ECLI:NL:TNORARL:2023:45 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/425380 / KL RK 23-101

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2023:45
Datum uitspraak: 08-11-2023
Datum publicatie: 24-11-2023
Zaaknummer(s): C/05/425380 / KL RK 23-101
Onderwerp: Overig, subonderwerp: Overig
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het verzoek tot wraking is afgewezen.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Wrakingskamer

Kenmerk:         C/05/425380/ KL RK 23-101

beslissing van de wrakingskamer van de kamer voor het notariaat op het verzoek ingevolge artikel 100 Wet op het notarisambt van

[ naam verzoekster ],

wonende in [ woonplaats verzoekster ],

hierna te noemen: verzoekster,

gemachtigde: [ naam gemachtigde ], wonende in [ woonplaats gemachtigde ],

strekkende tot wraking van

mr. A.M.S. Kuipers,

in haar hoedanigheid van plaatsvervangend voorzitter van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden in de zaak met kenmerk C/05/416976/KL RK 23-25,

hierna: de voorzitter.

1.         Het verloop van de procedure

1.1.      Het verloop van de procedure blijkt uit:

-   het wrakingsverzoek, ingekomen op 25 september 2023;

-   het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in de zaak KL RK 23-25;

-   de reactie van de voorzitter van 4 oktober 2023.

1.2.      Het wrakingsverzoek is ter zitting van 13 oktober 2023 behandeld, waarbij zijn verschenen verzoekster met haar gemachtigde aan de ene kant en de voorzitter (middels een videobelverbinding) aan de andere kant.

2.         De feiten

2.1.      Op 20 maart 2023 heeft verzoekster een klacht ingediend tegen mr. [ X ], notaris in de gemeente [ vestigingsplaats [ X ] ]Waadhoeke. De mondelinge behandeling in die procedure heeft plaatsgevonden op 25 september 2023. Bij die mondelinge behandeling is de gemachtigde van verzoekster aanwezig geweest. Verzoekster zelf is, met berichtgeving, niet verschenen.

2.2.      Na afloop van de mondelinge behandeling heeft (de gemachtigde van) verzoekster nog dezelfde dag onderhavig wrakingsverzoek ingediend.

3.         Het wrakingsverzoek en de schriftelijke reactie daarop

3.1.      Verzoekster voert - kort samengevat - de volgende wrakingsgronden aan:

1. De voorzitter trad tijdens de mondelinge behandeling te sturend op en verifieerde niet, althans onvoldoende of de stellingen van de notaris waren gebaseerd op bewijs;

2. De voorzitter liet tijdens de mondelinge behandeling toe dat de notaris de gemachtigde van verzoekster op de persoon heeft aangevallen en aan haar psychische stoornissen publiekelijk heeft toegekend;

3. De notaris heeft zichzelf in haar verweerschrift gepresenteerd als boedelnotaris. Toen de gemachtigde van verzoekster hier op wilde reageren tijdens de zitting, mocht dat niet en merkte de voorzitter dit aan als nieuwe klacht;

4. Tijdens de zitting werd geen ruimte gecreëerd voor de gemachtigde van verzoekster om vragen te stellen aan de notaris.

3.2.      De voorzitter heeft niet in de wraking berust. De voorzitter betreurt dat bij (de gemachtigde van) verzoekster het gevoel is ontstaan dat zij niet onpartijdig heeft gehandeld. Op de reactie van de voorzitter zal de wrakingskamer hierna, voor zover de reactie van belang is voor de beoordeling van de wrakingsgronden, nader ingaan.

4.         De beoordeling

Toetsingskader

4.1.      Ingevolge artikel 100 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) kunnen zij die deel uitmaken van een kamer voor het notariaat worden gewraakt, indien ten aanzien van hen feiten of omstandigheden bestaan, waardoor in het algemeen de onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien leden van de kamer voor het notariaat jegens een partij vooringenomen zijn of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is.

4.2.      Bij de beoordeling dient voorop te staan dat leden van de kamer voor het notariaat uit hoofde van hun aanstelling moeten worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat leden van de kamer voor het notariaat jegens een partij vooringenomenheid koesteren, althans dat een bij die partij dienaangaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

4.3.      Uit de artikelen 512 en 513 Wetboek van Strafvordering, welke artikelen op grond van artikel 100 Wna hier van overeenkomstige toepassing zijn, en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat verzoekster concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief afgeleid kan worden dat de voorzitter jegens haar vooringenomen is of dat haar vrees dat dit zo is objectief gerechtvaardigd is.

