ECLI:NL:TGZRZWO:2023:39 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4214

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2023:39
Datum uitspraak: 09-02-2023
Datum publicatie: 10-02-2023
Zaaknummer(s): Z2022/4214
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht over het handelen van een psychiater bij de behandeling van klager, die met een zorgmachtiging als bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) was opgenomen. Klager is het niet eens met de in het traject tot het verkrijgen van een zorgmachtiging gestelde (voorlopige) diagnose en meent dat beklaagde bij zijn behandeling onterecht uitgaat van deze diagnose.  Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Met de bekende gegevens over de voorgeschiedenis van klager, het beschikbare dossier en het gesprek dat beklaagde zelf met klager had, was er voor beklaagde geen aanleiding voor twijfel aan de eerder door een collega-psychiater gestelde (voorlopige) diagnose “manifest psychotisch toestandsbeeld, waarschijnlijk in het kader van schizofrenie”. Beklaagde heeft terecht geen aanleiding gezien de (voorlopige) diagnose bij te stellen. Een behandeling met antipsychotica was daarmee geïndiceerd.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ZWOLLE

Beslissing in raadkamer van d.d. 9 februari 2023 op de klacht van

A ,

wonende te B,

klager,

tegen

E , psychiater,

destijds werkzaam te I,

beklaagde,

gemachtigde: mr. C. Grondsma, advocaat te Leeuwarden.

1. KERN VAN DE ZAAK EN DE BESLISSING


1.1
De klacht gaat over het handelen van beklaagde bij de behandeling van klager, die met een zorgmachtiging als bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) was opgenomen. Klager is het niet eens met de in het traject tot het verkrijgen van een zorgmachtiging gestelde (voorlopige) diagnose en meent dat beklaagde bij zijn behandeling onterecht uitgaat van deze diagnose. 
 

1.2
Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Met de bekende gegevens over de voorgeschiedenis van klager, het beschikbare dossier en het gesprek dat beklaagde zelf met klager had, was er voor beklaagde geen aanleiding voor twijfel aan de eerder door een collega-psychiater gestelde (voorlopige) diagnose “manifest psychotisch toestandsbeeld, waarschijnlijk in het kader van schizofrenie”. Beklaagde heeft terecht geen aanleiding gezien de (voorlopige) diagnose bij te stellen. Een behandeling met antipsychotica was daarmee geïndiceerd.

1.3
Hieronder vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna legt het college de beslissing uit.

2. DE PROCEDURE

2.1

Het college heeft de volgende stukken ontvangen en gelezen:

  • het klaagschrift met de bijlagen, binnengekomen op 29 april 2022;
  • het aanvullende klaagschrift binnengekomen op 14 juni 2022;
  • het verweerschrift met bijlagen, binnengekomen op 10 augustus 2022.

2.2

De secretaris van het college heeft klager en beklaagde de mogelijkheid geboden om in gesprek te gaan onder leiding van de secretaris (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

2.3
Vervolgens is besloten dat het niet nodig was om de zaak op een zitting te behandelen. De zaak is naar een college in raadkamer verwezen. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

2.4

Gelijktijdig met deze klacht heeft klager een samenhangende klacht ingediend tegen een andere psychiater. Deze klacht is geregistreerd onder zaaknummer Z2022/4215. Hiervoor, in februari 2022, had klager al twee klachten ingediend tegen twee andere psychiaters. Deze klachten zijn geregistreerd onder zaaknummer Z2022/3956 en Z2022/3957. In alle zaken wordt gelijktijdig uitspraak gedaan.   

3. UITLEG VAN DE BESLISSING  

3.1 De normen die gelden bij de beoordeling
Het college moet de vraag beantwoorden of beklaagde de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een ‘redelijk bekwame beroepsuitoefening’. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen (bijvoorbeeld richtlijnen en protocollen) en de stand van de wetenschap op het moment van het handelen door de zorgverlener. Verder geldt als norm dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk aanspreekbaar zijn op hun eigen handelen.


3.2 De feiten

Op 20 september 2021 deed de gemeente B een “aanvraag voorbereiding verzoekschrift van een Zorgmachtiging” voor klager.

