ECLI:NL:TGZRZWO:2023:60 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4393

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2023:60
Datum uitspraak: 24-02-2023
Datum publicatie: 02-03-2023
Zaaknummer(s): Z2022/4393
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een huisarts. Klager is in de huisartsenpraktijk tweemaal gezien door een physician assistant (hierna: pa). Klager kreeg tijdens het tweede consult ruzie met de pa, werd agressief en bracht de pa ernstig letsel toe. Klager verwijt de huisarts dat zij de afspraak met klager, inhoudende dat hij alleen door haar gezien zou worden, niet heeft nageleefd. Daardoor kon het gebeuren dat klager zonder dat hij dat wilde door de pa werd gezien. Ook verwijt klager de huisarts dat zij na het incident met de pa onvoldoende oog voor klagers kant van het verhaal heeft gehad. Verder verwijt klager de huisarts dat zij niet het verhaal van klager besproken heeft met de pa. Het college acht de verwijten onterecht en verklaart de klacht kennelijk ongegrond.   

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ZWOLLE

Beslissing van 24 februari 2023 op de klacht van

A ,

wonende te B,

klager,

tegen

D ,

huisarts,

destijds werkzaam te B,

beklaagde, hierna ook: de huisarts,

gemachtigde: mr. L. Greebe, werkzaam te Amsterdam.

1. KERN VAN DE ZAAK EN DE BESLISSING


1.1
De klacht gaat over een afspraak dat klager alleen bij de huisarts op het spreekuur zou worden gezien en de opstelling van de huisarts na een geweldsincident van klager ten aanzien van de physician assistant in haar praktijk.  
 

1.2
Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond omdat de afspraak dat klager alleen bij de huisarts op spreekuur zou worden gezien niet aannemelijk is geworden en haar opstelling naar aanleiding van het geweldsincident ten aanzien van de physician assistant conform de zorg is die een (ex)patiënt van haar mocht verwachten.

1.3
Hieronder vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna legt het college de beslissing uit.

2. DE PROCEDURE

2.1

Het college heeft de volgende stukken ontvangen en gelezen:

  • het klaagschrift met de bijlagen, binnengekomen op 13 juni 2022;
  • het verweerschrift;
  • het medisch dossier van klager.

2.2

De secretaris van het college heeft klager en beklaagde de mogelijkheid geboden om in gesprek te gaan onder leiding van de secretaris (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

2.3
Vervolgens is besloten dat het niet nodig was om de zaak op een zitting te behandelen. De zaak werd naar een college in raadkamer verwezen. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren. 

3. UITLEG VAN DE BESLISSING  

3.1 De normen die gelden bij de beoordeling
Het college moet de vraag beantwoorden of de huisarts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een ‘redelijk bekwame beroepsuitoefening’. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen (bijvoorbeeld richtlijnen en protocollen) en de stand van de wetenschap op het moment van het handelen door de zorgverlener. Verder geldt als norm dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk aanspreekbaar zijn op hun eigen handelen.


3.2 De feiten

De huisarts is gedurende drie dagen per week werkzaam in een huisartsenpraktijk samen met een collega huisarts die eveneens drie dagen per week werkt.

Op 19 mei 2020 heeft een ernstig geweldsincident plaatsgevonden in deze huisartsenpraktijk. De physician assistant is door klager tijdens een spreekuurcontact dusdanig mishandeld dat bij de spoedeisende hulp van het ziekenhuis een gat in de wang en de mondhoek moest worden gehecht. Er was ook sprake van een ernstig kuitbeenfractuur. De enkel van de physician assistant moest eerst worden gereponeerd, worden voorzien van gips en ontzwellen. Tien dagen later zou hij geopereerd kunnen worden om de kuitbeenfractuur te voorzien van een plaat met schroeven en de luxatiestand te fixeren met een stelschroef.

De huisarts heeft kort na dit incident juridisch advies ingewonnen bij de KNMG over het beëindigen van de behandelovereenkomst. Zij heeft ook contact opgenomen met F. Zij konden de zorg overnemen zolang er geen andere huisarts was, waardoor de zorg voor klager werd gewaarborgd. De huisarts heeft vervolgens een collega huisarts in B bereid gevonden de zorg per direct over te nemen. Zij heeft klager hierover per aangetekende brief geïnformeerd.

In september 2020 en juli 2021 is door de reclassering contact opgenomen met de huisarts. Klager had een brief geschreven aan de huisarts, waarin hij wilde uitleggen wat er gebeurd was. De huisarts heeft deze brief, angstig en bezorgd om haar collega physician assistant, niet in ontvangst genomen omdat klager geen patiënt meer bij haar was en er een strafzaak tegen klager liep.