Inhoudelijke beoordeling

4.4.      De wrakingskamer ziet aanleiding om wrakingsgrond 1 en wrakingsgrond 4 hierna gezamenlijk te behandelen.

Wrakingsgrond 1 en wrakingsgrond 4

4.5.      Ter onderbouwing van wrakingsgrond 1 voert verzoekster aan dat de voorzitter niet duidelijk verifieerde, althans dit niet liet blijken, of uitspraken die werden gedaan door de notaris waren gebaseerd op bewijs. De notaris deed veel aannames, terwijl verzoekster haar stellingen wel met bewijs onderbouwde. Daarom had verzoekster verwacht dat de voorzitter de notaris zou vragen om bewijs te leveren voor zijn stellingen. De voorzitter ging echter ten onrechte uit van de subjectieve mening van de notaris. Gevoelens en waarden van verzoekster werden niet (h)erkend, terwijl we in een tijd van ‘de menselijke maat’ leven. De voorzitter liet te weinig ruimte voor (de gemachtigde van) verzoekster om zich te uiten, terwijl het voor haar belangrijk is om zich gehoord te voelen.

4.6.      De voorzitter voert in haar schriftelijke reactie aan dat zij vermoedt dat verzoekster met wrakingsgrond 1 doelt op de tegenstrijdige stellingen van verzoekster en de notaris over het aantal telefoongesprekken dat verzoekster zou hebben gepleegd met het notariskantoor en de datum/data waarop dat zou zijn geweest. Verzoekster stelt in de tuchtprocedure dat zij na de brief van 12 oktober 2022 (over deze brief gaat de tuchtklacht) diverse keren heeft gebeld met het notariskantoor maar dat zij niet te woord werd gestaan. De notaris daarentegen stelt dat verzoekster alleen voor het verzenden van de brief van 12 oktober 2022 heeft gebeld en wel op 3 oktober 2022. De voorzitter heeft tijdens de zitting in de tuchtprocedure geconstateerd dat partijen dus een andere stelling innemen op dit punt. Zij geeft aan dat zij inderdaad niet gesproken heeft over het al dan niet leveren van bewijs. Dat is bij de behandeling van een tuchtklacht door de kamer voor het notariaat ook niet gebruikelijk en zeker niet zonder dat eerst met de andere leden van de kamer te hebben besproken, aldus de voorzitter.

4.7.      Ten aanzien van wrakingsgrond 4 voert de voorzitter aan dat zij zich herinnert dat, nadat van de zijde van verzoekster en de notaris een toelichting was gegeven en de kamer de vragen had gesteld, zij de gemachtigde van verzoekster het woord gaf om afsluitend nog iets toe te voegen. De gemachtigde draaide zich toen op haar stoel naar de notaris en wilde op die manier het woord richten tot de notaris. De voorzitter heeft haar toen, zoals te doen gebruikelijk, gezegd dat ze zich tot de kamer (of tot de voorzitter, dat weet de voorzitter niet meer) kon richten, aldus de voorzitter in haar schriftelijke reactie.

4.8.      De wrakingskamer overweegt als volgt. Naar het oordeel van de wrakingskamer is niet komen vast te staan dat de (hoge) drempel voor het aannemen van partijdigheid is gehaald voor wat betreft de aangevoerde wrakingsgronden 1 en 4. Bij haar beoordeling betrekt de wrakingskamer dat de voorzitter regie voert over de zaken die aan haar worden voorgelegd. Hierbij heeft de voorzitter c.q. de behandelend kamer een grote mate van vrijheid bij de bepaling van de wijze van behandelen. De voorzitter heeft ook de regie van de zitting. De voorzitter moet de orde op de zitting bewaken en daarom is zij degene die bepaalt wie het woord krijgt, wanneer dat gebeurt en tot wie partijen het woord kunnen richten. Die taak heeft de voorzitter om een efficiënt verloop van de zitting te garanderen. Ook is de voorzitter c.q. de behandelend kamer vrij om te bepalen welke vragen en welke stellingen zij zelf relevant acht voor hun oordeel over de zaak. Het is aan de voorzitter c.q. de behandelend kamer om te beoordelen of zij eventuele aanvullende bewijsstukken nodig achten om de stellingen van partijen te kunnen beoordelen. Er is op geen enkele manier gebleken dat de voorzitter door de wijze waarop zij de regie van de mondelinge behandeling heeft gevoerd en de orde van de zitting heeft gehandhaafd verzoekster tekort heeft gedaan. Dat betekent dat van vooringenomenheid geen sprake was, althans dat daarvan niet is gebleken.

