ECLI:NL:TGZRZWO:2023:27 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/3898

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2023:27
Datum uitspraak: 17-01-2023
Datum publicatie: 19-01-2023
Zaaknummer(s): Z2022/3898
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts ongegrond. De klacht gaat over het handelen van de huisarts in de periode augustus tot en met december 2021. Klagers verwijten de huisarts samengevat het handelen rondom de situatie van klagers en hun destijds 16-jarige dochter die in die periode niet meer thuis verbleef. De klachten gaan over een melding bij Veilig Thuis, het onvoldoende serieus nemen van de zorgen van klagers over hun dochter, het onvoldoende betrokken worden van ouders en het niet zorgvuldig handelen in de begeleiding van ouders in die situatie. Ook wordt geklaagd over de gang van zaken bij de overstap naar een andere huisarts en een te late overdracht van het medisch dossier van klaagster aan de opvolgend huisarts, alsmede over schendingen van de geheimhoudingsplicht door de huisarts, in november 2021.  

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ZWOLLE

Beslissing van 17 januari 2023 op de klacht van

A en B ,

wonende te C,

gemachtigde: mr. C. Sent, advocaat te Amsterdam,

klagers,

tegen

E , huisarts, werkzaam te F,

beklaagde, hierna ook: de huisarts,

1. KERN VAN DE ZAAK EN DE BESLISSING


1.1
De klacht gaat over het handelen van de huisarts in de periode augustus tot en met  december 2021. Klagers verwijten de huisarts samengevat het handelen rondom de situatie van klagers en hun destijds 16-jarige dochter die in die periode niet meer thuis verbleef. De klachten gaan over een melding bij Veilig Thuis, het onvoldoende serieus nemen van de zorgen van klagers over hun dochter, het onvoldoende betrokken worden van ouders en het niet zorgvuldig handelen in de begeleiding van ouders in die situatie. Ook wordt geklaagd over de gang van zaken bij de overstap naar een andere huisarts en een te late overdracht van het medisch dossier van klaagster aan de opvolgend huisarts, alsmede over schendingen van de geheimhoudingsplicht door de huisarts, in november 2021.   
 

1.2
Het college verklaart de klacht ongegrond.

1.3
Hieronder vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna legt het college de beslissing uit.

2. DE PROCEDURE

Het college heeft de volgende stukken ontvangen en gelezen:

  • het klaagschrift met de bijlagen, binnengekomen op 7 februari 2022;
  • het verweerschrift, binnengekomen op 5 april 2022;
  • de brief van de secretaris van het college van 3 mei 2022;
  • de brief van de huisarts, binnengekomen op 24 mei 2022;
  • de brief van de secretaris van 31 mei 2022;
  • het huisartsenjournaal betreffende klaagster, binnengekomen op 28 juni 2022;
  • de brief van de huisarts van 14 juli 2022.  

De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

De zaak is behandeld op de zitting van 6 december 2022. Partijen zijn verschenen. De gemachtigde van klagers heeft pleitnotities overgelegd.

Klagers hebben ook een klacht ingediend tegen de collega-huisarts in dezelfde huisartsenpraktijk, bekend onder zaaknummer Z2022/3897. De klachten zijn op dezelfde dag ter zitting, gelijktijdig maar niet gevoegd, behandeld. In de klacht met zaaknummer Z2022/3897 wordt op dezelfde dag uitspraak gedaan.

3. UITLEG VAN DE BESLISSING  

3.1 Welke normen gelden bij de beoordeling?
Het college moet de vraag beantwoorden of de huisarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een ‘redelijk bekwame beroepsuitoefening’. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen (bijvoorbeeld richtlijnen en protocollen) en de stand van de wetenschap op het moment van het handelen door de zorgverlener. Verder geldt als norm dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk aanspreekbaar zijn op hun eigen handelen.

In deze zaak is ook de KNMG-meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld uit 2019 van toepassing.

Daarin staan 5 stappen beschreven die van belang zijn:

3. Onderzoek en kindcheck
Aanwijzingen moeten worden verzameld en vastgelegd worden in het dossier.

4. Advies (anoniem) bij Veilig Thuis en bij voorkeur ook bij een collega.

6. Gesprek met betrokkenen.

9. Zo nodig overleg met betrokken professionals.

13. Beslissen over de melding via 5 afwegingsvragen.

Deze afwegingsvragen zijn nader weergegeven in de KNMG-meldcode.


