ECLI:NL:TNORARL:2023:59 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/416976 KL RK 23-25

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2023:59
Datum uitspraak: 30-11-2023
Datum publicatie: 04-01-2024
Zaaknummer(s): C/05/416976 KL RK 23-25
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap
  • Personen- en Familierecht, subonderwerp: Testamenten
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Gelet op de relevante feiten en omstandigheden, afzonderlijk en in onderlinge samenhang bezien, onvoldoende grond om aan te nemen dat de informatie die de notaris klaagster heeft gegeven, onzorgvuldig of onvolledig zou zijn. Ook van partijdig handelen is niet gebleken. Er is aldus geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van de notaris. De klachten worden daarom ongegrond verklaard.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:         C/05/416976 / KL RK 23-25

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[K.],

wonende te […],

gemachtigde: [G.],

wonende te […],

tegen

[N]

notaris te […].

Partijen worden hierna respectievelijk klaagster en de notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit

- de klacht, met bijlagen, van 18 maart 2023

- het verweer van de notaris van 27 juni 2023

- de e-mail van klaagster met bijlagen van 14 september 2023

- de e-mail van de notaris met bijlagen van 19 september 2023

1.2 De klachtzaak is ter zitting van de kamer van 25 september 2023 behandeld. De gemachtigde van klaagster is verschenen, met bericht van verhindering van klaagster. De notaris is verschenen met haar zittingsgemachtigde kantoorgenoot [Nn.]. Aan het slot van de zitting is de termijn voor de uitspraak in deze zaak door de voorzitter van de kamer bepaald op zes weken.

1.3 Bij de aanvang van de behandeling heeft de voorzitter medegedeeld de e-mail van klaagster met bijlagen van 14 september 2023, voor zover deze de aanvullende klacht bevat dat de notaris is opgetreden als boedelnotaris, niet wordt opgenomen bij de zittingstukken. 

Dit is omdat bedoeld verwijt buiten de grenzen van de voorliggende klacht, als ingediend op 18 maart 2023, valt.

Ook de e-mail met bijlagen van de notaris van 19 september 2023 wordt niet meegenomen bij de beoordeling van de voorliggende zaak, aangezien deze is ingediend buiten de termijn die het Reglement voor de werkwijze van de kamers in artikel 17 voor de indiening van aanvullende stukken stelt.

1.4 De termijn van de uitspraak in deze zaak is opgeschort doordat de gemachtigde van klaagster namens klaagster na afloop van de zitting op 25 september 2023 een wrakingsverzoek heeft ingediend. De behandeling van de voorliggende klacht is daarom stilgelegd voor de duur van de behandeling van het wrakingsverzoek.

1.5 Op 8 november 2023 is uitspraak gedaan door de wrakingskamer van de kamer voor het notariaat. Hierbij is het wrakingsverzoek ongegrond verklaard. Hoewel in artikel 5 lid 6 van het Wrakingsprotocol kamers voor het notariaat is bepaald dat de kamer na de beslissing op het wrakingsverzoek de klachtzaak ter verdere behandeling op een zitting van de kamer plaatst, ziet de kamer geen aanleiding de zaak opnieuw op zitting te behandelen. De betreffende bepaling is kennelijk is geschreven voor de situatie van een wraking voorafgaand aan of tijdens een zitting, maar niet voor de situatie van een wraking na afloop van de zitting. Aangezien de klachtzaak zich op het moment van het indienen van het wrakingsverzoek bevond in het stadium van het wijzen van een uitspraak is op dat punt de behandeling van de voorliggende klacht hervat. Dit is ook in lijn met de algemene wrakingsprotocollen van de Rechtbanken.

2. De feiten

2.1 Klaagster heeft samengewoond met [P.].

2.2 Op 22 april 2006 heeft [P.] een samenlevingsovereenkomst gesloten met klaagster en tevens bij testament over zijn nalatenschap beschikt. Daarbij heeft erflater klaagster althans de dochter van klaagster tot zijn erfgenamen en (opvolgend) executeurs van zijn nalatenschap benoemd en onder meer bepaald dat:

Voorzover er beschikkingen zijn ten behoeve van (naam klaagster), (…) (hierna te noemen: mijn partner), gelden deze slechts - voor het geval ik ten tijde van mijn overlijden met mijn partner een gemeenschappelijke huishouding voer. De gemeenschappelijke huishouding wordt geacht voort te duren bij opname of intrek van mijn partner of mij in een ziekenhuis, bejaardenoord, verpleeg- of verzorgingsinrichting of een soortgelijke zorginstelling. Voorts wordt de gemeenschappelijke huishouding geacht voort te duren indien mijn partner of ik in verband met studie of werk elders verblijf(t).”