Wrakingsgrond 2

4.9.      Ter onderbouwing heeft (de gemachtigde van) verzoekster tijdens de zitting in onderhavige procedure opgemerkt dat de notaris ervoor heeft gekozen om de uitlatingen van de familie van erflater over de mentale gezondheid van de gemachtigde van verzoekster op te nemen in zijn verweerschrift. Dit was een eigen keuze van de notaris. De voorzitter is niet teruggekomen op de door de notaris in zijn verweer aangehaalde uitlatingen over de gemachtigde, maar liet het onbesproken. Sterker nog, toen de gemachtigde van verzoekster aangaf de aangehaalde uitlatingen (kort) te willen bespreken, werd dat door de voorzitter afgekapt. Er mocht niet over worden gesproken. Op basis van dergelijk respectloos gedrag, lijkt (de gemachtigde van) verzoekster een behoorlijke onpartijdige en onafhankelijke beoordeling conform artikel 6 EVRM niet mogelijk. Ook vindt verzoekster het niet handig dat de voorzitter in haar reactie in onderhavige procedure verwijst naar de aanvullende stukken van de notaris, waarvan in de tuchtzaak is besloten dat deze niet worden meegenomen bij de beoordeling van de tuchtklacht.

4.10.    De voorzitter schrijft in haar reactie dat de gemachtigde van verzoekster de dochter is van de vooroverleden zus van erflater. De notaris is ingeschakeld door de familie van erflater, althans door een zus en broer. In het verweerschrift wordt vermeld dat de zus en broer van erflater aan de notaris hebben meegedeeld dat hun nicht (de gemachtigde van verzoekster) contact heeft opgenomen met verzoekster en dat dit tot onrust en miscommunicatie binnen de familie heeft geleid. Hierbij is vermeld dat naar zeggen van de zus en broer van erflater hun nicht borderline/een bipolaire stoornis heeft. Door deze miscommunicatie wilde de zus niet langer optreden als contactpersoon en zou de broer proberen rechtstreeks contact op te nemen met verzoekster om zo te proberen een en ander onderling af te stemmen. Om die reden is ook de opdracht aan de notaris door de broer en zus van erflater ingetrokken. Hieruit mag blijken dat in ieder geval de notaris de gemachtigde van verzoekster geen psychische stoornissen heeft toegedicht, dat is van de zijde van de familie gebeurd.

Zoals uit het proces-verbaal blijkt zijn bij het begin van de zitting in de tuchtprocedure de nagekomen e-mailberichten van de zijde van de notaris aan de orde geweest. Dit betroffen onder meer de e-mailberichten binnen de familie van erflater die wat minder chic zijn geformuleerd. De voorzitter meent zich te herinneren dat, toen deze

e-mailberichten binnen de familie aan orde werden gesteld, in welk verband ook de rol van gemachtigde en de door haar familie benoemde stoornis genoemd werden, zij heeft ingegrepen. De voorzitter heeft gezegd dat het hier bij de behandeling van de tuchtklacht niet om gaat en dat al is beslist dat de betreffende e-mailberichten niet betrokken worden bij de behandeling van de tuchtklacht, aldus de voorzitter.

4.11.    De wrakingskamer overweegt dat uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in de klachtzaak niet blijkt dat de notaris de gemachtigde van verzoekster op de persoon heeft aangevallen en aan haar publiekelijk psychische stoornissen heeft toegekend. Maar zelfs als dit zo zou zijn, dan betekent dit nog niet dat de voorzitter daarmee de schijn van partijdigheid zou hebben gewekt. Eventuele uitlatingen van partijen kunnen immers niet aan de voorzitter zelf worden toegerekend.

Dat de voorzitter heeft ingegrepen toen het partijdebat tijdens de zitting inhoudelijk een kant op dreigde te gaan die voor de beoordeling van de klacht niet relevant was, vormt evenmin een aanleiding om te oordelen dat de voorzitter hierdoor jegens verzoekster vooringenomenheid koesterde, althans dat een bij verzoekster dienaangaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het hoort bij de hiervoor beschreven regiefunctie van de voorzitter om het onderzoek ter zitting af te bakenen en de grenzen te bewaken. De wrakingskamer komt daarom tot de conclusie dat wrakingsgrond 2 niet tot toewijzing van het wrakingsverzoek kan leiden.

