ECLI:NL:TNORARL:2023:24 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/410425 / KL RK 22-132
ECLI: | ECLI:NL:TNORARL:2023:24 |
---|---|
Datum uitspraak: | 07-04-2023 |
Datum publicatie: | 19-05-2023 |
Zaaknummer(s): | C/05/410425 / KL RK 22-132 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Klacht ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Geen duidelijke redenen aannemelijk geworden op grond waarvan de notaris de wilsbekwaamheid van erflater had moeten betwijfelen. De kamer komt na afweging va hetgeen over en weer is aangevoerd met al tot de conclusie dat de notaris de wilsbekwaamheid van erflater met inachtneming van de maatstaven uit het Stappenplan voldoende zorgvuldig heeft beoordeeld. Er waren relevante indicatoren als bedoeld in het Stappenplan, maar de notaris heeft kunnen uitleggen hoe hij, dit in acht nemende, tot zijn beoordeling van de wilsbekwaamheid heeft kunnen komen. De kamer constateert voorts dat de lezingen van klaagster en van de notaris over het verloop van het gesprek na het overlijden van erflater uiteen lopen. Gelet op hetgeen over en weer is aangevoerd kan slechts worden vastgesteld dat het gesprek niet plezierig is verlopen. Dit vormt echter onvoldoende grond om aannemelijk te achten dat hier sprake zou zijn geweest van klachtwaardig handelen van de notaris. |
KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN
Kenmerk: C/05/410425 / KL RK 22-132
beslissing van de kamer voor het notariaat
op de klacht van
[K.],
wonende te […],
tegen
[N.],
notaris te […],
gemachtigde: mr. L.H. Rammeloo,
advocaat te Amsterdam.
Partijen worden hierna klaagster en de notaris genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit
- de klacht, met bijlagen, van 18 oktober 2023
- het verweer van de notaris van 25 november 2022
1.2 De klachtzaak is ter zitting van 6 maart 2023 behandeld, waarbij zijn verschenen klaagster, vergezeld van haar partner en de notaris, bijgestaan door zijn gemachtigde. De gemachtigde van de notaris heeft een pleitnotitie overgelegd en deze voorgedragen.
2. De feiten
2.1 Op 2 november 2019 is overleden [V.], vader van klaagster (hierna: erflater).
2.2 Tijdens zijn leven heeft erflater verschillende malen bij testament over zijn vermogen beschikt. Op 22 oktober 2019 heeft de notaris het laatste gewijzigde testament van erflater gepasseerd.
2.3 Bij het testament van 22 oktober 2019 is klaagster tezamen met een neef van haar, [F.], tot erfgenaam benoemd. Daarnaast heeft erflater ten laste van de gezamenlijke erfgenamen een aantal percelen grond gelegateerd, onder andere aan [F.].
2.4 Op 12 november 2019 hebben klaagster en over de afwikkeling van de nalatenschap van erflater een gesprek gehad op het kantoor van de notaris. Daarbij was behalve de notaris voor een groot deel van het gesprek ook de kandidaat- (inmiddels toegevoegd) notaris [Nn.] aanwezig.
2.5 Op 22 november 2020 heeft klaagster op het kantoor van de notaris een verklaring beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap van erflater ondertekend.
3. De klacht en het verweer
3.1 Klaagster verwijt de notaris in de eerste plaats dat hij ten tijde van het voorbereiden en passeren van het testament van 22 oktober 2019 de wilsbekwaamheid van erflater niet heeft onderzocht of laten onderzoeken en/of verkeerd heeft ingeschat (klachtonderdeel 1) en in de tweede plaats dat de notaris haar onheus heeft bejegend in het gesprek van
12 november 2019 (klachtonderdeel 2).
3.2 Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.
4. De beoordeling
4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
4.2 De kamer is van oordeel dat de notaris in deze zaak geen tuchtrechtelijk verwijt te maken valt. Dit oordeel wordt hierna per klachtonderdeel toegelicht.
Klachtonderdeel 1) Wilsbekwaamheid erflater niet goed beoordeeld
4.3 De kamer stelt in dit verband voorop dat het bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van een testateur aankomt op de eigen waarneming van de notaris. De notaris heeft daarbij een redelijke mate van beoordelingsvrijheid. Pas wanneer er duidelijke redenen zijn voor twijfel aan de wilsbekwaamheid, moet de notaris deze nader onderzoeken. Het Stappenplan beoordeling wilsbekwaamheid van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) (hierna: het Stappenplan) geeft daarvoor een leidraad. De maatstaven die het Stappenplan geeft, spelen ook een rol in de beoordeling van de vraag of er duidelijke redenen voor twijfel aan de wilsbekwaamheid zijn geweest.
4.4 Klaagster heeft in dit verband gewezen op de hoge leeftijd van erflater, het feit dat zijn neef zijn administratie voor hem verzorgde en voor erflater de afspraak voor de wijziging van het testament heeft gemaakt. Ook maakt klaagster melding van het feit dat erflater al langere tijd zware medicatie gebruikte, agressief en vergeetachtig gedrag vertoonde en dat klaagster de notaris al in het voorjaar van 2019 telefonisch gewaarschuwd heeft voor het feit dat erflater volgens haar gemanipuleerd werd. Klaagster leidt dit ook af uit het feit dat haar neef per 5 oktober 2019 ineens contactpersoon werd voor erflater bij de thuiszorg, terwijl klaagster dat altijd geweest was.