3.2 De feiten

Klagers zijn de ouders van de in maart 2005 geboren K (hierna: de dochter).

Beklaagde is huisarts in een huisartsenpraktijk met twee huisartsen. Beklaagde is de huisarts van de dochter. Klagers zijn tot 12 november 2021 ingeschreven geweest als patiënt in de praktijk.

In de zomer van 2021 heeft de dochter van klagers een aantal dagen bij haar grootouders verbleven in verband met spanningen in de gezinssituatie. Daarna is zij naar een vriendin in L gereisd en verbleef zij daar.

Op 27 augustus 2021 heeft de beklaagde bericht ontvangen dat de dochter is weggelopen van huis.

Begin september 2021 heeft beklaagde overleg gehad met de vertrouwensarts en met Centrum Jeugd en gezin (CJG) J. Op 3 september 2021 heeft de beklaagde telefonisch met klaagster gesproken. In dit gesprek is gesproken over een melding bij Veilig Thuis.

Op 6 september 2021 heeft beklaagde, na gesprekken met de dochter en ouders, contact opgenomen met een vertrouwensarts van Veilig Thuis. Na dit overleg is een melding gedaan bij Veilig Thuis.

Op 6 september 2021 is de collega-huisarts bij klagers thuis geweest voor een gesprek.

Op 9 september 2021 belde de collega-huisarts klagers terug, op hun verzoek.

Op 15 september 2021 belde de collega-huisarts klagers.

Op 21 september 2021 stuurde Veilig Thuis G klagers een brief. Daarin staat dat op

13 september 2021 een melding is ontvangen van beklaagde. Beklaagde maakte zich zorgen over ruzies in de thuissituatie waarna de dochter ergens anders verblijft en heeft aangegeven met psychische problemen te kampen. De melding is door Veilig Thuis overgedragen naar H.

Op 23 september 2021 belde beklaagde met klagers.

Op 28 september 2021 belde de collega-huisarts met klagers.

Op 7 en 8 oktober 2021 nam de collega-huisarts telefonisch contact op met klagers. Zij hadden geen behoefte aan een gesprek en namen niet op. De collega-huisarts heeft een bericht achtergelaten op het antwoordapparaat.

Op 12 november 2021 heeft klaagster telefonisch verzocht het huisartsendossier over te dragen aan een andere huisarts in F. De collega-huisarts heeft diezelfde dag de woning van klagers bezocht, waar niet opengedaan werd. De collega-huisarts heeft de voicemail van klaagster diezelfde dag ingesproken.
Na een brief van de advocaat van klaagster heeft de collega-huisarts dezelfde dag het dossier van klagers overgezet naar de nieuwe huisarts.

Op 2 december 2021 vond een gesprek plaats, een zogenoemde “jeugdbeschermingstafel”. Daar waren onder meer klagers, hun dochter en beklaagde  aanwezig. Het verslag van deze bijeenkomst maakt deel uit van de stukken.

Op 9 december 2021 stuurde beklaagde een brief naar I, werkzaam bij H, over de dochter.

3.3 De klacht

Klagers verwijten de huisarts dat hij:

1.       niet de juiste procedure heeft doorlopen voor het doen van een melding bij Veilig
         Thuis;

2.       klagers niet geïnformeerd heeft over de inhoud van de melding bij Veilig Thuis;
3.       klagers niet heeft betrokken bij de melding aan Veilig Thuis en onvoldoende heeft
         gehoord en gesteund in deze situatie;

4.       op onzorgvuldige wijze een diagnose heeft gesteld bij de dochter en klagers niet
         serieus heeft genomen;

5.       onzorgvuldig heeft gehandeld door de veiligheid van het gezin waar de dochter
         verbleef niet te controleren;

6.       klagers niet serieus heeft genomen in de grote zorgen rondom hun dochter;

7.       klaagster heeft belet in een vrije artsenkeuze;  

8.       klagers heeft geïntimideerd door op 12 november 2021 bij hen thuis aan te bellen,
         gevoeld heeft of de deuren geopend waren en (herhaaldelijk) door de straat is
         gereden;

9.       niet tijdig het dossier van klaagster, na haar verzoek, heeft overgedragen op
         12 november 2021;

10.     zijn beroepsgeheim heeft geschonden tijdens de beschermtafel.

11.     niet heeft gedaan aan waarheidsvinding en een onjuiste diagnose heeft gesteld;

12.     onjuiste voorlichting heeft gegeven en onvoldoende kennis van zaken heeft. 