2.3 Op 21 juni 2022 is [P.] (hierna te noemen erflater) overleden.

2.4 Op 15 augustus 2022 heeft de zus van erflater, [Z.] (hierna: zus van erflater), bij de bank een zogenaamde verklaring verwantschap ondertekend, waarmee zij onder meer verklaart:

(…) Ik verzoek de bank mij over het bij de bank aangehouden vermogen van de overledene (erflater) te laten beschikken, zonder dat een Verklaring van Erfrecht wordt getoond. Ik sta ervoor in dat ik ofwel de enige rechthebbende ben, dan wel dat ik het uitbetaalde aan de rechthebbende(n) of de boedel zal laten toekomen..(…)

2.5 Erflater heeft onder bewind gestaan en er was een mentor benoemd. De bewindvoerder heeft de zus van erflater verzocht de door hem opgestelde eindrekening en verantwoording te tekenen. Op deze wijze is de zus van erflater ermee bekend geraakt dat erflater samen met klaagster een woning in eigendom had waarvan de woon- en hypotheeklasten werden voldaan door klaagster. In verband hiermee heeft de zus van erflater contact gezocht met de notaris.

2.6 Op 12 oktober 2022 heeft de notaris aan klaagster een brief gestuurd met ter ondertekening door klaagster een verklaring ter bevestiging van de beëindiging van klaagsters samenwoonrelatie met erflater. In deze brief staat voor zover van belang het volgende:

“(…) Onlangs kreeg ik de opdracht om inzake de nalatenschap van [P.] werkzaamheden te verrichten in het kader van de afwikkeling van zijn nalatenschap. (…)

Van de familie van [P.] heb ik begrepen dat de relatie tussen u en [P.] reeds jaren geleden is verbroken. In verband met de verdere afwikkeling van de nalatenschap (…)stuur ik u om die reden een verklaring ter ondertekening.

Door het ondertekenen van die verklaring bevestigt u dat de gemeenschappelijke huishouding met [P.] is beëindigd en dat hij uw ex-partner is. (…)

Uit onderzoek bij het Kadaster is gebleken dat het door u bewoonde appartement aan (…) op naam van u en wijlen de [P.] staat. Het appartement is bezwaard met een recht van hypotheek ten behoeve van de Rabobank. Graag treed ik met u in overleg over het appartement. In geval van toedeling aan u, zal hiervoor een notariële akte opgesteld dienen te worden, op basis van een nog te sluiten overeenkomst tussen u en de erfgenamen.(…)

2.7 Eveneens op 12 oktober 2022 heeft de notaris een brief gestuurd aan de dochter van klaagster, [D.] met het verzoek de bijgesloten verklaring houdende opdrachtverlening en aanvaarding van de executeursbenoeming te ondertekenen. Deze brief behelst voor zover hier van belang het volgende:

“(…) Onlangs kreeg ik de opdracht om inzake de nalatenschap van [P.]werkzaamheden te verrichten in het kader van de afwikkeling van zijn nalatenschap. (…)

Blijkens inlichtingen uit het Centraal Testamenten Register heeft [P.] bij testament de dato 22 april 2016 over zijn nalatenschap beschikt. In gemeld testament heeft [P.] u tot (opvolgend) executeur benoemd. Bijgaand zend ik u een uittreksel van het testament van [P.], waaruit uw benoeming blijkt. De executeur is bevoegd (…). Kortheidshalve verwijs ik u voor meer informatie naar bijgaand informatieblad.

Bijgaand zend ik u een verklaring houdende opdrachtverlening en de aanvaarding van de executeursbenoeming. (…)“.

2.8 Op 27 oktober 2022 heeft de notaris klaagster met een rappelbrief gevraagd om na akkoordbevinding de bij brief van 12 oktober 2022 toegezonden verklaring zo spoedig mogelijk retour te sturen. Tot slot van deze brief schrijft de notaris:

“ (…) Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben, dan verneem ik deze graag van u.”

2.9 Op 24 november 2022 heeft de notaris de toenmalige advocaat van klaagster onder meer bericht als volgt:

(…) Een verklaring van erfrecht is nog niet opgemaakt omdat tot dusver onbekend is wie erfgena(a)m(e)n is(/zijn) van [P.]. Dit is ook de reden dat aan niemand (ook niet aan voornoemde broer en zus van erflater of andere familie) een kopie van het testament is verstrekt.

Voornoemde broer en zus van erflater hebben mij verzocht mijn werkzaamheden - na deze brief aan u - vooreerst te beëindigen. De broer van erflater, [B.] heeft mij verzocht aan u door te geven dat u rechtstreeks contact met hem (contactpersoon van de familie) kan opnemen. (…)

3. De klacht en het verweer

3.1 Gelet op de ter zitting door de gemachtigde van klaagster gegeven toelichting begrijpt de kamer dat de klacht bestaat uit twee klachtonderdelen.

Klachtonderdeel 1) De notaris heeft niet voldaan aan haar zorgplicht door klaagster niet zorgvuldig en niet volledig te informeren over de rechtsgevolgen van het ondertekenen van de aan klaagster toegestuurde verklaring.

