ECLI:NL:TGZRZWO:2023:35 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4394

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2023:35
Datum uitspraak: 27-01-2023
Datum publicatie: 30-01-2023
Zaaknummer(s): Z2022/4394
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: De klacht gaat over de behandeling van klaagster door een huisarts van de Spoedpost voor huisartsen in Enschede. Klaagster heeft zich ’s nachts gemeld bij de Spoedpost met hevige buikklachten die eerder die dag waren ontstaan. Na onderzoek heeft de huisarts een werkdiagnose gesteld en medicatie voorgeschreven. Klaagster heeft later die nacht opnieuw contact gezocht met de huisarts op de Spoedpost. Haar is toen gemeld dat de werking van de verstrekte medicatie moest worden afgewacht en dat in de ochtend contact met de reguliere huisarts kon worden gezocht. Klaagster verwijt de huisarts dat een te beperkt onderzoek is uitgevoerd en daardoor een onjuiste diagnose is gesteld. Zes dagen na het consult bij de huisarts op de Spoedpost is geconstateerd dat de blinde darm van klaagster geperforeerd was. Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond omdat het van oordeel is dat niet is gebleken van een onzorgvuldig of te beperkt onderzoek door de huisarts op de Spoedpost. Het voorgeschreven medicijn was passend bij de werkdiagnose en zou tot vermindering van de pijnklachten hebben kunnen leiden, waardoor achterwege laten van acute pijnbestrijding niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ZWOLLE

Beslissing van d.d. 27 januari 2023 op de klacht van

A ,

wonende te B,

klaagster,

tegen

C ,

huisarts,

destijds werkzaam te B,

beklaagde, hierna ook: de huisarts,

gemachtigde: mr. drs. D. Dekker, werkzaam te Amsterdam.

1. KERN VAN DE ZAAK EN DE BESLISSING


1.1
De klacht gaat over de behandeling van klaagster door een huisarts van de Spoedpost voor huisartsen in B. Klaagster heeft zich ’s nachts gemeld bij de Spoedpost met hevige buikklachten die eerder die dag waren ontstaan. Na onderzoek heeft de huisarts een werkdiagnose gesteld en medicatie voorgeschreven. Klaagster heeft later die nacht opnieuw contact gezocht met de huisarts op de Spoedpost. Haar is toen gemeld dat de werking van de verstrekte medicatie moest worden afgewacht en dat in de ochtend contact met de reguliere huisarts kon worden gezocht. Klaagster verwijt de huisarts dat een te beperkt onderzoek is uitgevoerd en daardoor een onjuiste diagnose is gesteld. Zes dagen na het consult bij de huisarts op de Spoedpost is geconstateerd dat de blindedarm van klaagster geperforeerd was.
 

1.2
Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond omdat het van oordeel is dat niet is gebleken van een onzorgvuldig of te beperkt onderzoek door de huisarts op de Spoedpost. Het voorgeschreven medicijn was passend bij de werkdiagnose en zou tot vermindering van de pijnklachten hebben kunnen leiden, waardoor achterwege laten van acute pijnbestrijding niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is.

Waar klaagster kort na het eerste consult opnieuw contact heeft opgenomen met de Spoedpost heeft zij geen belang bij de klacht over het achterwege blijven van het verstrekken van informatie over nader contact met de huisarts.

Ook het handelen van de huisarts bij het tweede telefonisch contact is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar: de werking van de medicatie mocht gelet op het tijdsverloop van minder dan een uur worden afgewacht en klaagster is terecht verwezen naar regulier contact met haar eigen huisarts, dat enige uren later ook is gevolgd.

1.3
Hieronder vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna legt het college de beslissing uit.

2. DE PROCEDURE

2.1

Het college heeft de volgende stukken ontvangen en gelezen:

  • het klaagschrift met de bijlagen, binnengekomen op 13 juni 2022;
  • de brief van de secretaris van 6 juli 2022;
  • de aanvullende klaagschriften, binnengekomen op 11 augustus 2022;
  • het verweerschrift;
  • de repliek;
  • de dupliek.

