ECLI:NL:TGZRZWO:2023:48 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/3977

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2023:48
Datum uitspraak: 20-02-2023
Datum publicatie: 23-02-2023
Zaaknummer(s): Z2022/3977
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts kennelijk ongegrond. Klager is in maart 2016 met keelpijnklachten op consult geweest bij beklaagde. Naar aanleiding van het consult is geconcludeerd dat sprake was van keelpijn en hoesten bij een viraal infect. Uiteindelijk is klager in augustus 2016 weer bij beklaagde op consult geweest en op dat moment was er in de hals een zwelling waarneembaar van ca 4 cm. Dit bleek bij nader onderzoek in het ziekenhuis een anaplastisch schildkliercarcinoom, waarvoor klager uitgebreid operatief is behandeld. Klager maakt beklaagde meerdere verwijten over het consult in maart 2016. De klacht mist feitelijke grondslag, omdat klager uitgaat van een andere lezing van het verloop van het consult dan beklaagde en het college niet kan vaststellen wat de feitelijke gang van zaken is geweest.Klacht tegen huisarts kennelijk ongegrond. Klager is in maart 2016 met keelpijnklachten op consult geweest bij beklaagde. Naar aanleiding van het consult is geconcludeerd dat sprake was van keelpijn en hoesten bij een viraal infect. Uiteindelijk is klager in augustus 2016 weer bij beklaagde op consult geweest en op dat moment was er in de hals een zwelling waarneembaar van ca 4 cm. Dit bleek bij nader onderzoek in het ziekenhuis een anaplastisch schildkliercarcinoom, waarvoor klager uitgebreid operatief is behandeld. Klager maakt beklaagde meerdere verwijten over het consult in maart 2016. De klacht mist feitelijke grondslag, omdat klager uitgaat van een andere lezing van het verloop van het consult dan beklaagde en het college niet kan vaststellen wat de feitelijke gang van zaken is geweest.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE ZWOLLE

Beslissing in raadkamer van 20 februari 2023 op de klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , huisarts,

(destijds) werkzaam te B,

gemachtigde: mr. M.J.J. de Ridder, advocaat bij KBS Advocaten te Utrecht,
 

b e k l a a g d e

1. KERN VAN DE ZAAK EN DE BESLISSING

1.1

Klager is in maart 2016 met keelpijnklachten op consult geweest bij beklaagde. Naar aanleiding van het consult is geconcludeerd dat sprake was van keelpijn en hoesten bij een viraal infect. Uiteindelijk is klager in augustus 2016 weer bij beklaagde op consult geweest en op dat moment was er in de hals een zwelling waarneembaar van ca 4 cm. Dit bleek bij nader onderzoek in het ziekenhuis een anaplastisch schildkliercarcinoom, waarvoor klager uitgebreid operatief is behandeld. Klager maakt beklaagde meerdere verwijten over het consult in maart 2016.

1.2

Naar het oordeel van het college heeft beklaagde niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Dit betekent dat de klacht ongegrond is. Hieronder vermeldt het college eerst hoe de procedure tot nu toe is verlopen. Daarna legt het college de beslissing uit.

2. DE PROCEDURE TOT NU TOE

2.1

Het college heeft de volgende stukken ontvangen en gelezen:

  • Het klaagschrift, ontvangen op 3 maart 2022;
  • Het verweerschrift, ontvangen op 17 mei 2022;
  • Het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek, gehouden op 8 november 2022.

2.2
Na het mondeling vooronderzoek is besloten dat het niet nodig is om de zaak op een zitting te behandelen. De zaak werd naar een college in raadkamer verwezen. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren. 

