ECLI:NL:TNORAMS:2023:13 Kamer voor het notariaat Amsterdam 730933/NT 23-14

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2023:13
Datum uitspraak: 07-12-2023
Datum publicatie: 09-01-2024
Zaaknummer(s): 730933/NT 23-14
Onderwerp: Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap
Beslissingen: Klacht gegrond met schorsing als notaris
Inhoudsindicatie: De kamer neemt het de notaris kwalijk dat hij, na het gesprek met klaagster en de zus van klaagster op 21 november 2022, toen bleek dat sprake was van tegenstrijdige belangen, niet heeft ingezien dat het hem niet meer vrij stond de rol van partijadviseur van de zus van klaagster op zich te nemen. Bovendien heeft hij dat te laat aan klaagster gemeld en heeft hij die rol vervolgens niet helder gehouden door van klaagster te verlangen dat zij alleen, zonder bijstand, met hem het gesprek aan zou gaan. Van een notaris mag een zorgvuldig, beheerst en professioneel handelen worden verwacht. Schorsing in de uitoefening van het ambt van één week (herhaald klachtwaardig gedrag).

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM

Beslissing in de klacht met nummer 730933 / NT 23-14 van:

[klaagster],

wonend te [plaats],

hierna: klaagster,

gemachtigde: [naam],

tegen:

[notaris],

notaris, gevestigd te [plaats],

 hierna: de notaris,

gemachtigde: mr. F.A. Chorus, advocaat te Amsterdam.

1.          Ontstaan en loop van de procedure

1.1.      Bij e-mail van 9 maart 2023 heeft klaagster een klaagschrift ingediend.

1.2.      Bij e-mail van 16 maart 2023 heeft klaagster stukken, behorend bij het klaagschrift, ingediend.

1.3.      Bij e-mail (tevens bij brief) van 21 mei 2023 heeft de notaris een verweerschrift met bijlagen ingediend.

1.4.      Bij e-mail van 28 juni 2023 heeft klaagster nog twee (aan het klaagschrift ontbrekende) bijlagen overgelegd.

1.5.      Bij e-mail van 16 oktober 2023 heeft de notaris een productie overgelegd.

1.6.      Bij e-mail van 18 oktober heeft de notaris een productie overgelegd. Tegen de overlegging daarvan heeft klaagster, die het stuk heeft ontvangen, geen bezwaar gemaakt.

1.7.      De klacht is behandeld tijdens de openbare zitting van de kamer van 26 oktober 2023. Klaagster en de notaris, bijgestaan door hun gemachtigde, waren aanwezig. Partijen hebben het woord gevoerd, de notaris aan de hand van pleitnotities. Uitspraak is bepaald op heden.

2.          De feiten

2.1.      De moeder van klaagster (hierna: erflaatster) is op 19 oktober 2022 overleden. Bij testament heeft erflaatster klaagster onterfd, de zus van klaagster tot enig erfgenaam en tot executeur benoemd en aan de kleinkinderen enkele geldlegaten vermaakt. De vader van klaagster (hierna: erflater) was eerder, op 17 mei 2018 overleden.

2.2.      Op 21 november 2022 heeft de notaris met klaagster en de zus van klaagster een bespreking gehad op zijn kantoor. Vervolgens heeft de notaris bij e-mail van dezelfde dag aan beiden het op zijn kantoor besprokene samengevat, met het doel om hen ‘handvatten te geven voor enkele beslissingen die binnenkort genomen moesten worden’, daaronder de mogelijkheid voor klaagster om een beroep te doen op de legitieme portie (hierna : de legitieme). De notaris beëindigt de e-mail met de mededeling: “We spraken af dat ik eerdaags (geen haast) van uw definitieve beslissingen zou horen. Belt/mailt u gerust. (…).”

