ECLI:NL:TGZRZWO:2023:26 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/3897

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2023:26
Datum uitspraak: 17-01-2023
Datum publicatie: 19-01-2023
Zaaknummer(s): Z2022/3897
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts ongegrond. De klacht gaat over het handelen van de huisarts in de periode augustus tot november 2021. Klagers verwijten de huisarts samengevat het handelen rondom de situatie van klagers en hun destijds 16-jarige dochter die in die periode niet meer thuis verbleef. De klachten gaan over het onvoldoende serieus nemen van de zorgen van klagers over hun dochter, het onvoldoende betrokken worden van ouders en het niet zorgvuldig handelen in de begeleiding van ouders in die situatie. Ook wordt geklaagd over de gang van zaken bij de overstap naar een andere huisarts en een te late overdracht van het medisch dossier van klaagster aan de opvolgend huisarts.  

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ZWOLLE

Beslissing van 17 januari 2023 op de klacht van

A en B ,

wonende te C,

gemachtigde: mr. C. Sent, advocaat te Amsterdam,

klagers,

tegen

D , huisarts, werkzaam te F,

beklaagde, hierna ook: de huisarts,

1. KERN VAN DE ZAAK EN DE BESLISSING


1.1
De klacht gaat over het handelen van de huisarts in de periode augustus tot november  2021. Klagers verwijten de huisarts samengevat het handelen rondom de situatie van klagers en hun destijds 16-jarige dochter die in die periode niet meer thuis verbleef. De klachten gaan over het onvoldoende serieus nemen van de zorgen van klagers over hun dochter, het onvoldoende betrokken worden van ouders en het niet zorgvuldig handelen in de begeleiding van ouders in die situatie. Ook wordt geklaagd over de gang van zaken bij de overstap naar een andere huisarts en een te late overdracht van het medisch dossier van klaagster aan de opvolgend huisarts.   
 

1.2
Het college verklaart de klacht ongegrond.

1.3
Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna legt het college de beslissing uit.

2. DE PROCEDURE

Het college heeft de volgende stukken ontvangen en gelezen:

  • het klaagschrift met de bijlagen, binnengekomen op 7 februari 2022;
  • het verweerschrift, binnengekomen op 5 april 2022;
  • de brief van de secretaris van het college van 3 mei 2022;
  • de brief van de huisarts, binnengekomen op 24 mei 2022;
  • de brief van de secretaris van 31 mei 2022;
  • het huisartsenjournaal betreffende klaagster, binnengekomen op 28 juni 2022;
  • de brief van de huisarts van 14 juli 2022.  

De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

De zaak is behandeld op de zitting van 6 december 2022. Partijen zijn verschenen. De gemachtigde van klagers heeft pleitnotities overgelegd.

Klagers hebben ook een klacht ingediend tegen de collega-huisarts in dezelfde huisartsenpraktijk, bekend onder zaaknummer Z2022/3898. De klachten zijn op dezelfde dag ter zitting, gelijktijdig maar niet gevoegd, behandeld. In de klacht met zaaknummer Z2022/3898 is op dezelfde dag uitspraak gedaan.

3. UITLEG VAN DE BESLISSING  

3.1 Welke normen gelden bij de beoordeling?
Het college moet de vraag beantwoorden of de huisarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een ‘redelijk bekwame beroepsuitoefening’. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen (bijvoorbeeld richtlijnen en protocollen) en de stand van de wetenschap op het moment van het handelen door de zorgverlener. Verder geldt als norm dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk aanspreekbaar zijn op hun eigen handelen.


3.2 De feiten

Klagers zijn de ouders van de in maart 2005 geboren K (hierna: de dochter).

Beklaagde is tot 12 november 2021 de huisarts van klagers geweest.

In de zomer van 2021 heeft de dochter van klagers een aantal dagen bij haar grootouders verbleven in verband met spanningen in de gezinssituatie. Daarna is zij naar een vriendin in L gereisd en verbleef zij aldaar.

Op 27 augustus 2021 heeft de collega-huisarts bericht ontvangen dat de dochter is weggelopen van huis.

Op 3 september 2021 heeft de collega-huisarts telefonisch met klaagster gesproken. In dit gesprek is gesproken over een melding bij Veilig Thuis.

Op 6 september 2021 is door de collega-huisarts, na gesprekken met de dochter en ouders, contact opgenomen met een vertrouwensarts van Veilig Thuis. Na dit overleg is een melding gedaan bij Veilig Thuis.