2.2

De secretaris van het college heeft klager en beklaagde de mogelijkheid geboden om in gesprek te gaan onder leiding van de secretaris (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

2.3
Vervolgens is besloten dat het niet nodig was om de zaak op een zitting te behandelen. De zaak werd naar een college in raadkamer verwezen. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren. 

3. UITLEG VAN DE BESLISSING  

3.1 De normen die gelden bij de beoordeling
Het college moet de vraag beantwoorden of de huisarts op de Spoedpost de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een ‘redelijk bekwame beroepsuitoefening’. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen (bijvoorbeeld richtlijnen en protocollen) en de stand van de wetenschap op het moment van het handelen door de zorgverlener. Verder geldt als norm dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk aanspreekbaar zijn op hun eigen handelen.


3.2 De feiten

Op 17 maart 2022 heeft klaagster om 01.30 uur gebeld naar de Spoedpost voor huisartsen in B. Zij heeft aangegeven die middag hevige pijn in de buik te hebben gekregen.

Diezelfde nacht werd klaagster door de huisarts gezien. Hij heeft de anamnese afgenomen, lichamelijk onderzoek verricht en bloed- en urinemonsters genomen. Klaagster had geen koorts en bloed- en urineonderzoek wezen niet in de richting van acute pathologie.

Op basis van dat onderzoek heeft de huisarts de werkdiagnose gesteld dat er sprake was van een maagzweer en Pantoprazol als maagzuurremmer voorgeschreven.

Klaagster heeft aangedrongen op nader onderzoek, bijvoorbeeld in de vorm van een

CT-scan, en (intraveneuze) pijnstilling, omdat zij niet met pijn de Spoedpost wilde verlaten. Een CT-scan kon op de Spoedpost niet worden uitgevoerd en de huisarts heeft aangegeven dat hij op basis van het onderzoek geen aanleiding zag klaagster naar het ziekenhuis te verwijzen. Klaagster werd verwezen naar de nachtapotheek voor de verstrekking van de Pantoprazol. Door gebruik van dit middel zou na enige uren de pijn kunnen afnemen. Klaagster heeft de Spoedpost om omstreeks 02.50 uur verlaten.

Om 03.30 uur heeft de partner van klaagster de Spoedpost gebeld en contact gehad met de doktersassistente. Hij meldde dat klaagster nog steeds hevige pijn had, huilend, trillend en paniekerig was en tintelingen in armen, handen en lippen had. De doktersassistente heeft daarop overleg gevoerd met de huisarts. Hij heeft aangegeven het effect van het gebruik van de Pantoprazol te willen afwachten, omdat dat middel nog maar net voorgeschreven was en de werking nog enige uren op zich zou laten wachten. Hij duidde de signalen van klaagster als hyperventilatie. De doktersassistente heeft dit doorgegeven aan de partner van klaagster.

Klaagster heeft die ochtend contact gehad met haar eigen huisarts. Die huisarts heeft Diclofenac als pijnstilling voorgeschreven. Na zes dagen is klaagster opgenomen in het ziekenhuis waar een geperforeerde blindedarm werd geconstateerd. Zij is in het ziekenhuis geopereerd en nadien volledig hersteld.

3.3 De klacht en het verweer

Klaagster verwijt de huisarts dat hij te beperkt onderzoek heeft verricht – en aandringen van klaagster op nader onderzoek heeft genegeerd – en daardoor een onjuiste diagnose heeft gesteld en onjuiste medicatie heeft voorgeschreven. Ten gevolge daarvan heeft klaagster veel pijn ondervonden. Deze pijn is door de huisarts genegeerd.

Klaagster verwijt de huisarts voorts dat hij onvoldoende informatie heeft gegeven hoe klaagster zou moeten handelen als de pijn zou aanhouden en wanneer zij weer zou moeten bellen.

Ten slotte verwijt klaagster de huisarts dat hij bij het telefonisch contact later die nacht haar niet serieus heeft genomen, terwijl zij het uitschreeuwde van de pijn. Het voorgeschreven medicijn was geen pijnstiller, terwijl zij daarom wel had gevraagd.