2.3.      Bij e-mail van 11 december 2022 heeft klaagster (onder meer) aan de notaris geschreven: Zie de mail hier beneden van 28 november 2022 met het verzoek aan mijn zus op een aantal zaken op te leveren. Op 29-11-2022 heeft Françoise gemaild dat ze erop zou terugkomen. Op 9 december van haar telefonisch vernomen dat alle communicatie via u loopt. Zij heeft u hiervoor ingehuurd. Dat had ik graag eerder vernomen. Ook ben ik daar verbaasd over, daar ik in de veronderstelling was dat een notaris neutraal diende te blijven. Uiteraard maakt het mij niet uit, zolang alles correct wordt afgewikkeld. (..)”
In het bericht heeft klaagster de notaris verzocht om toezending van een aantal stukken, zowel ten aanzien van erflater als erflaatster.

2.4.      Bij brief van 22 december 2022 heeft de notaris klaagster geschreven: “(..) Uw zuster heeft mij gevraagd haar als partij-notaris bij te staan op en per 15 december jl. ver na de datum dus, dat wij elkaar gedrieënlijk spraken op 07 december jl., alwaar wij de inhoud van het door haar overlijden bekrachtigd testament van uw moeder bespraken en ik u daar, mede op verzoek van uw zuster, een kopie van afgaf. (..) Zoals u bekend (en met u besproken) bent u blijkens het testament onterfd. Niettemin vraagt u om een hele lijst van data, financiële en fiscale gegevens. Omdat u echter onterfd bent, hebt u in beginsel geen recht op toezending van die gevraagde gegevens, tenzij u zich als legitimaris meldt waarbij u tevens een beroep doet op uw legitieme portie.(..)
Voorts een vriendelijk doch zeer dringend beroep, uw correspondentie over al hetgeen met de (afwikkeling van de ) nalatenschap van uw overleden moeder te maken heeft, niet meer met uw zuster Francoise te voeren, maar met mij. Aan haar gestuurde correspondentie wordt als niet geschreven beschouwd. Voorts verzoek ik u om schriftelijke verklaring(en) en/of brieven, als die termijnstellingen betreffen, per aangetekende post of eventueel deurwaardersexploot naar mij(n kantoor) te versturen. Dit laatste geldt sowieso voor een eventueel door u uit te brengen verklaring beroep op de legitieme portie. ”

2.5.      Bij e-mail van 27 januari 2023 heeft de notaris een aantal bescheiden aan klaagster gezonden. Hij heeft daarin (onder meer) aan klaagster geschreven: “Toegegeven, het heeft even geduurd, maar uw zuster heeft mij gevraagd u reeds één en ander toe te sturen aan bescheiden, waar u haar en mij om vroeg. (..) Thans ontbreekt nog de taxatie van de ouderlijke woning. Eerder was er door uw zuster al een makelaar benaderd, maar die had slechts een “waardebepaling” opgemaakt. Daarin staat - zeg maar – een schatting. Er volgt nog een “gewone” gehele taxatie. De rapportage daarvan wordt binnen nu en 14 dagen verwacht. Zodra die er is, zend ik u die uiteraard door. In de week van 06 februari aanstaande ben ik weer aanwezig en in staat u wederom te woord te staan (..)”

2.6.      Bij e-mail van 5 februari 2023 heeft klaagster aan de notaris geschreven: “Ik ben voornemens een klacht over u in te dienen. Dit ga ik doen bij de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) of bij de Kamer van Toezicht. Hier ga ik mij nog over beraden. De reden dat ik een klacht ga indienen is dat u geen enkele mail of aangetekende post inhoudelijk beantwoord / een reactie op geeft. Ook diverse vragen omtrent uw bevoegdheid als partij-notaris geeft u geen antwoord. (..) Wel stuur u een e-mail van mijn zus door zonder deze inhoudelijk te controleren. U had kunnen zien dat er zeer onvolledig is opgeleverd. U geeft aan dat er nog maar 1 ding mist. Ook dit is niet wat je van een notaris mag verwachten. Ik moet er vanuit kunnen gaan dat als u zegt dat het goed is het goed is. Helaas. Uw gedrag is notaris onwaardig, wellicht onrechtmatig.(..)”