Op 6 september 2021 is beklaagde bij klagers thuis geweest voor een gesprek.

Op 9 september 2021 belde beklaagde klagers terug, op hun verzoek.

Op 15 september 2021 belde beklaagde klagers.

Op 21 september 2021 stuurde Veilig Thuis G klagers een brief. Daarin staat dat op

13 september 2021 een melding is ontvangen van de collega-huisarts. Deze huisarts maakte zich zorgen over ruzies in de thuissituatie waarna de dochter ergens anders verblijft en heeft aangegeven met psychische problemen te kampen. De melding is door Veilig Thuis overgedragen naar H.

Op 23 september 2021 belde de collega-huisarts met klagers.

Op 28 september 2021 belde beklaagde met klagers.

Op 7 en 8 oktober 2021 nam beklaagde telefonisch contact op met klagers. Zij hadden geen behoefte aan een gesprek en namen niet op. Beklaagde heeft een bericht achtergelaten op het antwoordapparaat.

Op 12 november 2021 heeft klaagster telefonisch verzocht het huisartsendossier over te dragen aan een andere huisarts in F. Beklaagde heeft diezelfde dag de woning van klagers bezocht, waar niet opengedaan werd. Beklaagde heeft de voicemail van klaagster diezelfde dag ingesproken.
Na een brief van de advocaat van klaagster heeft de huisarts dezelfde dag het dossier van klagers overgezet naar de nieuwe huisarts.

Op 2 december 2021 vond een gesprek plaats, een zogenoemde “jeugdbeschermingstafel”. Daar waren onder meer klagers, hun dochter en de collega-huisarts aanwezig.

Op 9 december 2021 stuurde de collega-huisarts een brief naar I, werkzaam bij H, over de dochter.

3.3 De klacht

Klagers verwijten de huisarts dat hij:

1.       niet de juiste procedure heeft doorlopen voor het doen van een melding bij Veilig
         Thuis;

2.       klagers niet heeft geïnformeerd heeft over de inhoud van de melding bij Veilig Thuis;

3.       klagers niet heeft betrokken bij de melding aan Veilig Thuis en onvoldoende heeft
gehoord en gesteund in deze situatie;

4.       op onzorgvuldige wijze een diagnose heeft gesteld bij de dochter en klagers niet
         serieus heeft genomen;

5.       onzorgvuldig heeft gehandeld door de veiligheid van het gezin waar de dochter
         verbleef niet te controleren;

6.       klagers niet serieus heeft genomen in de grote zorgen rondom hun dochter;

7.       klaagster heeft belet in een vrije artsenkeuze;  

8.       klagers heeft geïntimideerd door op 12 november 2021 bij hen thuis aan te bellen,
         aan deuren te voelen of deze open waren en (herhaaldelijk) door de straat te
         rijden;

9.       niet tijdig het dossier van klaagster, na haar verzoek, heeft overgedragen op
         12 november 2021;

10.     zijn beroepsgeheim heeft geschonden;

11.     niet heeft gedaan aan waarheidsvinding en een onjuiste diagnose heeft gesteld;

12.     onjuiste voorlichting heeft gegeven en onvoldoende kennis van
         zaken heeft.
          

3.4 Het verweer
De huisarts voert aan dat hij niet inhoudelijk in kan gaan op de medische inhoudelijke situatie van de dochter. Zij heeft de leeftijd van 16 jaar en wil niet dat haar ouders informatie ontvangen.

De klachten zijn door de huisarts samengevat in drie onderdelen:

3. de gevolgde procedure;

4. de communicatie en bejegening van klagers;

6. de overstap naar een andere huisarts.

Beklaagde stelt zich op het standpunt dat hij zorgvuldig en professioneel heeft gehandeld in deze ingewikkelde casus en zich aan de geldende tuchtnormen heeft gehouden.  

Beklaagde heeft aangevoerd dat zijn collega de melding bij Veilig Thuis heeft gedaan, dat hij niet betrokken is geweest bij de jeugdbeschermingstafel en dat zijn collega de brief aan H heeft opgesteld. De huisarts stelt zich op het standpunt dat hij daar niet persoonlijk bij betrokken is en geen tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid voor draagt.

In de overwegingen zal nader ingegaan worden op het verweer.