Klachtonderdeel 2) De notaris heeft niet voldoende onpartijdig gehandeld.

3.2 Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling

Norm

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

Toetsing

4.2 De kamer is van oordeel dat de klachten van klaagster ongegrond zijn. Dit oordeel wordt hierna toegelicht waarbij de klachtonderdelen gezamenlijk zullen worden besproken.

4.3. Uit de klacht leidt de kamer af dat klaagster de notaris verwijt dat zij op basis van de ontvangen informatie van de familie van erflater er vanuit is gegaan dat klaagster ten tijde van het overlijden van erflater geen gezamenlijke huishouding meer met hem voerde en aldus niet als erfgenaam zou zijn aan te merken. De notaris heeft op basis hiervan en zonder klaagster volledig te infomeren over de rechtsgevolgen, haar verzocht de meegestuurde verklaring te tekenen. Klaagster wijst in dit verband op de brief van 12 oktober 2022 waarin de notaris de broer en zus van erflater c.q. haar opdrachtgevers aanduidt als erfgenamen. De notaris heeft hierover ter zitting opgemerkt dat deze term in dit verband inderdaad geen gelukkige woordkeus is geweest omdat op dat moment nog niet vaststond wie de erfgenamen zijn. De notaris wijst er daarbij op dat zij dit later in haar brief van 24 november 2022 beter heeft verwoord.

4.4 De kamer overweegt dat de brief van 12 oktober 2022 neutraler geformuleerd had moeten worden en dat de term ‘erfgenamen’ in deze brief voorbarig is en de schijn van vooringenomenheid wekt. De notaris heeft dit ook erkend. Met de brief van 24 november 2022 heeft de notaris alsnog een verdere toelichting gegeven op de brief van 12 oktober 2022 en heeft zij ook vermeld dat nog niet duidelijk is wie de erfgenaam/erfgenamen van erflater is/zijn. Een verklaring van erfrecht is niet opgemaakt en een afschrift van het testament is nog aan niemand verstrekt, aldus deze brief.

4.5 Klaagster heeft ook gesteld dat zij na ontvangst van de brief van 12 oktober 2022 telefonisch contact heeft opgenomen met het kantoor van de notaris, maar dat zij niet te woord werd gestaan. Haar werd enkel verzocht de verklaring in te vullen en te retourneren. Klaagster wijst in dat verband op de rappelbrief die een week na 12 oktober 2022 is verstuurd en waaruit blijkt dat er druk is uitgeoefend op haar om de verklaring ingevuld te retourneren.

4.6 De kamer overweegt dat de lezingen van klaagster en de notaris uiteenlopen ten aanzien van het telefonisch contact van klaagster met het kantoor van de notaris. De notaris heeft hierover gemotiveerd gesteld dat klaagster uitsluitend op 3 oktober 2022, dus voorafgaand aan de brief van 12 oktober 2022, telefonisch contact heeft opgenomen met het kantoor van de notaris en daarna niet meer. Van de zijde van klaagster is niet verder toegelicht wanneer en met wie van het notariskantoor klaagster na de ontvangst van de brief van 12 oktober 2022 zou hebben gesproken. Gelet hierop kan niet worden aangenomen dat de notaris klaagster niet te woord wilde staan.

4.7 De notaris heeft met het versturen van de rappelbrief aan klaagster van 27 oktober 2022, anders dan klaagster meent, geen oneigenlijke druk uitgeoefend op klaagster om de verklaring, meegestuurd bij de brief van 12 oktober 2022, te ondertekenen. De kamer overweegt dat de brief van de notaris van 27 oktober 2022 neutraal van toon is en gelet op de slotzin ook een opening voor nader contact tussen klaagster en de notaris biedt.

4.8 Op grond van het voorgaande komt de kamer tot de conclusie dat de brief van 12 oktober 2022 weliswaar anders geformuleerd had moeten worden, maar de notaris heeft met haar brief van 24 november 2022 aan de advocaat van klaagster voldoende recht gezet dat zij nog geen standpunt had ingenomen met betrekking tot het erfgenaamschap. Een en ander vormt naar het oordeel van de kamer onvoldoende grond voor het verwijt dat de informatie die de notaris klaagster als geheel heeft gegeven, onzorgvuldig of onvolledig zou zijn. Ook van partijdig handelen is niet gebleken. Er is aldus geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van de notaris. De klachten worden daarom ongegrond verklaard.

 

4.9 Dit leidt tot de volgende beslissing.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

- verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. A.M.S. Kuipers, voorzitter, mr. L.T. de Jonge,

mr. C.G. Zijerveld, mr. J.A.H. Bruggemann en mr. J.P.W.H.T. Becks, leden, en in tegenwoordigheid van mr. M.J. Derksen, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 30 november 2023.

De secretaris

 

De voorzitter

     
 

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.