ECLI:NL:TGZRZWO:2023:30 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4694

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2023:30
Datum uitspraak: 20-01-2023
Datum publicatie: 26-01-2023
Zaaknummer(s): Z2022/4694
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een psychiater. Klager is opgenomen in een GGZ-instelling. Hij mocht in 2019 met ontslag onder voorwaarde dat hij Zypadhera (een antipsychoticum) zou gebruiken. Hij is daar een keer zo ziek van geworden dat hij werd opgenomen op de IC van het ziekenhuis. Klager verwijt de psychiater die deze medicatie voorgeschreven heeft dat dit is voorgevallen. Het college acht het niet verwijtbaar dat deze medicatie aan klager is voorgeschreven. Wat bij klager is gebeurd, is dat er een zeldzame complicatie is opgetreden die verband houdt met het gebruik van de medicatie. Dat dit is gebeurd, kan de psychiater niet tuchtrechtelijk worden verweten. De klacht is kennelijk ongegrond.   

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ZWOLLE

Beslissing van 20 januari 2023 op de klacht van

A ,

verblijvende te B,

klager,

tegen

C ,

psychiater,

destijds werkzaam te D,

beklaagde, hierna ook: de psychiater,

gemachtigde: E, werkzaam te D.

1. KERN VAN DE ZAAK EN DE BESLISSING

                                                                         
1.1
Klager is opgenomen in een GGZ-instelling. Zijn klacht gaat over het feit dat een verpleegkundige hem op 26 november 2019 een injectie Zypadhera (een antipsychoticum) heeft gegeven. Hij moest vervolgens drie uur op een kamer blijven. Dit gebeurde zonder klagers toestemming en hij is daar zo ziek geworden dat hij op de Intensive Care van een ziekenhuis is beland. Klager vindt dat de psychiater verantwoordelijk is voor dit voorval. 
 

1.2
Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond, omdat de psychiater niet klachtwaardig heeft gehandeld.

1.3
Hieronder vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna legt het college de beslissing uit.

2. DE PROCEDURE

2.1

Het college heeft de volgende stukken ontvangen en gelezen:

  • het klaagschrift, binnengekomen op 16 augustus 2022;
  • het verweerschrift.

2.2

De secretaris van het college heeft klager en beklaagde de mogelijkheid geboden om in gesprek te gaan onder leiding van de secretaris (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

2.3
Vervolgens is besloten dat het niet nodig was om de zaak op een zitting te behandelen. De zaak werd naar een college in raadkamer verwezen. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren. 

3. UITLEG VAN DE BESLISSING  

3.1 De normen die gelden bij de beoordeling
Het college moet de vraag beantwoorden of de psychiater de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een ‘redelijk bekwame beroepsuitoefening’. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen (bijvoorbeeld richtlijnen en protocollen) en de stand van de wetenschap op het moment van het handelen door de zorgverlener. Verder geldt als norm dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk aanspreekbaar zijn op hun eigen handelen.


3.2 De feiten

Klager is opgenomen in een GGZ-instelling vanwege psychiatrische problematiek. Bij klager was in 2019 sprake van een langdurige crisissituatie met ambulante en klinische behandeling onder een rechterlijke machtiging. Vanaf 2015 was de psychiater klagers regiebehandelaar. Per 12 november 2019 werd klager voorwaardelijk ontslagen. Hij werd geregeld weer (verplicht) opgenomen, om weer te stabiliseren aan de hand van medicatie. Bij zijn ontslag op 12 november 2019 gold als een van voorwaarden dat hij Zypadhera depots zou krijgen, met telkens een observatietermijn van drie uur. Hierover is klager per brief van deze datum geïnformeerd en die heeft hij ook ondertekend. Op

26 november 2019 is klager onwel geworden na de injectie Zypadhera door waarschijnlijk het post-injectiesyndroom. Dit is een zeldzame complicatie.

3.3 De klacht en het verweer

Klager verwijt de psychiater dat hij onwel is geworden van de injectie Zypadhera, die overigens ook zonder klagers toestemming aan hem was toegediend. Klager vindt dat dit moet worden beschouwd als ‘poging tot moord met voorbedachten rade’. De psychiater vindt dat hij niet verwijtbaar heeft gehandeld.

3.4 De overwegingen van het college

Het college moet beoordelen of de psychiater met inachtneming van de geldende beroepsnormen de zorg heeft verleend die van hem mocht worden verwacht. De norm daarvoor is ‘de redelijk bekwaam handelende’ psychiater. Het college is van oordeel dat de psychiater deze toets kan doorstaan.

Het feit dat aan klagers ontslag als een van de voorwaarden is bepaald dat hij eens in de 28 dagen een depot Zypadhera toegediend krijgt, is niet klachtwaardig. Uit het dossier blijkt dat deze medicatie bij klager na ontslag geïndiceerd was vanwege zijn uitgebreide psychiatrische problematiek en de overlast die hij kon veroorzaken voor zijn omgeving. Klager is schriftelijk op de hoogte gesteld van het feit dat dit een van de voorwaarden is die aan zijn ontslag gekoppeld was. Tevens is hij op de hoogte gesteld van de wachttijd na de injectie, vanwege de kans op complicaties.

 
Het is spijtig dat bij klager op 26 november 2019 vermoedelijk een zeldzame complicatie is opgetreden. Dit kan de psychiater echter niet worden verweten. Niet gebleken is namelijk dit het gevolg is van enig klachtwaardig handelen van zijn kant. 

3.5. Conclusie

De klacht is kennelijk ongegrond.

4.     DE BESLISSING

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.
 

Aldus gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, T.S. van der Veer en M.H. Braakman, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van L.C. Commandeur, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
 

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
 

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.