In oktober 2021 heeft de huisarts een brief ontvangen van het E. Klager had een klacht tegen de huisarts ingediend. De huisarts is daarop in december 2021 onder begeleiding een gesprek met klager aangegaan.

3.3 De klacht en het verweer

Klager verwijt de huisarts het volgende.

3. Zij heeft haar verantwoordelijkheid niet genomen in het (doen) naleven van de gemaakte afspraak dat klager uitsluitend bij haar op het spreekuur zou worden gezien en behandeld.

4. Zij heeft uitsluitend het thema veiligheid aangedragen na de incidenten van mei 2020 en nooit de kant van klager van de gebeurtenissen willen zien, terwijl ze nog steeds een arts/patiënt relatie met klager had en heeft.

6. Zij heeft als praktijkhouder de ervaring van klager met de gebeurtenissen van mei 2020 nooit besproken met de physician assistant. Dit had wel moeten gebeuren omdat zij de eindverantwoordelijke was.

De huisarts heeft het volgende verweer gevoerd.

Ad 1. De door klager gestelde afspraak is nooit gemaakt en kan ook nooit gemaakt zijn. De huisarts houdt slechts drie dagen per week spreekuur. Patiënten mogen weliswaar hun voorkeur aangeven en indien mogelijk wordt daar rekening mee gehouden. Dit klachtonderdeel berust op een verkeerde voorstelling van zaken.

Ad 2. Klager is na het geweldsincident op 19 mei 2020 naar het arrestantencomplex overgebracht en heeft een contactverbod met de physician assistant en een locatieverbod voor de praktijk gekregen. De huisarts achtte het niet mogelijk om de behandelrelatie met klager te onderhouden en heeft op advies van de KNMG vervangende huisartsenzorg geregeld. Daarmee was de arts/patiënt relatie tussen de huisarts en klager beëindigd.

Klager heeft de gelegenheid gehad zijn kant van het verhaal toe te lichten ten overstaan van de huisarts tijdens een gesprek in aanwezigheid van de klachtenfunctionaris.

Ad 3. De physician assistant is als gevolg van het incident in mei 2020 gedeeltelijk arbeidsongeschikt geraakt en is lange tijd in het geheel niet in staat geweest om te werken. Nadat hij in februari 2022 gedeeltelijk terugkeerde in de praktijk heeft de huisarts hem verteld dat zij een klacht van klager had ontvangen. Zij heeft deze klacht met hem besproken.

De huisarts vindt dat zij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

3.4 De overwegingen van het college
Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel

Klager heeft gesteld dat hij de afspraak met de huisarts had dat hij alleen door haar zou worden gezien op het spreekuur. De huisarts heeft dit betwist en aangegeven dat zij een dergelijke afspraak niet kan maken omdat zij slechts drie dagen per week spreekuur houdt. De stelling van de huisarts wordt bevestigd door het medisch dossier, waaruit blijkt dat klager eerder over hetzelfde onderwerp, een fysiek consult bij de physician assistant heeft gehad. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Ten aanzien van het tweede en derde klachtonderdeel

Deze klachtonderdelen zullen gezamenlijk worden behandeld, nu de strekking is dat de huisarts na het incident van mei 2020 niet juist zou hebben gehandeld.

Het college is van oordeel dat de huisarts conform de regels heeft gehandeld ten aanzien van het snel regelen van vervangende huisartsenzorg. Er is geen moment geweest dat klager niet bij een huisarts terecht kon. Op het moment dat klager contact met haar wilde over het incident was zij niet meer de huisarts van klager. Het college acht het begrijpelijk dat zij, mede gelet op de zorgen die er waren ten aanzien van de physician assistant, niet op korte termijn een gesprek met klager wilde aangaan om zijn visie op de gebeurtenis te horen. Daarnaast liep er nog een strafrechtelijk onderzoek. Zij is bereid geweest later met klager in gesprek te gaan, welk gesprek ook bij de klachtenfunctionaris heeft plaatsgevonden. De huisarts kan hiervan geen enkel tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

Ook heeft zij naar het oordeel van het college op een daartoe geëigend moment de klacht van klager met de physician assistant besproken. Gelet op de gevolgen van het geweldsincident in mei 2020 was dit ook niet eerder aan de orde. Ook hiervan valt haar geen tuchtrechtelijk verwijt te maken.

Deze klachtonderdelen zijn ook kennelijk ongegrond.

3.5. Conclusie

De klacht is kennelijk ongegrond.

4.     DE BESLISSING

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.
 

Aldus gegeven door J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, J.H.J.M. Uijen en

B.R. Schudel, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van L.C. Commandeur, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
 

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
 

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.