2.7.      Bij e-mail van 9 februari 2023 heeft de notaris aan klaagster de NWWI-taxatie van de ouderlijke woning toegezonden en klaagster - onder meer – geschreven: “Per e-mail van 27 januari jl. is u, waar u om verzocht, toegezonden (..) Ook meldde ik u dat het taxatierapport nog even op zich liet wachten, omdat in eerste instantie een - laat ik het noemen – “gewone” waardebepaling was opgesteld, maar dat uw zuster Francoise (na/in overleg met mij) ervan overtuigd was, dat u meer zou hebben aan een volledige (i.c. een NWWI-)taxatie. Deze laatste is zeer recent opgemaakt en het rapport daar op basis daarvan is opgesteld, treft u bijgaand aan. Ik moge u erop attenderen, dat u dit taxatierapport ontvangt, binnen de door mij in de e-mail van 27 januari jl. aan u toegezonden e-mail genoemde/geschatte termijn. (…) Voor uw ongepaste toonzetting heb ik tot op zekere hoogte heus begrip. De confrontatie met een onterving zal - begrijpelijkerwijs – gevoelens en emoties van teleurstelling en wellicht ook boosheid hebben veroorzaakt. Dergelijke gevoelens zijn er wellicht debet aan, dat u zich naar mij hebt geuit, zoals u dat hebt gedaan. En nogmaals, daar heb ik alle begrip voor. Maar aan dat begrip is wel een grens. En die hebt u met uw laatste onderstaande e-mail wel bereikt. Ik roep u bij deze op uw toonzetting te matigen, immers, die draagt ook niet bij aan (een verhoging van) de bereidwilligheid bij uw zuster noch bij mij, u verder aan alle informatie te helpen. Voor alles: het staat u uiteraard geheel vrij de gang naar de (tucht)rechter te maken. “Mijn “gedrag” zoals u het kwalificeert is echter geenszins notaris-onwaardig en nog minder onrechtmatig. Ik herinner u aan mijn bericht aan u de dato 22 december jl. reeds, dat ik mij bij u meldde in de functie van partij-notaris. En dat bij de eerste gelegenheid van contact tussen u en mij. Ik heb u in diezelfde brief verder gemeld wat mijn functie inhoudt en dat die afwijkt van de functie van boedelnotaris. Nogmaals: dat laatste ben ik dus in deze zaak, niet. (…) Mogelijk hebt u zich al verdiept in (de voorbereiding tot de indiening van) een klacht. Dan zult u wellicht hebben gezien, dat deze minder succesvol kan zijn, als u niet eerst contact hebt opgenomen met de notaris, welk contact tot doel heeft/zou moeten hebben, om spreekwoordelijk “eruit te komen”. Dat hebt u tot op heden niet gedaan. Daarom nodig ik u bij deze uit, contact op te nemen met mij(n kantoor) teneinde een bespreking bij mij op kantoor te agenderen. Onderwerp van gesprek zal zijn het bespreken van bij u levende grieven. Alle vragen die u dan zult hebben, zal ik dan naar beste kunnen beantwoorden. Is de uitslag dan nog steeds onbevredigend voor u, dan kunt u zich alsnog tot de (tucht)rechter wenden. Voorwaarde voor de bedoelde bespreking is dat alleen u bij de bespreking aanwezig zult zijn. De aanwezigheid van anderen, is niet aan de orde, immers, u bent de legitimaris, en niemand anders. (..)”

3.          De klacht

Na het gesprek op 21 november 2022 is de ruzie tussen klaagster en de zus van klaagster opgelopen. De zus van klaagster heeft klaagster daarom voor het verkrijgen van de stukken naar de notaris verwezen. Klaagster meent dat de notaris zich in zijn brief van 22 december 2022 niet professioneel heeft opgesteld. Klaagster maakt de notaris de volgende verwijten:

1. De notaris wil alleen aangetekende post van klaagster lezen.

2. De notaris stelt dat hij partijnotaris is, maar is niet duidelijk in zijn rol, mede omdat hij eerst ook klaagster advies heeft gegeven.

3. De notaris reageert niet op het verzoek van klaagster om aan te tonen dat de notaris namens de zus van klaagster optreedt.

4. De notaris heeft ten onrechte gesteld dat klaagster geen recht heeft op informatie zolang klaagster nog niet de legitieme heeft opgeëist, terwijl klaagster die informatie nodig had om te kunnen bepalen of zij daarop een beroep deed.