3.5 De overwegingen van het college
Bij de beoordeling van de klacht stelt het college het volgende voorop. Klagers zijn de ouders van twee dochters, waarvan de oudste dochter, van 16 jaar, is weggelopen gedurende een vakantie. Klagers waren 30 jaar als patiënt aan de huisartsenpraktijk verbonden. Via externe betrokkenen heeft de praktijk de melding gekregen dat de dochter was weggelopen en dat er een onderzoek was geweest door de politie. De dochter voelde zich thuis niet veilig. Vanaf het moment van weglopen is er contact met het sociaal maatschappelijk werk van de gemeente J. Gezien de zorgen om de dochter is er een traject opgestart door maatschappelijk werk en het Centrum Jeugd en gezin (CJG).


3.5.1 De begeleiding van klagers door beklaagde
Beklaagde en zijn collega-huisarts hebben de zorg voor klagers en hun 16-jarige dochter onderling verdeeld toen zij signalen kregen dat de 16-jarige dochter niet thuis verbleef en ook niet terug naar huis wilde. De dochter wilde ook geen informatie over haarzelf met haar ouders delen. Beklaagde heeft daarbij met name de zorg voor en het contact met ouders gehad en de collega-huisarts heeft de zorg voor de 16-jarige dochter op zich genomen.
Het college merkt op dat deze onderlinge verdeling kennelijk niet volledig duidelijk is geweest bij klagers. Het was beter geweest als die verdeling en de rol van beide huisartsen met klagers was besproken maar dat levert geen gegrond tuchtrechtelijk verwijt op. 
 

3.5.2 Klachtonderdelen 1 en 2

De collega-huisarts heeft na informatie van de dochter op 3 september 2021 met klagers gesproken. In dat gesprek zijn de ouders geïnformeerd over het voornemen om een melding te doen bij Veilig Thuis, zo schrijven klagers zelf in (één van de bijlagen bij) het klaagschrift. De collega-huisarts heeft contact opgenomen met een vertrouwensarts bij Veilig Thuis. Nu beklaagde de melding niet zelf gedaan heeft, kan hem reeds daarom niet worden verweten dat hij de stappen uit de KNMG-Meldcode niet heeft doorlopen. Deze klachtonderdelen zijn ongegrond.

3.5.3 Klachtonderdeel 3
Beklaagde heeft rond de periode van de melding een aantal keren gesproken met klagers. Dat klagers zich niet gehoord en gesteund hebben gevoeld in die periode door beklaagde is, hoewel invoelbaar gelet op de voor hen ingrijpende situatie met hun dochter, niet tuchtrechtelijk aan beklaagde te verwijten. Het tuchtcollege moet beoordelen of beklaagde de zorg aan klagers heeft gegeven zoals van hem mocht worden verwacht.
Op 6 september 2021 heeft beklaagde klagers uitgebreid gesproken. Beklaagde heeft geprobeerd duidelijkheid te verschaffen over hun status en die van hun 16-jarige dochter. In dat gesprek heeft beklaagde volgens zijn notitie verhelderd dat zij in de verblijfplaats van hun dochter geen stem hebben en dat alles op dat moment bij Veilig Thuis G lag. Hoewel de bewoordingen, zoals beklaagde ter zitting zelf ook heeft erkend, in het gesprek wellicht ongelukkig zijn overgekomen is beklaagde met zijn handelen binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening gebleven. Klagers hadden op grond van hun ouderlijk gezag weliswaar zeggenschap over de verblijfplaats van hun dochter, maar dat neemt niet weg dat zij de ontwikkelingen moesten afwachten nu hun dochter niet naar huis terug wilde, er zorgen waren over haar situatie en Veilig Thuis was ingeschakeld. Klagers zijn verder wel gehoord en geïnformeerd over de melding en de situatie zoals van beklaagde mocht worden verwacht. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

3.5.4 Klachtonderdelen 4 en 6

Klagers hebben hun zorgen over hun dochter in gesprekken met beklaagde op

6 september 2021, 15 september 2021 en 28 september 2021 (en in een gesprek met de collega-huisarts op 23 september 2021) besproken. Met name in het gesprek op