4.5 Duidelijk is dat de door klaagster aangevoerde feiten en omstandigheden voor haar zwaar wegen. De kamer is evenwel van oordeel dat de door klaagster aangevoerde feiten en omstandigheden geen duidelijke redenen opleveren op grond waarvan de notaris de wilsbekwaamheid van erflater had moeten betwijfelen. Afgezien nog van de vraag of de door klaagster aangevoerde feiten en omstandigheden als vaststaand en relevant zijn aan te merken, is het immers de vraag of bedoelde feiten en omstandigheden bij het voorbereiden en passeren van het testament voor de notaris kenbaar geweest (hebben kunnen en moeten) zijn.
4.6 De kamer overweegt in dit verband dat de notaris erflater al vanaf 2012 kende en dus bekend was met zijn manier van spreken en redeneren. Uit zijn betrokkenheid bij eerder gewijzigde testamenten wist de notaris bovendien dat [F.] op basis van het levenstestament van erflater zelfstandig gevolmachtigde was. De notaris had daarom geen reden de betrokkenheid van [F.] bij de afspraak van oktober 2019 te wantrouwen. Daarbij stelde de notaris vast dat erflater in het lange gesprek dat de notaris voorafgaand aan het passeren van het testament op 22 oktober 2019 onder vier ogen met erflater gevoerd heeft, helder, concreet en gedetailleerd aan de hand van kadastrale gegevens kon verwoorden wat hij wilde. Dit was ook de indruk van de kandidaat-notaris [Nn.], kantoorgenoot van de notaris, die op 14 oktober 2019 het eerste uitgebreide voorbereidende gesprek met erflater ook onder vier ogen heeft gevoerd. Beide gesprekken zijn bovendien op het kantoor van de notaris gevoerd. Daarbij was het de notaris weliswaar duidelijk dat de gezondheid van erflater broos was, maar van medische druk om snel te passeren is de notaris niet gebleken.
4.7 De kamer komt daarom al met al tot de conclusie dat de notaris de wilsbekwaamheid van erflater met inachtneming van de maatstaven uit het Stappenplan voldoende zorgvuldig heeft beoordeeld. Er waren relevante indicatoren als bedoeld in het Stappenplan, maar de notaris heeft kunnen uitleggen hoe hij, dit in acht nemende, tot zijn beoordeling van de wilsbekwaamheid heeft kunnen komen. De kennelijk weleens door klaagster telefonisch aan de notaris gegeven ‘hints’ over de door haar ervaren toestand van erflater leiden niet tot het oordeel dat de notaris anders had moeten handelen dan hij heeft gedaan.
4.8 Daarbij bespreekt de kamer tenslotte nog het feit dat de notaris erflater op 29 oktober 2019 nog op zijn sterfbed heeft bezocht. Dit was naar aanleiding van een telefoontje van klaagster dat erflater gezegd zou hebben dat hij iets getekend had dat niet de bedoeling was. Tegen de notaris heeft erflater toen echter gezegd dat het zo goed was. Hoewel deze gang van zaken niet van belang is voor de beoordeling van de wilsbekwaamheid van erflater bij het passeren van het testament, spreekt uit dit initiatief van de notaris naar het oordeel van de kamer wel dat de notaris voldoende alert is omgegaan met mogelijk relevante signalen uit de omgeving.
4.9 De klacht op dit punt moet daarom al met al ongegrond verklaard worden.
Klachtonderdeel 2) Gesprek 12 november 2019
4.10 Klaagster stelt dat de notaris haar in dit gesprek onheus heeft bejegend. Klaagster heeft in dit gesprek gezegd dat zij het dom vond dat de notaris voorafgaand aan het passeren van het testament geen Via-arts heeft ingeschakeld. De notaris zou haar daarop met stemverheffing hebben toegesproken en klaagster de deur hebben gewezen, waarna de notaris zelf zonder opgaaf van redenen zou zijn weggelopen en de (toenmalige) kandidaat-notaris van zijn kantoor [Nn.] erbij gehaald heeft. Na afloop van het gesprek zou de notaris klaagster gevraagd hebben of zij een opname van het gesprek had gemaakt.
4.11 De notaris heeft ter zitting erkend dat het gesprek van 12 november 2019 inderdaad niet rustig is verlopen en wijst voor het overige op het verslag van dit gesprek, dat direct aansluitend is opgemaakt. De notaris schrijft het onrustig verloop van het gesprek toe aan de hoog oplopende emoties aan de kant van klaagster maar stelt dat hij klaagster niet onheus heeft bejegend. Zou dat zo zijn geweest, dan had het voor de hand gelegen dat klaagster hem daarop aangesproken zou hebben toen zij op 22 november 2019 nogmaals bij de notaris op kantoor was. Klaagster heeft haar ongenoegen over het gesprek van 12 november 2019 echter voor het eerst met de indiening van de voorliggende klacht bij de notaris kenbaar gemaakt.
4.12 De kamer constateert dat de lezingen van klaagster en van de notaris over het verloop van het gesprek van 12 november 2019 uiteen lopen. Gelet op hetgeen over en weer is aangevoerd kan slechts worden vastgesteld dat het gesprek niet plezierig is verlopen. Dit vormt echter onvoldoende grond om aannemelijk te achten dat hier sprake zou zijn geweest van klachtwaardig handelen van de notaris.
4.13 De klacht moet daarom ook op dit onderdeel ongegrond verklaard worden.
5. De beslissing
De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden
- verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.J.C. van Leeuwen, voorzitter, mr. A.E. Zweers en mr. H.R. Grievink, leden, en in tegenwoordigheid van mr. M.J. Derksen, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 7 april 2023. |
||
De secretaris |
De voorzitter |
|
Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam. |
||