ECLI:NL:TNORARL:2023:27 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/413145 KL RK 22-164

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2023:27
Datum uitspraak: 10-05-2023
Datum publicatie: 08-06-2023
Zaaknummer(s): C/05/413145 KL RK 22-164
Onderwerp:
  • Ondernemingsrecht, subonderwerp: BV/NV
  • Ondernemingsrecht, subonderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Klaagster heeft een klacht ingediend namens haar dochter nadat haar wettelijke vertegenwoordigingsbevoegdheid als moeder van haar dochter van rechtswege is geëindigd op 8 september 2021, zijnde de datum waarop haar dochter 18 jaar is geworden. Vanaf deze datum is klaagster niet meer de wettelijk vertegenwoordiger van haar dochter zodat zij niet bevoegd is, althans niet zonder een daartoe strekkende volmacht, namens haar dochter een klacht in te dienen. Uit de stukken volgt dat hier van een dergelijke volmacht geen sprake is. Klaagster is daarom niet-ontvankelijk in haar klacht. Voor zover klaagster ter zitting aanvullend heeft gesteld dat zij de klacht mede namens zichzelf heeft ingediend overweegt de kamer dat dit uit de klacht niet blijkt. Bovendien heeft klaagster haar standpunt dat zij een eigen (fiscaal) belang had niet met nadere gegevens onderbouwd. Niet aannemelijk is geworden dat in deze zaak voor klaagster sprake is van een notarieel tuchtrechtelijk te beschermen redelijk belang in de zin van artikel 99 lid 1 Wna.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:         C/05/413145 / KL RK 22-164

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[K.],

wonende te […],

gemachtigde: mr. G. de Hoogd,

advocaat te Aruba,

tegen

[…],

oud-notaris[1] te […],

gemachtigde: mr. V.J.N. van Oijen,

advocaat te Amsterdam.

Partijen worden hierna respectievelijk klaagster en de oud-notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit

  • de klacht, met bijlagen, van 22 december 2022
  • het verweer van de oud-notaris van 24 februari 2023

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 3 april 2023 behandeld, waarbij klaagster en haar gemachtigde middels een beeldbelverbinding zijn gehoord en de oud-notaris, bijgestaan door zijn gemachtigde, persoonlijk aanwezig zijn geweest. De gemachtigde van de oud-notaris heeft spreekaantekeningen overgelegd.

2. De feiten

2.1 Klaagster is de moeder van [D.], geboren op 8 september 2003, (hierna: de dochter). De vader van [D.]is [V.] (hierna ook: de vader).

2.2 De vader is bestuurder van en aandeelhouder in de besloten vennootschap [B.I.D.] B.V. (hierna B.I.D), een beleggingsinstelling.

2.3 De voorliggende klacht ziet op de hierna nader te omschrijven overdracht van 1820 aandelen [B.I.D] van de vader aan de dochter. De koopprijs van de aandelen van € 99.927,95 in totaal is verrekend met een vordering die de dochter uit hoofde van geldlening had op de vader. De vader heeft de aandelen verkregen door levering ten titel van koop bij aktes van 2 juli 2019, verleden voor de oud-notaris. In juli 2019 heeft de vader contact opgenomen met klaagster met als doel om de door hem recentelijk verkregen aandelen in [B.I.D.] te verkopen en leveren aan de dochter. Ook heeft de vader contact opgenomen met de oud-notaris voor het opmaken van de akte van levering.

2.4 Voorafgaand aan de aandelenoverdracht van de vader aan de dochter heeft op 18 september 2019 de aandeelhoudersvergadering [B.I.D] besloten tot wijziging van de statuten inhoudende een waardevermindering van de nominale waarde van de aandelen {B.I.D.] van € 41,75 naar € 21,75 per stuk.

2.5 Op 14 oktober 2019 is de onder 2.4 bedoelde statutenwijziging [B.I.D.] gepasseerd door notaris [A.].

2.6 Op 15 oktober 2019, 17 oktober 2019 en 5 december 2019 heeft de oud-notaris de (gewijzigde) concept-akten voor de aandelenoverdracht van de vader aan de dochter, aan de dochter toegestuurd. In het concept van 5 december 2019 wordt de oude nominale waarde van de aandelen RVG genoemd, te weten € 41,75 per stuk.

2.7 De definitieve akte van overdracht, gepasseerd op 24 december 2019 (hierna ook: de akte), vermeldt de gewijzigde nominale waarde van de aandelen, te weten € 21,75.