Na een week werd geconstateerd dat zij een geperforeerde blindedarm had, waardoor een forse operatie moest worden uitgevoerd, ziekenhuisopname noodzakelijk was en langdurig antibiotica moest worden toegediend. Hierdoor is klaagster langer arbeidsongeschikt geweest. Dit alles heeft ook gevolgen gehad voor klaagsters partner en jonge kind.

De huisarts voert aan dat hij voldoende onderzoek heeft gedaan en met zijn handelen binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven.

3.4 De overwegingen van het college

3.4.1   Klaagster heeft zich in de vroege morgen van 17 maart 2022, om 01.30 uur, met hevige buikklachten in de linker bovenbuik gewend tot de Spoedpost van de huisartsen in B. Zij heeft de behandeling door en het onderzoek van de huisarts als onjuist en onvoldoende ervaren. Naar het oordeel van het college heeft de huisarts echter een juiste anamnese en lichamelijk onderzoek verricht en kon hij op basis daarvan en het bloed- en urineonderzoek tot – door hem als 'werkdiagnose' aangeduid – het vermoeden komen dat er sprake was van zuurbranden dan wel een maagzweer. Daarvoor heeft hij juiste medicatie voorgeschreven, en die medicatie zou tot vermindering van de pijnklachten hebben kunnen leiden, wanneer die werkdiagnose juist zou blijken te zijn geweest.

3.4.2   Klaagster heeft aangedrongen op verder onderzoek en op directe pijnbestrijding. Voor verder onderzoek was op basis van de toen voorliggende onderzoeksresultaten geen aanleiding en klaagster kon geen aanspraak maken op het niet eerder hoeven te verlaten van de Spoedpost dan wanneer zij geen pijn meer zou ondervinden.

3.4.3   Klaagster betoogt dat de huisarts haar niet heeft gewezen op het verder te voeren beleid: wanneer zou zij opnieuw contact met de Spoedpost of haar huisarts moeten zoeken wanneer de pijn zou aanhouden? Daarbij heeft zij echter geen belang. Klaagster heeft de Spoedpost om 02.30 uur verlaten en heeft de voorgeschreven medicatie bij de nachtapotheek opgehaald. Zij heeft al op 03.30 uur opnieuw contact laten zoeken met de Spoedpost. Het is niet onjuist dat zij toen is gewezen op het afwachten van de werking van het voorgeschreven medicijn en hieruit kan niet de conclusie getrokken worden dat klaagster niet serieus is genomen. Zij heeft vervolgens die ochtend contact gezocht met haar eigen huisarts, die haar verder behandeld heeft.

3.4.4   Voor zover er op 17 maart 2022 al sprake was van een (beginnende) ontsteking van de blindedarm van klaagster, bleek dat niet uit de anamnese, het juiste lichamelijke- en verdere (bloed- en urine-) onderzoek. Op grond van de NHG-Richtlijn “Diagnostiek acute buikpijn bij volwassen (2013)” kon beklaagde deze conclusie trekken. Van een tuchtrechtelijk verwijtbare onjuiste diagnose is dan ook geen sprake. De behandeling van klaagster is later die dag overgenomen door haar eigen huisarts en pas zes dagen nadien is een geperforeerde blindedarm geconstateerd waarvoor zij geopereerd moest worden en met antibiotica worden behandeld. Het is zonder meer duidelijk dat dat voor klaagster een moeilijke periode is geweest. Eventuele gevolgen van het handelen blijven bij een tuchtrechtelijke beoordeling echter buiten de beoordeling omdat het moment van handelen wordt beoordeeld. De huisarts van de Spoedpost is hiervan dan ook geen tuchtrechtelijk verwijt te maken.

3.5. Conclusie

De klacht is kennelijk ongegrond.

4.     DE BESLISSING

De klacht is kennelijk ongegrond.  
 

Aldus gegeven door G. Tangenberg, voorzitter, B.R. Schudel en J. Gietema, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
 

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
 

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.