ECLI:NL:TGZRZWO:2023:59 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4392

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2023:59
Datum uitspraak: 24-02-2023
Datum publicatie: 02-03-2023
Zaaknummer(s): Z2022/4392
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een physician assistant (hierna: pa). Klager werd voor de tweede maal door de pa gezien vanwege pijnklachten aan zijn been. Tijdens het consult is er een ruzie ontstaan waarbij klager geweld heeft gebruikt tegen de pa, die daardoor ernstig letsel opliep. De pa heeft de behandelrelatie vervolgens beëindigd. Klager verwijt de pa – samengevat – dat hij zich ongepast naar klager heeft gedragen, klager heeft geprovoceerd, de behandelrelatie eenzijdig heeft beëindigd en over het geweldsincident heeft geschreven op de website van zijn beroepsvereniging. Klager meent dat de tekst te herleiden is tot klager. Het college acht de verwijten onterecht en verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ZWOLLE

Beslissing van 24 februari 2023 op de klacht van

A ,

wonende te B,

klager,

tegen

C ,

Physician assistant,

destijds werkzaam te B,

beklaagde, hierna ook: de physician assistant,

gemachtigde: mr. L. Greebe, werkzaam te Amsterdam.

1. KERN VAN DE ZAAK EN DE BESLISSING


1.1
De klacht gaat over de bejegening van klager door de physician assistant voorafgaand, tijdens en na afloop een spreekuurcontact op 19 mei 2020.
 

1.2
Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond omdat niet is gebleken dat de physician assistant klager op enig moment op niet professionele wijze zou hebben bejegend.

1.3
Hieronder vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna legt het college de beslissing uit.

2. DE PROCEDURE

2.1

Het college heeft de volgende stukken ontvangen en gelezen:

  • het klaagschrift met de bijlagen, binnengekomen op 13 juni 2022;
  • het verweerschrift;
  • het medisch dossier van klager.

2.2

De secretaris van het college heeft klager en beklaagde de mogelijkheid geboden om in gesprek te gaan onder leiding van de secretaris (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

2.3
Vervolgens is besloten dat het niet nodig was om de zaak op een zitting te behandelen. De zaak werd naar een college in raadkamer verwezen. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren. 

3. UITLEG VAN DE BESLISSING  

3.1 De normen die gelden bij de beoordeling
Het college moet de vraag beantwoorden of de physician assistant de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een ‘redelijk bekwame beroepsuitoefening’. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen (bijvoorbeeld richtlijnen en protocollen) en de stand van de wetenschap op het moment van het handelen door de zorgverlener. Verder geldt als norm dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk aanspreekbaar zijn op hun eigen handelen.


3.2 De feiten

Klager nam op 18 mei 2020 contact op met de huisartsenpraktijk in verband met aanhoudende pijnklachten aan zijn been. De praktijkassistente verzocht de physician assistant klager te bellen. Hij had klager twee weken daarvoor ook gezien in verband met deze klachten. Hij belde klager en deze gaf aan dat het niet schikte omdat hij naar een uitvaart moest. Ook gaf klager aan dat er al een fysieke afspraak gepland stond voor de volgende dag.

Op 19 mei 2020 haalde de physician assistant klager uit de wachtkamer. Hij bemerkte dat klager onrustig en geagiteerd was. Klager maakte hem in de spreekkamer duidelijk dat hij een afspraak met zijn huisarts wilde en niet met hem. Klager was niet tevreden over het spreekuurcontact de vorige keer met hem. Klager werd verbaal agressief en de sfeer werd steeds grimmiger.

Op een gegeven moment stond klager op en liep op de physician assistant af. Deze stak zijn armen uit om ruimte tussen hem en klager te creëren. Klager sloeg met de vlakke hand tegen de linkerkant van het gezicht van de physician assistant. Direct daarop sloeg klager hem weer met de vlakke hand. Vervolgens sloeg klager hem met de vuist vol op de rechterkant van het gezicht, waarop de physician assistant ten val kwam.

Hij werd naar de spoedeisende hulp van een ziekenhuis gebracht, waar een gat in zijn wang en mondhoek werd gehecht. Er bleek ook sprake te zijn van een fractuur van het kuitbeen. De enkel van de physician assistant moest eerst gereponeerd worden en voorzien van gips. Na tien dagen kon hij geopereerd worden aan de kuitbeenfractuur. Een half jaar later volgde nog een operatie om de stelschroef te verwijderen. Hij is als gevolg van het geweldsincident gedeeltelijk arbeidsongeschikt.

Klager is ten aanzien van dit geweldsincident in mei 2021 door de strafrechter veroordeeld tot een werkstraf van 100 uur en een schadevergoeding van ruim 8000 euro.

Op 24 juni 2021 plaatste de physician assistant een blog-artikel over hetgeen hem overkomen was op de website van de Nederlandse Associatie Physician Assistants (NAPA). Dit artikel bevatte geen enkele verwijzing naar klager. In het voorjaar van 2022 is dit blogartikel op verzoek van de physician assistant offline gehaald.

3.3 De klacht en het verweer

Klager verwijt de physician assistant het volgende.

3. Hij heeft verwijtbaar het beëindigen van de behandelovereenkomst tussen klager en hem genegeerd. Hij heeft klager de dag voor de afspraak gebeld terwijl hij wist of had kunnen weten dat klager ongewild en tegen de afspraken in een spreekuurafspraak met hem had gekregen.