3.4 Het verweer
De huisarts voert aan dat hij niet inhoudelijk in kan gaan op de medische inhoudelijke situatie van de dochter. Zij heeft de leeftijd van 16 jaar en wil niet dat haar ouders informatie ontvangen.

De klachten zijn door de huisarts samengevat in drie onderdelen:

13. de gevolgde procedure;

14. de communicatie en bejegening van klagers;

16. de overstap naar een andere huisarts.

Beklaagde stelt zich op het standpunt dat hij zorgvuldig en professioneel heeft gehandeld in deze ingewikkelde casus volgens de geldende tuchtnormen.  

Klachten 5 en 12 gaan niet over het handelen van beklaagde. Beklaagde stelt zich op het standpunt dat hij daar niet persoonlijk bij betrokken is en geen tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid voor draagt.

In de overwegingen zal nader worden ingegaan op het verweer.

3.5 De overwegingen van het college
Bij de beoordeling van de klacht stelt het college het volgende voorop. Klagers zijn de ouders van twee dochters, waarvan de oudste dochter, van 16 jaar, is weggelopen gedurende een vakantie. Klagers waren 30 jaar als patiënt aan de huisartsenpraktijk verbonden. Via extern betrokkenen heeft de praktijk de melding gekregen dat de dochter was weggelopen en dat er een onderzoek was geweest door de politie. De dochter voelde zich thuis niet veilig. Vanaf het moment van weglopen is er contact met het sociaal maatschappelijk werk van de gemeente J. Gezien de zorgen om de dochter is er een traject opgestart door maatschappelijk werk en het CJG.
 
3.5.1 De begeleiding van klagers door beklaagde
Beklaagde en zijn collega-huisarts hebben de zorg voor klagers en hun 16-jarige dochter onderling verdeeld toen zij signalen kregen dat de 16-jarige dochter niet thuis verbleef en ook niet terug naar huis wilde. De dochter wilde ook geen informatie over haarzelf met haar ouders delen. De collega-huisarts heeft daarbij met name de zorg voor en het contact met ouders gehad en beklaagde heeft de zorg voor de 16-jarige dochter op zich genomen.
Het college merkt op dat deze onderlinge verdeling kennelijk niet volledig duidelijk is geweest bij klagers. Het was beter geweest als die verdeling en de rol van beide huisartsen met klagers was besproken maar dat levert geen gegrond tuchtrechtelijk verwijt op. 
 

3.5.2 Klachtonderdeel 1, 2 en 3

Beklaagde heeft na informatie van de dochter op 3 september 2021 met klagers gesproken. In dat gesprek zijn klagers geïnformeerd over het voornemen om een melding te doen bij Veilig Thuis, zo schrijven klagers zelf in (één van de bijlagen bij) het klaagschrift. Beklaagde heeft om informatie in te winnen contact opgenomen met een vertrouwensarts bij Veilig Thuis. Ook heeft overleg plaatsgevonden met al betrokken instanties, zoals het maatschappelijk werk. Beklaagde heeft daarna een melding gedaan. Beklaagde heeft, zonder medische informatie over de dochter te delen, ter zitting aangegeven dat er mede door haar eigen informatie zorgen waren over haar veiligheid en dat beklaagde daar vervolgens op heeft geacteerd. Daarbij zijn de voorgeschreven stappen voor een melding doorlopen.
Dat klagers zich niet gehoord en gesteund voelden in die periode door beklaagde is, hoewel invoelbaar gelet op de voor hen ingrijpende situatie met hun dochter, niet aan beklaagde tegen te werpen. Het tuchtcollege moet beoordelen of beklaagde met zijn handelen binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven en dat is het geval.
In het gesprek van 3 september 2021 met klagers is in ieder geval gesproken over een eventuele melding bij Veilig Thuis. Eventuele instemming van ouders met een melding is niet vereist. Hoewel voorstelbaar is dat ouders de melding als een aantijging jegens hen ervaren, is dat niet de strekking ervan. De bedoeling is dat, als de arts het gegronde vermoeden heeft dat sprake is van een onveilige situatie voor het kind en meent dat hij, gelet op zijn competenties, verantwoordelijkheden en professionele grenzen, onvoldoende effectieve zorg kan bieden of organiseren, hij een melding doet zodat de aangewezen instanties verder onderzoek kunnen doen. Niet kan worden gezegd dat beklaagde in dit geval onzorgvuldig heeft gehandeld door, op grond van de beschikbare informatie, de bedoelde melding te doen. Hij heeft daarmee nader onderzoek in gang gezet in verband met de zorgen die mede op basis van het gesprek met de dochter waren ontstaan over haar veiligheidssituatie. 
Deze klachtonderdelen zijn dan ook ongegrond.