5. De notaris eist dat klaagster via hem communiceert, maar reageert zelf niet op brieven van klaagster.

6. De notaris heeft aan klaagster niet alle opgevraagde stukken gezonden.

7. De notaris voldoet niet aan zijn zorgplicht, want hij beantwoordt de vragen die klaagster heeft niet.

8. De notaris heeft als voorwaarde gesteld dat zij met hem moest spreken op zijn kantoor, alleen, zonder de aanwezigheid van iemand anders, voordat zij een klacht zou indienen. 

4.          Het verweer

De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd. De standpunten van de notaris zullen – voor zover van belang – in de beoordeling worden besproken.

5.          De beoordeling

Reikwijdte van het tuchtrecht

5.1.      Notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen voor handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens de Wet op het Notarisambt (Wna) gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen voor wie zij optreden en voor handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt (artikel 93 lid 1 Wna).

5.2.      Een notaris dient zijn ambt in onafhankelijkheid uit te oefenen en de belangen van alle bij de rechtshandeling betrokken partijen op onpartijdige wijze en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid te behartigen (artikel 17 lid 1 Wna).

De Verordening beroeps- en gedragsregels 2011(hierna: Vbg 2011) maakt het mogelijk dat een notaris als partijadviseur optreedt. De notaris die naar buiten optreedt als partijadviseur (ook partijnotaris genoemd) moet jegens belanghebbenden tijdig kenbaar maken dat hij in die hoedanigheid optreedt (artikel 18 lid 1 Vbg 2011). Het notarieel tuchtrecht, in het bijzonder de norm van artikel 93 lid 1 Wna is op het handelen en nalaten van de partijadviseur geheel van toepassing.[1] 

Klachtonderdelen 1-8

Klachtonderdeel 1

5.3.      Dat de notaris slechts op aangetekende brieven van klaagster zou reageren is feitelijk onjuist. Uit zijn brief van 22 december 2022 blijkt dat de notaris enkel  schriftelijke verklaring(en) - zoals een beroep op de legitieme door klaagster - en/of brieven met een termijnstelling aangetekend wenst te ontvangen. Dit onderdeel van de klacht mist dus feitelijke grondslag en is ongegrond.

Klachtonderdeel 2

5.4.      Het eerste contact van de notaris klaagster vond plaats in de bespreking op het notariskantoor, samen met de zus van klaagster, op 21 november 2022. In zijn pleitnotitie heeft de notaris aangevoerd dat hij in die bespreking nog geen formele rechtspositie had. Hij zou toen hebben gehandeld als ‘protocolnotaris’, als houder van het protocol waarin het testament van erflaatster zich bevond: “Toch heeft hij enig advies aan allebei de dames gegeven en vrij ruim tijd en aandacht aan de zaak geschonken”, zo heeft de notaris ter zitting verklaard. Dat advies was ‘gratis en kosteloos’. Desgevraagd heeft de gemachtigde van de notaris vervolgens verklaard dat het niet zozeer ging om een advies, maar dat het meer het verstrekken van juridische en feitelijke informatie betrof, gelet op het feit dat klaagster was onterfd.

5.5.      Op 21 november 2022 was het de notaris al duidelijk dat sprake was van tegenstrijdige belangen. Immers, klaagster was door erflaatster onterfd en haar zus, als enig erfgenaam, door erflaatster benoemd, was executeur van haar nalatenschap. De notaris geeft in zijn e-mail van 21 november 2022 een uitvoerige beschrijving van hetgeen hij die dag met klaagster en haar zus had besproken. De notaris schrijft in die e-mail: “Ik hoop oprecht dat u met deze informatie de juiste beslissingen kunt nemen”.