Wrakingsgrond 3

4.12.    Verzoekster voert ter onderbouwing aan dat zij niet begrijpt waarom de vraag over waarom de notaris zich de ‘boedelnotaris’ noemt als ‘nieuwe’ klacht wordt gezien en dus niet wordt meegenomen in de beoordeling. Dit werd door de voorzitter aan de gemachtigde van verzoekster medegedeeld aan het begin van de zitting. In de oproep voor de mondelinge behandeling staat duidelijk vermeld dat verzoekster tijdens de zitting gelegenheid zou krijgen om op de laatste schriftelijke reactie van de notaris te reageren. In deze laatste schriftelijke reactie noemt de notaris zichzelf ‘de boedelnotaris’. Verzoekster snapt daarom niet waarom zij, althans haar gemachtigde, tijdens de zitting niet mocht terugkomen op dit punt.

4.13.    De voorzitter voert aan dat zij, voordat zij de gemachtigde van verzoekster het woord heeft gegeven om de klachten toe te lichten, een aantal punten van orde heeft besproken. De voorzitter verwijst hiervoor naar het opgemaakte proces-verbaal. Een punt betrof de bij e-mail van 14 september 2023 door de gemachtigde van verzoekster toegezonden aanvulling van de klacht (door haar ook als zodanig benoemd). Deze aanvulling bestond eruit dat de notaris zich voordoet als boedelnotaris en dat zij dit bevestigt in haar verweerschrift, terwijl zij niet als zodanig is aangewezen door de executeur. Met betrekking tot deze aanvulling heeft de voorzitter partijen meegedeeld dat de klachten zoals die verwoord zijn in het klaagschrift beoordeeld worden. Een aanvulling van de klacht is niet toegestaan nu dit in het inleidende stuk niet aan de orde is gesteld, aldus de voorzitter.

4.14.    De wrakingskamer overweegt dat het al dan niet aanmerken van een verwijt van verzoekster aan de notaris als nieuwe klacht een procesbeslissing betreft. De juistheid van een rechterlijke (proces)beslissing kan alleen worden beoordeeld als daartegen een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) is aangewend. De wrakingsprocedure is daarvoor niet bestemd, omdat het daarin uitsluitend gaat over de (schijn van) vooringenomenheid van de voorzitter. Een procesbeslissing kan wel een grond voor wraking opleveren als die beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de vrees dat de voorzitter partijdig is dan wel jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert – objectief – gerechtvaardigd is. De wrakingskamer is van oordeel dat deze situatie zich hier niet voordoet.

Immers, op de behandeling van de klacht in de tuchtprocedure is het Reglement omtrent de werkwijze van de kamers voor het notariaat van toepassing. Een afschrift van dat reglement is bij aanvang van de tuchtprocedure aan partijen verstrekt. Uit het reglement blijkt dat een omschrijving van de tuchtklacht en de gronden waarop de klacht berust, in het inleidende klaagschrift dienen te staan. Het is op basis van het reglement niet mogelijk om de klachtgronden in een later stadium van de tuchtprocedure uit te breiden.

De procesbeslissing van de voorzitter om de uitbreiding van de klacht niet toe te staan is daarom niet onbegrijpelijk. Dat de voorzitter vervolgens de grenzen van het onderzoek ter zitting heeft bewaakt door verzoekster niet aan het woord te laten om in te gaan op het als zodanig aangemerkte nieuwe klachtonderdeel, past binnen de hiervoor beschreven regiefunctie van de voorzitter en levert niet de schijn van partijdigheid op. Ook wrakingsgrond 3 kan daarom niet slagen.

4.15.    Gelet op al het voorgaande wordt als volgt beslist.

5.         De beslissing

De wrakingskamer:

- wijst het verzoek tot wraking af.

Deze beschikking is gegeven door mr. A.E. Zweers, voorzitter, en mrs. D.T. Boks, M.M.M. Oors, M.R.H. Goossens en A.J.H.M. Janssen, leden, en in tegenwoordigheid van mr. K.K.H. Wagemaker, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 8 november 2023.

De secretaris                                                                De voorzitter

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.