaris dat hij circa tien jaar heeft stilgezeten en de waarneming en kantoororganisatie niet op orde heeft, met in ieder geval als gevolg dat de akte van verdeling nog altijd niet is gepasseerd en de nalatenschap van erflaatster nog altijd niet is verdeeld en afgewikkeld. Vast is komen te staan dat de notaris al in 2010 de opdracht had gekregen om de erfgenamen bij te staan bij de afwikkeling en verdeling van de nalatenschap van erflaatster. Pas vier jaar later heeft de notaris een conceptakte van verdeling opgesteld. Tot op heden is de conceptakte niet getekend en de nalatenschap niet verdeeld en afgewikkeld. In de tussentijd en daarna is de notaris vele malen verzocht om de stand van zaken door te geven en het dossier af te ronden. Hierop werd veelal niet gereageerd of er werden een enkele keer toezeggingen gedaan die niet werden nagekomen door de notaris. Door de notaris is ter zitting als verklaring voor zijn stil zitten het volgende naar voren gebracht: er speelde een voorkeursrecht en de woning stond nog op naam van de vader van klager en de notaris wist niet goed wat hij met deze omstandigheden aan moest, er speelden privéomstandigheden en er was sprake van onderbezetting op het notariskantoor. Zoals de notaris ter zitting ook zelf erkende, rechtvaardigen deze omstandigheden niet dat het dossier na circa 13 jaar nog altijd niet is afgerond. Uit de omstandigheid dat er vaak helemaal niet door de notaris werd gereageerd en de schaarse toezeggingen die de notaris deed niet werden nagekomen, blijkt bovendien dat zowel de waarneming als de kantoororganisatie niet voldoende op orde was om een en ander op te vangen. De notaris heeft de ten opzichte van klager vereiste zorgvuldigheid niet in acht genomen, hetgeen tuchtrechtelijk verwijtbaar is. De Kamer acht de klacht op alle onderdelen gegrond.

6. Maatregel

6.1 De gegronde klachtonderdelen samen rechtvaardigen naar het oordeel van de Kamer een maatregel. De notaris heeft tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld. De notaris heeft door zijn handelen en/of nalaten het vertrouwen in het notarisambt ernstig geschonden. Aan de notaris is niet eerder een maatregel opgelegd en de notaris is schuldbewust over de wijze waarop hij met het dossier van klager is omgegaan. De Kamer acht de maatregel van berisping passend en geboden.

6.2 Omdat de Kamer de klacht gegrond verklaart, dient de notaris op grond van artikel 99, vijfde lid, van de Wna het door klager betaalde griffierecht van € 50,00 aan hem te vergoeden.

6.3 De Kamer ziet aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b, eerste lid, onder a, van de Wna en de Richtlijn kostenveroordeling Kamers voor het notariaat, te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken voor het bijwonen van de zitting, forfaitair vastgesteld op een bedrag van € 50,00 alsmede de notaris te veroordelen in de kosten die klager heeft moeten maken voor de beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op in totaal € 1.050,- (bestaande uit 1 punt voor het indienen van een klaagschrift en 1 punt voor de bijstand ter zitting met een waarde per punt van € 525,00).

6.4 De notaris dient het griffierecht en de kosten genoemd in alinea 6.2 en 6.3 binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klager te vergoeden. Klager dient daarvoor tijdig zijn rekeningnummer schriftelijk door te geven aan de notaris.

6.5 Verder ziet de Kamer aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b, eerste lid, onder b, van de Wna en de Richtlijn kostenveroordeling Kamers voor het notariaat, te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op € 2.000,00. De Kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de Kamer. De notaris ontvangt hiervoor een nota van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) te Utrecht.

BESLISSING

De Kamer voor het notariaat:

  • verklaart de klacht op alle onderdelen gegrond;
  • legt de notaris de maatregel van berisping op;
  • veroordeelt de notaris tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klager;
  • veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten van klager van € 1.100,-;
  • veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten in verband met de behandeling van de zaak, vastgesteld op € 2.000,-.

Deze beslissing is gegeven door mrs. J.F. Koekebakker voorzitter, S.H. Poiesz en J.W.A.P. Michels, in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 13 september 2023.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief door het Hof te zijn ontvangen, waarbij de datum van ontvangst door het Hof bepalend is.