15 september 2021 hebben klagers hun zorgen over de psychische gesteldheid van hun dochter geuit. Klagers verwijten beklaagde dat zij niet serieus zijn genomen in de zorgen rond hun dochter, maar dat blijkt niet uit het dossier. Hun zorgen zijn aangehoord en beklaagde heeft geprobeerd uitleg te geven over de ontstane situatie. Er is op meerdere momenten uitgebreid gesproken met klagers en beklaagde heeft ook gereageerd op telefonische verzoeken en e-mailberichten van klagers. Tussen beklaagde en klagers is helaas geen voor hen aanvaardbare dialoog ontstaan, maar het college kan niet vaststellen dat beklaagde op dat punt niet aan zijn zorgplicht jegens klagers heeft voldaan.
Wat betreft de deelklacht dat beklaagde op onzorgvuldige wijze diagnoses heeft gesteld bij de dochter zijn klagers niet-ontvankelijk. Nu hun dochter de leeftijd van 16 jaren heeft bereikt, kan alleen met haar toestemming daarover geklaagd worden.

Deze klachtonderdelen zijn ongegrond.

3.5.5 Klachtonderdelen 5 en 12

De zorgplicht van de huisarts ging in deze situatie niet zo ver dat hij persoonlijk de veiligheid van de verblijfsituatie van de dochter had moeten controleren. Dat was gelet op de afstand tussen de huisartsenpraktijk en de verblijfplaats van de dochter ook niet realistisch. Met zijn collega-huisarts is de zorg over de dochter naar de daarvoor aangewezen instanties doorgeleid zodat die het vervolgonderzoek zouden doen. Ook deze klachtonderdelen zijn ongegrond.

3.5.6 De overstap naar een opvolgende huisarts

Klachtonderdelen 7, 8 en 9

Dat beklaagde klagers heeft belet in een vrije artsenkeuze volgt het college niet. Klaagster heeft gelet op de tussen beklaagde en klagers ontstane situatie contact opgenomen met een andere huisarts. De afspraak binnen de huisartsengroep, dat bij vertrek uit de praktijk contact opgenomen wordt met patiënten om de reden van vertrek en de afwikkeling te bespreken, is een gebruikelijke en aanvaardbare werkwijze.

Dat beklaagde naar de woning van klagers is gegaan om dit te bespreken, is ook niet onnavolgbaar. In de gegeven omstandigheden is de beleving van klaagster, dat zij zich door het onaangekondigde bezoek van beklaagde geïntimideerd voelde, wel invoelbaar. Het is echter niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat beklaagde met klaagster/klagers wilde spreken over de overstap naar een andere huisarts nadat zij bijna 30 jaar patiënt waren geweest.

De opvolgende huisarts maakt deel uit van dezelfde huisartsengroep (HAGRO) en kon dus in het dossier van klaagster kijken en, met toestemming van klaagster, daarin aantekeningen maken. Uit het huisartsenjournaal blijkt dat beklaagde, weliswaar na een brief van klaagsters advocaat, dezelfde dag het dossier heeft overgedragen. Van enige acties door beklaagde om te verhinderen dat klaagster/klagers naar een andere huisarts overstapte(n), blijkt niet uit de stukken of het verhandelde ter zitting. Daarmee zijn deze klachtonderdelen ongegrond.

5.3.7 Klachtonderdeel 10
Ter zitting is gebleken dat dit klachtonderdeel over schending van het beroepsgeheim zich met name richt tot de collega van beklaagde. Voor zover klagers dit klachtonderdeel ook richten tot beklaagde volgt uit het dossier geen persoonlijke betrokkenheid van hem bij de door klagers genoemde momenten, de jeugdbeschermingstafel en de brief aan H. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.3.8 Klachtonderdeel 11

Dat de huisarts niet aan waarheidsvinding heeft gedaan, bijvoorbeeld ten aanzien van de opmerking van de dochter dat sprake zou zijn van geestelijke mishandeling, kan hem niet tuchtrechtelijk worden verweten. Het ligt op de weg van de huisarts om de zorgplicht in te vullen die hij heeft richting zijn patiënten. Hiervoor onder 3.5.3 tot en met 3.5.5 heeft het college al geoordeeld dat de huisarts de zorgplicht richting klagers voldoende heeft ingevuld.

3.6. Conclusie

Beklaagde is met zijn handelen binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening gebleven. De klacht is ongegrond.

4.     DE BESLISSING

Het college verklaart de klacht ongegrond.
 

Aldus gegeven door A.A.A.M. Schreuder, voorzitter, H.L. Wattel, lid-jurist, J. Gietema, A.H.M. van den Nieuwenhof en R.M. Oosterhout, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
 

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
 

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.