2.8 Artikel 3 van de akte bepaalt: “(…) Alle baten en lasten verbonden aan de Aandelen komen vanaf 2 juli 2019 ten bate, casu quo ten laste van Koper, onverminderd het bepaalde in de garanties.”

2.9 Klaagster heeft bij e-mail van 9 september 2020, 13:47 uur aan de oud-notaris en aan de vader de volgende vraag voorgelegd: “ (…) Waarom heeft [D.] aandelen gekocht voor € 41,75 per aandeel waar deze nog € 21,75 waard waren en waarom ben ik daar niet op voorhand over geïnformeerd? [V.] (de vader), waar is de € 50.000,00 gebleven die je dus nog met haar te verrekenen hebt? (…)”

2.10 De oud-notaris heeft daarop bij e-mail van 9 september 2020, 14:30 uur geantwoord: “ (…) [V.] moet jou antwoorden op de andere vragen, dat kan ik niet. Ik weet dat er na de aandelenoverdracht nog een statutenwijziging is geweest bij [notariskantoor A.]. Wellicht zijn de aandelen afgestempeld of zo en heeft [D.] een vordering. Maar daar ben ik niet bij betrokken geweest, dus dat zal [V.] moeten beantwoorden. (…) ”

2.11 Bij e-mail van 9 september 2020, 15:07 uur heeft klaagster daarop gereageerd: “ (…) Er is niet na aandelenoverdracht een statutenwijziging geweest bij [notariskantoor A.] maar weken voor de aandelenoverdracht heeft een kapitaalvermindering van 1,7 miljoen plaatsgevonden. Dat had je sowieso vooraf moeten checken.(…)”

2.12 Bij e-mail van 9 september 2020, 18:15 uur heeft de oud-notaris daarop geantwoord: “(…) Ik wist ook niet precies meer hoe het allemaal is gegaan met de aandelenoverdrachten van [B.D.]. Dus was ik wederom gehouden om er tijd in te steken om te kijken hoe het is gegaan. Als je mijn akte goed leest (…) dan zie je dat ik de nieuwe nominale waarde heb opgenomen (na de terugbetaling bij [notariskantoor A.]) en dat de baten en lasten van de terugbetaling vanaf 2 juli 2019 ten goede komen aan koper, derhalve ten goede komen aan [D.]. Niets aan de hand dus! En zeker geen fout van mij of iets dergelijks. Zoals ik eerder al veronderstelde heeft [D.] terzake van de terugbetaling nog een vordering op [V.]. Verder vecht je het maar met [V.] uit en wil ik niet meer lastiggevallen worden met halve en hele (onterechte) beschuldigingen, ook niet met e-mails tussen jou en [V.]. (…)”

2.13 Als bijlage 1 bij het verweer tegen de voorliggende klacht heeft de oud-notaris een ongedateerde brief overgelegd die is gericht aan de oud-notaris en is ondertekend door de dochter. De dochter schrijft daarin onder meer: “(…) Hierbij laat ik u weten dat ik het oneens ben met de klacht die mijn moeder, [K.] heeft ingediend (met betrekking tot de overdracht van 1.820 aandelen in het kapitaal van [B.I.D.]) Zij is zelf geen belanghebbende, maar ik wel. Ik ben inmiddels meerderjarig.

Ten tijde van de verkrijging was ik zestien jaar en ik begrijp ook niet waarom mijn moeder de klacht heeft ingediend. U heeft mij/ons destijds uitgelegd wat een aandelenoverdracht is en wat de consequenties van de aandelenoverdracht waren. Dat was voor mij duidelijk en gewenst. Ik mocht destijds echter zelf niet handelen vanwege mijn leeftijd en moest dus door mijn moeder vertegenwoordigd worden. Desalniettemin heeft u destijds ook mij geïnformeerd en voorgelicht over een en ander en over de consequenties. (…) ”

3. De klacht en het verweer

3.1 Klaagster verwijt de oud-notaris dat hij heeft gehandeld in strijd met zijn zorg- en informatieplicht. In de eerste plaats doordat hij heeft nagelaten klaagster over de statutenwijzigingen, de vermindering van de nominale waarde van de aandelen en de gevolgen daarvan te informeren. Voorts wijkt de akte van 24 december 2019 door de eerst daarin verwerkte waardevermindering op een wezenlijk punt af van de aan klaagster toegestuurde concept-akten van 15 oktober 2019, 17 oktober 2019 en 5 december 2019. De concept-akte had aan klaagster moeten worden voorgelegd, nu werd klaagster hiermee onverwacht geconfronteerd.

