ECLI:NL:TGZRZWO:2023:69 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4302

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2023:69
Datum uitspraak: 10-03-2023
Datum publicatie: 16-03-2023
Zaaknummer(s): Z2022/4302
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen verzekeringsarts kennelijk ongegrond. De verzekeringsarts heeft in opdracht van een verzekeraar medisch advies uitgebracht. Klager is het niet eens met de (wijze van totstandkoming van) het rapport en het advies. Naar het oordeel van het college voldoet het rapport aan de daaraan te stellen eisen.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ZWOLLE

Beslissing in raadkamer d.d. 10 maart 2023 naar aanleiding van de op 27 mei 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam ingekomen klacht, overgedragen aan het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle, van
 

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , verzekeringsarts,

(destijds) werkzaam te D,

gemachtigde: mr. E. Bos-Van den Berg,
 

b e k l a a g d e

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met de bijlage;

- het verweerschrift.

Partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om gehoord te worden in het kader van het vooronderzoek.

2.   DE FEITEN

2.1    Klager heeft vanaf eind 2011 een aantal scooter-ongelukken gehad. E heeft namens verzekerde aansprakelijkheid erkend voor een ongeval dat plaatsvond op

16 juni 2012 en treedt op als regelend verzekeraar voor een ongeval op 8 mei 2013 en een ongeval op 1 mei 2015. In het kader van de schaderegeling heeft E diverse malen medisch advies gevraagd. Beklaagde is gevraagd E te adviseren nadat klager tegen een andere medisch adviseur een klacht had ingediend. De adviesvraag zelf is opgenomen in het medisch advies (blz. 2) dat zij op 30 januari 2022/1 april 2022 heeft uitgebracht. 

2.2    Klager is het niet eens met (de wijze van totstandkoming van) de rapportage en het advies. In zijn klaagschrift benoemt hij een groot aantal kritiekpunten die als klachten zijn op te vatten, maar deels ook als vraagtekens of vragen die hij heeft. De klachten gaan -kort samengevat- over de wijze van communiceren na afgifte van het rapport, fouten, onzorgvuldigheden en onjuiste aannames, niet onderbouwde conclusies. De aanvullende vragen die beklaagde adviseert te stellen hebben volgens klager weinig toegevoegde waarde.

Klagers conclusie is dat niet is voldaan aan de vijf criteria waaraan getoetst moet worden.  

3.  DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE


3.1   Het college komt tot de conclusie dat beklaagde niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het college licht dat hierna toe.
 

3.2   Wat het college moet beoordelen is of beklaagde de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm waaraan haar handelen wordt getoetst is of gehandeld is als een ‘redelijk bekwaam handelende’ verzekeringsarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en de stand van de wetenschap ten tijde van het handelen. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg om een tuchtrechtelijk verwijt vast te stellen. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.
 

3.3   Volgens vaste jurisprudentie van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg dient een expertiserapport zoals door beklaagde is opgesteld aan de volgende criteria te voldoen:
1. het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;
2. het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;
3. in het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;
4. het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en geconsulteerde personen;
5. de rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.
 

3.4   Het college toetst ten volle of het onderzoek door de verzekeringsarts uit het oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusie van de rapportage wordt beoordeeld of de deskundige in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen komen (ECLI:NL:TGZCTG:2021:19).

3.5   Het college is niet gebleken dat de door beklaagde opgestelde rapportage niet voldoet aan de bovengenoemde criteria. Het rapport heeft een logische opbouw. Eerst bespreekt beklaagde het expertiserapport van de neuroloog, het expertiserapport van de psychiater en de verzekeringsgeneeskundige expertise van de verzekeringsarts. Daarna volgt een beschouwing van deze rapporten waarin ook opvallende zaken, inconsistenties en vragen die deze rapportages bij beklaagde oproepen worden benoemd. Dat dit niet op zorgvuldige of consistente wijze is gebeurd is het college niet gebleken. Het rapport eindigt met een conclusie en advies waarin wordt ingegaan op de vragen die in de adviesvraag staan. Omdat er vragen zijn gerezen en er onduidelijkheden zijn worden aanvullende vragen geformuleerd. Ook dit advies en deze aanvullende vragen kunnen de tuchtrechtelijke toets doorstaan. Verder is in het rapport opgenomen op basis van welke informatie het is opgesteld. Al het voorgaande maakt dat het college oordeelt dat het rapport voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