Uit (de inhoud van) die e-mail blijkt naar het oordeel van de kamer dat de notaris zich die dag niet zozeer als ‘protocolnotaris’ heeft opgesteld, maar ook een adviserende rol ten behoeve van beide zusters heeft ingenomen, althans het is begrijpelijk dat die indruk bij klaagster is ontstaan. Dan past het een notaris niet om plotseling die rol te wijzigen en als partijnotaris voor één van hen op te treden.
Bovendien heeft de notaris klaagster pas een maand later, op 22 december 2022, nadat klaagster hem in een e-mail van 11 december 2022 al had laten weten van haar zus te hebben begrepen dat zij de notaris “had ingehuurd”, bericht dat haar zus hem had verzocht voor haar als partijnotaris op te treden. Van een ‘tijdig kenbaar maken’ in de zin van artikel 18 Vbg 2011 is naar het oordeel van de kamer dan ook geen sprake. De kamer acht dit klachtonderdeel gegrond.

Klachtonderdeel 3

5.6.      De notaris was niet verplicht om aan te tonen dat de zus van klaagster hem had verzocht voor haar als partijnotaris op te treden. Dat was, althans na het bericht van de notaris van 22 december 2022, een gegeven. Bij e-mail van 18 oktober 2023 heeft de notaris de op 15 december 2022 ondertekende opdrachtovereenkomst overgelegd. In zoverre is het klachtonderdeel dan ook ongegrond.
Dit klachtonderdeel staat echter naar het oordeel van de kamer niet op zichzelf, maar houdt verband met het onder klachtonderdeel 2 beoordeelde verwijt van klaagster dat de rol van de notaris niet duidelijk was. De kamer verwijst daarvoor naar hetgeen zij hiervoor ten aanzien van die rol heeft overwogen.

Klachtonderdeel 4

5.7.      Ingevolge artikel 4:78 BW kan een legitimaris die geen erfgenaam is tegenover de erfgenamen en de executeurs aanspraak maken op inzage en afschrift van alle bescheiden die hij voor de berekening van zijn legitieme portie nodig heeft. De stelling van de notaris in zijn e-mail van 22 december 2022, dat klaagster zich eerst als legitimaris dient te melden, met een beroep op de legitieme portie alvorens zij recht op toezending zou krijgen voor de door haar gevraagde gegevens is naar het oordeel van de kamer te formalistisch. Uit het feit dat klaagster het informatieverzoek doet kan worden afgeleid dat zij overweegt een beroep op de legitieme portie te doen, anders zou zij die informatie niet nodig hebben. Dit klachtonderdeel acht de kamer dan ook gegrond.

Klachtonderdelen 5, 6 en 7

5.8.      De klachtonderdelen 5, 6 en 7 lenen zich voor een gezamenlijke beoordeling door de kamer. De kamer acht deze klachtonderdelen gegrond. De kamer verklaart dat als volgt.

5.9.      Ook in zijn rol als partijnotaris heeft de notaris, als beroepsuitoefenaar in het maatschappelijk verkeer, een zorgplicht naar derden, in dit geval klaagster. In de uitoefening van zijn beroep en daarbuiten dient een notaris zich immers zodanig te gedragen dat het vertrouwen in het notariaat en in zijn eigen beroepsuitoefening niet wordt geschaad (artikel 2 Vbg 2011). Die zorgplicht heeft de notaris naar het oordeel van de kamer geschonden.

5.10.    Eerst bij e-mail van 27 januari 2023 heeft de notaris enkele door klaagster bij e-mails van 28 november 2022 (aan de zus van klaagster) en 11 december 2022 (aan de notaris) verzochte bescheiden aan klaagster gezonden. Anders dan in de e-mail van 22 december 2022, waarin hij onder meer eist dat klaagster via hem communiceert, heeft de notaris klaagster in de tussentijd geen berichten gestuurd.
Ter zitting heeft klaagster verklaard dat pas onlangs, in de door klaagster gevoerde civiele procedure, de rest van de door klaagster verlangde stukken is overgelegd, met uitzondering van het taxatierapport van de woning van erflater.

5.11.    Dat de notaris - op een naar het oordeel van de kamer onaangename wijze - klaagster dicteert om via hem met de executeur, de zus van klaagster, te corresponderen, verhoudt zich naar het oordeel van de kamer slecht met zijn stilzwijgen en het niet-reageren op door klaagster gestelde vragen. In plaats daarvan had hij klaagster kunnen berichten dat het verzenden van bepaalde stukken nog enige tijd zou duren, of dat het hem als partijnotaris niet vrij stond om op bepaalde vragen van klaagster te antwoorden.