In de “medische verklaring zorgmachtiging” van 29 oktober 2022 concludeerde een onafhankelijk psychiater dat sprake was van een psychische stoornis. Zij noteerde als (voorlopige) diagnose:

“Manifest psychotisch toestandsbeeld, waarschijnlijk in het kader van schizofrenie.”

Als DSM-afgeleide classificatie noteerde zij:

“2 Schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen”

De rechtbank H verleende de verzochte zorgmachtiging bij beschikking van 25 november 2021.

Klager was hierna in de periode van 10 maart tot 15 april 2022 (gedwongen) opgenomen in een J van de GGZ-K. De behandelend psychiater van de afdeling waar klager verbleef schreef paliperidon voor.

De verleende zorgmachtiging werd op verzoek van de behandelend psychiater door de rechtbank H verlengd.

Klager werd op 15 april 2022 overgeplaatst naar een andere (L) afdeling.

Op 15 april 2022 was er een opnamegesprek waarbij klager en beklaagde aanwezig waren. Beklaagde noteerde bij de anamnese (citaat overgenomen met eventuele tik- en schrijffouten):

“Patiënt geeft aan dat hij veel stress ervaart doordat talloze overheidsinstanties, politie, justitie, GGZ hem allen tegenwerken. Zo worden aangiftes van bijvoorbeeld moord, mishandeling en inbraken geseponeerd. Hij heeft bijvoorbeeld 10 dagen dood op bed gelegen, had een tunnel in zijn voorhoofd en heeft iemand hem mishandeld met een strijkijzer in zijn slaap en hij kan het niet verkroppen dat hij hierin niet serieus genomen wordt. Hij benoemt dat er ook vele mensen in [woonplaats] het op hem en zijn buurman, die oud-marinier is, voorzien. Hij is verbolgen over het feit dat hem geen volwaardig sociaal leven wordt gegund. Benoemt daarbij dat het met zijn achternaam [achternaam] te maken heet, omdat zij allen intelligente mensen zijn. Ook vertelt hij in het verleden meerdere somatisch onverklaarbare klachten te bezitten. Hij ageert niet evident tegen opname, neemt de voorgeschreven wel ondanks dat hij het er niet mee eens is en de diagnose schizofrenie onjuist is, is het ook eens met vrijheden onder begeleiding.”

Beklaagde werd regiebehandelaar. Beklaagde schreef olanzapine en colecalciferol voor.

Klager werd op 20 juni 2022 naar huis ontslagen.   

3.3 De klacht en het verweer

Klager verwijt beklaagde dat hij bij zijn behandeling ten onrechte is uitgegaan van de diagnose “schizofrenie”. Klager is hier in 1993/1994 uitvoerig op onderzocht, waarna bleek dat schizofrenie niet aan de orde was.

Beklaagde stelt zich op het standpunt dat hij heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam handelend psychiater mocht worden verwacht.  

3.4 De overwegingen van het college
 

Klager heeft zijn dossier van voor de opname waar het hier over gaat laten vernietigen. Welke diagnose(s) in het verleden is/zijn gesteld is daardoor niet meer met zekerheid te achterhalen. 

Op het moment dat beklaagde bij de behandeling van klager betrokken raakte, was hem bekend dat een zorgmachtiging was afgegeven op grond van een psychotisch toestandsbeeld. Hij beschikte verder over de gegevens die ten grondslag lagen aan de zorgmachtiging en de opname van klager in de J. Daarnaast sprak hij klager op de dag van de opname.

Het verwijt dat beklaagde bij de behandeling ten onrechte is uitgegaan van een psychotisch toestandsbeeld, slaagt niet. De (voorlopige) diagnose waar klager het niet mee eens is, is niet gesteld door beklaagde maar door de onafhankelijk psychiater. De informatie die beklaagde had, waaronder de door klager gegeven informatie bij het opnamegesprek van 15 april 2022, hoefde bij hem niet tot twijfel te leiden aan de (voorlopige) diagnose. Beklaagde heeft terecht geen aanleiding gezien de diagnose bij te stellen. Daarvan uitgaande was een behandeling met antipsychotica geïndiceerd.

Uit het voorgaande volgt dat het verwijt ongegrond is.

3.5. Conclusie

De klacht is kennelijk ongegrond.

4.     DE BESLISSING

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.
 

Aldus gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, A.J.K. Hondius en T.P. Waning, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van M. Keukenmeester, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
 

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
 

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.