3.6   Klager benoemt specifiek een aantal onjuistheden (bijvoorbeeld wel/niet naar de SEH en de vraag of de medisch specialisten wel of niet over dezelfde stukken beschikten), maar deze en andere onjuistheden zijn door beklaagde in haar verweerschrift, onder verwijzing naar de stukken, overtuigend weerlegd. Bovendien lijkt klager beklaagde onjuistheden te verwijten of vraagtekens te stellen bij uitlatingen of aannames die zijn opgenomen in haar bespreking van de drie deskundigenrapporten, zoals bijvoorbeeld het feit dat stukken slecht leesbaar zouden zijn. Klager stelt in dit verband ook dat beklaagde ten onrechte aangeeft dat hij ‘films kijkt, regelmatig hardloopt etc.’ maar daarbij miskent klager dat hij dat zelf aan de psychiater heeft aangegeven (zie diens weergave van ‘klachten en beperkingen op het moment van het onderzoek’). Het gaat bij deze verwijten om zaken die zijn vermeld in beklaagdes weergave van wat in die rapporten staat, en daarvan kan aan beklaagde alleen een verwijt worden gemaakt als haar weergave daarvan niet correct zou zijn. Dat is echter niet gesteld of gebleken.

3.7   Ook kan beklaagde niet worden verweten dat zij in haar rapport heeft opgenomen dat de psychiater niet beschikte over het rapport van de neuroloog nu dat niet was vermeld in de rapportage van de psychiater en de psychiater pas naderhand (zie de brief van 17 mei 2022) heeft verklaard dat er sprake was van een vergissing.

Dat klager het rapport naar zijn zeggen pas heel laat heeft ontvangen, kan beklaagde ook niet worden verweten. Zij rapporteert aan E en het is aan E om dit aan klager of zijn advocaat toe te zenden.

3.8   Bij het klaagschrift zijn nog diverse bijlagen gevoegd. Klager lijkt daarmee de juistheid van bepaalde conclusies van beklaagde te willen aanvechten. Voor zover deze bijlagen niet bij de stukken zaten waarover beklaagde beschikte, kan beklaagde niet worden verweten dat zij daar geen aandacht aan heeft besteed of rekening mee heeft gehouden. Daarnaast kan uit het feit dat klager door het UWV als arbeidsongeschikt (100%) wordt beschouwd niet worden afgeleid dat dit een rechtstreeks gevolg is van de ongevallen waarvoor E (regelend) verzekeraar is en dat vanwege die vastgestelde arbeidsongeschiktheid bepaalde conclusies van beklaagde niet juist kunnen zijn. Datzelfde geldt ten aanzien van de voorzieningen die aan klager zijn toegekend door het UWV of de gemeente.

3.9   Voor zover klager beklaagde verwijt dat zij haar conclusies niet onderbouwt of niet aangeeft waarin bepaalde tegenstrijdigheden of inconsistenties zitten wijst het college er op dat beklaagde in de rapportage op verschillende plekken heeft aangegeven welke tegenstrijdigheden zij heeft geconstateerd (zie oa blz 28 t/m 30 en 36 en 37). Dat er mede daarom aanleiding was om aanvullende vragen te stellen kan het college dan ook begrijpen.

3.10  Klager heeft ook nog klachten geuit over het feit dat beklaagde kritiek uit op de wijze van vraagstelling aan de deskundigen door zijn belangenbehartiger. Concreet gaat dit over de vraag of de deskundige zijn oordeel moet baseren op de geuite klachten en of de klachten aannemelijk zijn. Het college kan beklaagde echter volgen in haar opvatting dat de vraag gericht moet zijn op de bevindingen van de deskundigen op basis van anamnese en eigen onderzoek en dat de vraag naar de aannemelijkheid een juridische vraag is.

3.11 Gelet op het voorgaande dient als volgt te worden beslist.

4.    DE BESLISSING

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.
 

Aldus gegeven door F.P. Dresselhuys-Doeleman, voorzitter, H.A.M. Veneman en

H. Donkers, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van M.D. Moeke, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
 

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
 

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.