Klachtonderdeel 8

5.12.    De notaris schiet in zijn e-mail van 9 februari 2023 uit zijn rol als partijadviseur als hij meent te kunnen eisen dat klaagster bij een eventueel gesprek op zijn kantoor over haar positie als legitimaris niemand mag meenemen. Als adviseur van de zus van klaagster heeft de notaris daarover niets te bepalen. Hij ontzegt daarmee klaagster het recht om iemand mee te nemen die voor haar belangen opkomt.

Ook dit klachtonderdeel zal de kamer gegrond verklaren.

Maatregel

5.13.    De kamer neemt het de notaris kwalijk dat hij, na het gesprek met klaagster en de zus van klaagster op 21 november 2022, toen bleek dat sprake was van tegenstrijdige belangen, niet heeft ingezien dat het hem niet meer vrij stond de rol van partijadviseur van de zus van klaagster op zich te nemen. Bovendien heeft hij dat te laat aan klaagster gemeld en heeft hij die rol vervolgens niet helder gehouden door van klaagster te verlangen dat zij alleen, zonder bijstand, met hem het gesprek aan zou gaan. Van een notaris mag een zorgvuldig, beheerst en professioneel handelen worden verwacht. De notaris is begin september 2022, kort vóór zijn bemoeienis met het onderhavige dossier, vanwege gedragingen die een notaris onwaardig waren  voor de duur van één week geschorst. De kamer stelt vast die schorsing niet heeft geleid tot zelfreflectie of aanpassing in zijn gedrag, nu de notaris kort daarna nogmaals in klachtwaardig gedrag is vervallen. De kamer ziet daarom aanleiding tot het - wederom - opleggen van een schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van één week.

Griffierecht

5.14.    Omdat de kamer de klacht tegen de notaris (deels) gegrond verklaart, dient de notaris het door klaagster betaalde griffierecht van € 50 op grond van artikel 99 lid 5 Wna aan klaagster te vergoeden, binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing. Klaagster dient daarvoor tijdig schriftelijk haar rekeningnummer aan de notaris door te geven.

Kostenveroordeling

5.15.    Nu de kamer de klacht (deels) gegrond verklaart en de notaris een maatregel oplegt, zal de kamer de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 Wna jo. de richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat (Staatscourant 2020, nr. 67893), veroordelen in de kosten die klaagster in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken, vastgesteld op een (forfaitair) bedrag van € 50.

De kamer bepaalt dat dit bedrag binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klaagster moet worden betaald. Klaagster dient daarvoor tijdig schriftelijk haar rekeningnummer aan de notaris door te geven.

5.16.    Verder ziet de kamer aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 Wna jo. de richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat 2021 (Staatscourant 2020, nr. 67893), te veroordelen in de kosten die voor de behandeling van de zaak door de kamer zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op € 2.000 (wegingsfactor 1). De kamer ziet geen aanleiding voor het opleggen van een lagere kostenveroordeling. De kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de kamer moeten worden betaald. De notaris ontvangt hiervoor een nota van het LDCR te Utrecht.     

6.          De beslissing

De kamer voor het notariaat:

  • verklaart de klachtonderdelen 2, 4, 5, 6, 7 en 8 gegrond;
  • legt de notaris de maatregel van schorsing op voor de duur van één week;
  • veroordeelt de notaris tot betaling aan klaagster van € 50 aan griffierecht en
    € 50 in de kosten in verband met de behandeling van de zaak, op de wijze en binnen de termijn als hiervoor in 5.13. en 5.14 bepaald;
  • veroordeelt de notaris tot betaling van € 2.000 in de kosten voor de behandeling van de zaak door de kamer, op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 5.15 bepaald;
  • verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. M.V. Ulrici, voorzitter, W.A. Groen en A.J.H.M. Janssen, leden, en uitgesproken in het openbaar op 7 december 2023, in aanwezigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (postbus 1312, 1000 BH Amsterdam).

[1] Gerechtshof Amsterdam, 26 januari 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:6