3. DE KLACHT

Klager verwijt beklaagde dat:

3. onder zijn verantwoordelijkheid onvoldoende onderzoek is gedaan en een verkeerde diagnose is gesteld;

4. hij klagers klachten niet serieus heeft genomen;

6. hij heeft nagelaten (via zijn co-assistenten) aan te geven dat klager bij het blijven bestaan van klachten binnen 10 dagen moest terugkomen;

9. hij klager ten onrechte niet eerder heeft doorverwezen naar een andere beroepsbeoefenaar;

13. hij onvoldoende supervisie heeft uitgeoefend ten opzichte van zijn co-assistenten;

18. hij door te late doorverwijzing de kans op vroege ontdekking en behandeling van de kanker heeft ontnomen, waardoor uitzaaiingen konden ontstaan, welke een veel zwaardere behandeling tot gevolg hadden dan nodig was geweest, resulterend in veel lichamelijke klachten;

24. hij zijn medisch dossier niet goed heeft bijgehouden.

4.  HET VERWEER

Beklaagde stelt zich op het standpunt dat hij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Voor zover nodig wordt hierna, bij de bespreking van de verschillende klachtonderdelen, nader op het standpunt van beklaagde ingegaan.

5.  UITLEG VAN DE BESLISSING  

5.1  
Het college moet beoordelen of beklaagde met inachtneming van de geldende beroepsnormen de zorg heeft verleend die van hem mocht worden verwacht. De norm daarvoor is in dit geval ‘de redelijk bekwaam handelende’ huisarts.

5.2

Van het consult op 25 maart 2016 is in het huisartsenjournaal de volgende aantekening gemaakt:

“S:     Aflopen twee dagen ziek geweest met hoesten, neusverkouden en koorts. Nu laatste dagen daarbij keel- en oorpijn. Vooral in de ochtend last. Hoesten al minder geworden. Maakt zich zorgen om een ontsteking of kanker in de keel. Wil daarnaast graag CV-lab laten prikken.

O:      Niet ziek ogende patient. Pulm: vesiculair ademgeruis (echter bemoeilijkt door veel haargroei). Keel: niet vergrote tonsillen en geen wit beslag, geen palpabele lymfeklieren hals. CRP 9,8.

E:       Keelpijn en hoesten bij viraal infect

P:       Advies neusspray en pijnstilling zn. Labformulier klaargelegd.”

5.3

In de kern komt de beantwoording van de voorliggende vraag of beklaagde een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt neer op een duiding van hetgeen tijdens het consult van 25 maart 2016 is gebeurd. Het college stelt vast dat klager en beklaagde ieder een andere lezing hebben over het verloop van dit consult, waarbij het college overigens uit het huisartsenjournaal (en de aantekening “geen palbabele lymfeklieren hals” daarin) kan afleiden dat het halsgebied tijdens het consult wel degelijk is bevoeld.

Om vast te kunnen stellen wat er verder toen precies is gebeurd, is op 28 april 2021 bij de Rechtbank D een getuigenverhoor gehouden waarbij klager en beklaagde onder ede zijn gehoord. Het college heeft het proces-verbaal daarvan gelezen en kan ook daaruit geen eensluidende gang van zaken met betrekking tot het consult van 25 maart 2016 herleiden. Klager en beklaagde verklaren, onder ede(!), verschillend over wat er tijdens dit consult is gebeurd.

5.4

Het college kan daarom niet uitmaken wie van beiden gelijk heeft, omdat aan het woord van de een niet meer geloof gehecht wordt dan aan het woord van de ander. Het is vaste tuchtrechtspraak in gevallen als deze, waarbij de lezingen van beide partijen uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld wat de feitelijke gang van zaken is geweest, dat het verwijt van de klager op het desbetreffende onderdeel niet gegrond kan worden bevonden. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van beklaagde, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel of een bepaalde verweten gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. Deze feiten kan het college hier niet vaststellen.

Al met al mist de klacht een (voldoende) feitelijke grondslag en is de klacht om die reden (kennelijk) ongegrond. 

6.  DE BESLISSING

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.
 

Aldus gegeven door W.P. Claus, voorzitter, R.J. Wolters en B.R. Schudel, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van M.D. Moeke, secretaris.

  voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
 

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
 

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle/Groningen. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.