3.2 De oud-notaris stelt zich primair op het standpunt dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar klacht omdat de dochter voor wie zij klaagt inmiddels meerderjarig is, zodat klaagster niet meer haar wettelijk vertegenwoordiger is. Vanwege de verklaring van de dochter (zie 2.13) heeft klaagster volgens de oud-notaris ook geen redelijk belang meer bij een klacht namens haar dochter. Subsidiair stelt de oud-notaris dat hij zelf ook minder dan 24 uur voor het passeren van de akte van de afstempeling van de aandelen op de hoogte is gekomen. Daarover en over de verdere consequenties van de overdracht heeft hij klaagster en haar dochter bij het passeren van de akte ook meteen en uitgebreid geïnformeerd. De oud-notaris stelt zich bovendien op het standpunt dat de dochter vanwege de bepaling van artikel 3 van de akte feitelijk geen financieel nadeel van de afstempeling ondervindt.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de in deze zaak beklaagde oud-notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 In deze zaak komt de kamer niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het handelen van de oud-notaris omdat klaagster niet-ontvankelijk is in haar klacht. Hierover wordt het volgende overwogen.

4.3 In de klachtbrief van 22 december 2022 staat vermeld dat klaagster, destijds in haar hoedanigheid van enige wettelijke vertegenwoordiger van haar destijds minderjarige dochter de klacht indient. De kamer is van oordeel dat klaagster aldus, mede gelet op de inhoud van de klacht, de klacht heeft ingediend namens haar dochter. De wettelijke vertegenwoordigingsbevoegdheid van klaagster als moeder van haar dochter is echter van rechtswege geëindigd op 8 september 2021, zijnde de datum waarop de dochter 18 jaar is geworden.

Vanaf deze datum is klaagster niet meer de wettelijk vertegenwoordiger van haar dochter zodat zij niet bevoegd is, althans niet zonder een daartoe strekkende volmacht, namens haar dochter een klacht in te dienen. Uit de brief van de dochter (zie hiervoor onder 2.13), waarvan de inhoud door klaagster niet wordt betwist, volgt dat klaagster door de dochter op of na 8 september 2021 niet is gemachtigd de voorliggende klacht in te dienen of in ieder geval dat van een dergelijke machtiging inmiddels geen sprake meer is. Klaagster is dan ook niet-ontvankelijk in haar klacht vanwege de onbevoegdheid van klaagster om namens haar dochter een klacht in te dienen.

4.4 Klaagster heeft ter zitting aanvullend gesteld dat zij de klacht (ook) heeft ingediend namens zichzelf. In dat verband heeft zij gesteld dat voor haar belastingaangifte destijds het vermogen van haar minderjarige dochter bij haar eigen vermogen werd opgeteld. De overdracht van de aandelen aan haar dochter en de wijziging van de akte van 24 december 2019 heeft klaagster daarom ook zelf in haar vermogen geraakt, aldus  klaagster.

4.5. De kamer overweegt dat uit de ingediende klacht op geen enkele wijze blijkt dat klaagster voor zichzelf een klacht heeft willen indienen. Bovendien heeft klaagster haar standpunt dat zij een eigen (fiscaal) belang had bij de akte van levering van 24 december 2019 niet met nadere gegevens onderbouwd. In dit verband wijst de kamer erop dat vermogenspositie van de dochter ten gevolge van de levering van de aandelen niet gewijzigd lijkt te zijn omdat de koopprijs van de aandelen is verrekend met de vordering van de dochter op haar vader. De kamer is daarom van oordeel dat klaagster niet of in ieder geval onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij van de (wijziging van de) akte zodanige fiscale gevolgen heeft ondervonden dat op grond hiervan voor haar sprake zou zijn van een notarieel tuchtrechtelijk te beschermen redelijk belang in de zin van artikel 99 lid 1 Wna.

4.6. Het voorgaande betekent dat ook indien aangenomen wordt dat klaagster de klacht voor zichzelf heeft ingediend, klaagster niet-ontvankelijk is in haar klacht.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

- verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht.

Deze beslissing is gegeven door mr. A.M.S. Kuipers, voorzitter, mr. L.T. de Jonge,

mr. J.A.H. Bruggemann, leden, en in tegenwoordigheid van mr. M.J. Derksen, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2023.

De secretaris

 

De voorzitter

     
 

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

     

[1] Gedefungeerd op 31 december 2022