3.5.3 Klachtonderdeel 4 en 6

Klagers hebben hun zorgen over hun dochter in gesprekken met de beklaagde en de collega-huisarts gedeeld. Daarbij is op 3 en 23 september 2021 met beklaagde gesproken. Klagers verwijten beklaagde dat zij niet serieus zijn genomen in de zorgen rond hun dochter, maar dat wordt door beklaagde bestreden en blijkt ook niet uit het dossier. Wat betreft de deelklacht dat beklaagde op onzorgvuldige wijze diagnoses heeft gesteld bij de dochter zijn klagers niet-ontvankelijk. Nu hun dochter de leeftijd van

16 jaren heeft bereikt, kan alleen met haar toestemming daarover worden geklaagd.  

Klachtonderdelen 4 en 6 zijn ongegrond.

3.5.4 Klachtonderdelen 5 en 12

De zorgplicht van de huisarts ging in deze situatie niet zo ver dat hij persoonlijk de veiligheid van de verblijfsituatie van de dochter bij haar vriendin had moeten controleren. Dat was gelet op de afstand tussen de huisartsenpraktijk en de verblijfplaats van de dochter ook niet realistisch. Met zijn collega-huisarts is de zorg over de dochter naar de daarvoor aangewezen instanties doorgeleid zodat die het vervolgonderzoek zouden doen. Ook deze klachtonderdelen zijn ongegrond.

3.5.5 De overstap naar een opvolgende huisarts

Klachtonderdelen 7, 8 en 9

Ter zitting is gebleken dat deze klachtonderdelen zich richten tegen de collega-huisarts. Beklaagde is hierbij ook niet persoonlijk betrokken geweest. Daarmee zijn deze klachtonderdelen ongegrond.

3.5.6 Klachtonderdeel 10
Beklaagde wordt schending van het beroepsgeheim verweten, met name tijdens de jeugdbeschermingstafel en in de brief aan H van 9 december 2021.

De klacht gaat ervan uit dat beklaagde uit zichzelf vertrouwelijke informatie over het gezin heeft gedeeld. Beklaagde had echter toestemming van de dochter om informatie over haar te delen tijdens de beschermtafel. Hij was juist om die reden door de dochter gevraagd om aanwezig te zijn. Een jeugdbeschermingstafel vindt plaats in een overlegstadium waarbij de Raad voor de Kinderbescherming om informatie vraagt. Die informatie heeft beklaagde, met toestemming van de dochter dus, gegeven en daarbij heeft beklaagde feitelijke informatie gedeeld. Voor zover het ging om het door klagers geuite vermoeden van psychische problemen bij hun dochter geldt dat klagers juist erop hadden aangedrongen om dit aspect te onderzoeken. Beklaagde mocht ervan uitgaan dat hij dit aan de beschermtafel mocht delen. Hieruit blijkt dat beklaagde de zorgen van ouders op dat punt juist serieus heeft genomen. Van enige schending van het beroepsgeheim in de brief aan H is het college niet gebleken. In die brief is de situatie door beklaagde verduidelijkt, maar geen medische informatie over de ouders gedeeld.  
Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.3.7 Klachtonderdeel 11

Dat de huisarts niet aan waarheidsvinding heeft gedaan, bijvoorbeeld ten aanzien van de opmerking van de dochter dat sprake zou zijn van geestelijke mishandeling, kan hem niet tuchtrechtelijk worden verweten. Het ligt op de weg van de huisarts om de zorgplicht in te vullen die hij heeft richting zijn patiënten. Beklaagde had daarbij de huisartsenzorg voor de dochter van klagers en heeft zoals hiervoor overwogen op zorgvuldige wijze gehandeld voor zover het de klachten van klagers betreft.

3.6. Conclusie

Beklaagde is met zijn handelen binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening gebleven. De klacht is ongegrond.

4.     DE BESLISSING

Het college verklaart de klacht ongegrond.
 

Aldus gegeven door A.A.A.M. Schreuder, voorzitter, H.L. Wattel, lid-jurist, J. Gietema, A.H.M. van den Nieuwenhof en R.M. Oosterhout, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
 

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
 

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.