4. Hij heeft zich tijdens het telefoongesprek met klager op 18 mei 2020 bot en niet welwillend opgesteld toen bleek dat klager in heel zware omstandigheden het gesprek menselijkerwijs niet kon voeren.

6. Hij heeft op 19 mei 2020 een ongepaste toon tegen klager aangeslagen over dat hij wel wist dat hij klager goed had behandeld bij een eerdere afspraak.

9. Hij heeft het initiatief genomen om afwerende, fysiek bedreigende gebaren naar klager te maken. Dit was in hoge mate provocerend voor klager.

13. Hij heeft na afloop van het strafproces gemeend de gebeurtenissen op internet, op een openbare pagina van de NAPA, te moeten publiceren, waarbij de anonimiteit van klager niet gewaarborgd was.

De physician assistant heeft het volgende verweer gevoerd.

Ad 1. Hij kan zich niet herinneren dat het eerdere consult vervelend is verlopen. Als de behandelrelatie al was opgezegd, was hij hiervan niet op de hoogte. Hem kan hiervan dan ook geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

Ad 2. Indien klager bij de assistente had aangegeven dat hij naar een uitvaart moest dan was daar bij de planning van het terugbelverzoek uiteraard rekening mee gehouden. Ook had hijzelf er rekening mee gehouden wanneer klager dit direct gemeld had tijdens het telefoongesprek. De afspraak had dan naar een later moment op de dag verplaatst kunnen worden.  Klager gaf echter tijdens het gesprek aan dat er al een fysiek consult voor de volgende dag gepland stond. Daarom ging hij ervan uit dat er geen behoefte meer was aan een telefonisch consult. Hij herkent zich dan ook niet in het verwijt van een botte en onwelwillende bejegening.

Ad 3. Ook dit verwijt kan hij niet plaatsen. Hij kan zich voorstellen dat hij heeft gevraagd waar de onvrede door veroorzaakt werd omdat hij dacht dat het consult van twee weken daarvoor in goede harmonie was verlopen.

Ad 4. Hij heeft louter ter bescherming van zichzelf zijn arm uitgestrekt om afstand tussen hem en klager te creëren. Hij kon niet vluchten uit de spreekkamer omdat hij in een hoek van de spreekkamer stond en geen kant op kon. Dit verwijt wordt hem ten onrechte gemaakt.

Ad 5. Het door hem geplaatste blog-artikel is op geen enkele manier tot klager te herleiden. In het voorjaar van 2022 heeft de huisarts hem ingelicht dat klager bezwaar had tegen de publicatie. Op verzoek van de physician assistant is het artikel toen offline gehaald. Hij heeft ook ten aanzien van dit onderdeel niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

3.4 De overwegingen van het college

Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel.

Zo er al sprake was van de uitgesproken wens van klager om niet meer behandeld te worden door de physician assistant, is niet vast komen te staan dat de praktijkassistente en de physician assistant daarvan op de hoogte waren. De praktijkassistente zou de afspraak anders niet bij de physician assistant hebben ingepland. Het verwijt dat de physician assistant het beëindigen van een behandelovereenkomst heeft genegeerd is daarom niet terecht.


Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel

Partijen hebben ieder een andere ervaring ten aanzien van de wijze waarop het telefoongesprek is verlopen. De physician assistant heeft in het medisch dossier genoteerd dat er geen tijd was voor het telefoongesprek, maar dat er al een afspraak was gemaakt voor de volgende dag. Klager heeft het als vervelend ervaren dat de physician assistant doorging met uitvragen. Nu de lezing van partijen uiteenloopt, kan het college niet vaststellen hoe het telefoongesprek daadwerkelijk is gelopen. Dit betekent niet dat aan de verklaring van de één meer waarde wordt gehecht dan aan de verklaring van de ander, maar simpelweg dat de gang van zaken niet vast te stellen is. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.


Ten aanzien van het derde klachtonderdeel

Ten aanzien van dit klachtonderdeel geldt hetzelfde als is overwogen ten aanzien van het tweede klachtonderdeel. Het college kan niet vaststellen wat er daadwerkelijk is gezegd over het eerdere consult. Daarom is ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond.


Ten aanzien van het vierde klachtonderdeel

Klager stelt dat de physician assistant hem heeft geprovoceerd door het initiatief te nemen afwerende gebaren te maken die op hem dreigend overkwamen. Het college is het niet eens met deze stelling van klager. Hiermee geeft klager een beeld dat de physician assistant hem heeft uitgelokt geweld toe te passen. Het maken van afwerende gebaren past echter juist in de lezing van de physician assistant dat het nodig was om afstand te creëren tot klager omdat deze agressief gedrag vertoonde. Bovendien had klager naar het oordeel van het college de mogelijkheid de spreekkamer te verlaten.

Dit klachtonderdeel is ook kennelijk ongegrond.


Ten aanzien van het vijfde klachtonderdeel

De physician assistant heeft zonder op de persoon herleidbare gegevens zijn versie van hetgeen er gebeurd is op 19 mei 2020 gepubliceerd in een blog op de site van zijn beroepsvereniging. Weliswaar wist klager dat dit over hem ging, maar een willekeurige lezer kon dit niet weten. Het college acht dit niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

3.5. Conclusie

De klacht is kennelijk ongegrond.

4.     DE BESLISSING

Het college verklaart de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
 

Aldus gegeven door J.G.W. Lootsma - Oude Nijeweme, voorzitter, L.C. Draaijer en
E.J. Veltman, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van L.C. Commandeur, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
 

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
 

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.