ECLI:NL:TGZRZWO:2023:185 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5494
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2023:185 |
---|---|
Datum uitspraak: | 28-11-2023 |
Datum publicatie: | 30-11-2023 |
Zaaknummer(s): | Z2023/5494 |
Onderwerp: | Grensoverschrijdend gedrag |
Beslissingen: | Gegrond, (voorwaardelijke) schorsing inschrijving register |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een fysiotherapeut. Klaagster is onder behandeling geweest bij de fysiotherapeut. In die periode was er – ook buiten de behandelmomenten om – contact tussen beiden. Zij hadden ook meerdere malen seksueel contact. Klaagster verwijt de fysiotherapeut onder meer dat hij geen professionele houding heeft aangenomen en misbruik heeft gemaakt van haar gevoelens. De fysiotherapeut erkent dat hij in strijd met de voor hem als fysiotherapeut geldende normen heeft gehandeld. Hij verzoekt bij het opleggen van een maatregel rekening te houden met de inmiddels door hem gezette stappen en de door hem ondervonden gevolgen. De klacht wordt gegrond verklaard. Maatregel: schorsing van 12 maanden waarvan 9 maanden voorwaardelijk en drie maanden onvoorwaardelijk. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
ZWOLLE
Beslissing van 28 november 2023 op de klacht van:
A,
wonende in B,
klaagster,
tegen
C,
fysiotherapeut,
destijds werkzaam in B,
verweerder, hierna ook: de fysiotherapeut,
gemachtigde: mr. B. Pernot, advocaat te Wijchen.
1. De zaak in het kort
1.1 Klaagster is onder behandeling geweest bij de fysiotherapeut. In die periode
was er – ook buiten de behandelmomenten om – contact tussen beiden. Zij hadden ook
meerdere malen seksueel contact. Klaagster verwijt de fysiotherapeut onder meer dat
hij geen professionele houding heeft aangenomen en misbruik heeft gemaakt van haar
gevoelens. De fysiotherapeut erkent dat hij in strijd met de voor hem als fysiotherapeut
geldende normen heeft gehandeld. Hij verzoekt bij het opleggen van een maatregel rekening
te houden met de inmiddels door hem gezette stappen en de door hem ondervonden gevolgen.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht gegrond is en legt de maatregel
op van een (deels voorwaardelijke) schorsing van één jaar. Hierna licht het college
dat toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 23 maart 2023;
- de op 19 april 2023 ontvangen USB-stick, behorend bij het klaagschrift;
- het verweerschrift met bijlagen;
- de mail van klaagster van 24 juli 2023 met bijlagen;
- twee mails van klaagster van 8 september 2023 met bijlagen;
- de brief van de gemachtigde van de fysiotherapeut van 5 oktober 2023 met bijlagen.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 20 oktober 2023. De partijen zijn verschenen. De fysiotherapeut werd bijgestaan door zijn gemachtigde. Klaagster heeft onder meer een door haar geschreven verklaring voorgelezen en aan de secretaris overhandigd. De gemachtigde van de fysiotherapeut heeft een pleitnota voorgelezen en aan klaagster en het college overhandigd.
3. De feiten
Klaagster lijdt aan een chronische aandoening waarvoor zij onder behandeling was van een fysiotherapeut. In augustus 2021 werd klaagster door haar toenmalige behandelend fysiotherapeute verwezen naar de fysiotherapeut omdat hij ook dry needling kon toepassen. Naast de behandelingen door de fysiotherapeut maakte klaagster gebruik van de sportfaciliteiten van de praktijk.
Het contact tussen klaagster en de fysiotherapeut werd in de loop van de behandeling steeds persoonlijker. In februari 2022 vertelde klaagster de fysiotherapeut dat zij gevoelens voor hem had. De behandelingen door de fysiotherapeut en het sporten bij de praktijk gingen hierna door.
In maart 2022 werden de behandelcontacten onderbroken vanwege een coronabesmetting van klaagster.
In april 2022 spraken klaagster en de fysiotherapeut af in een café. Klaagster werd in het café onwel. Zij werd door de fysiotherapeut met een taxi thuis gebracht. Daar hadden zij (onveilige) seks.
Hierna vond nog een aantal behandelingen plaats, waarbij klaagster en de fysiotherapeut het beëindigen van de behandelrelatie en/of overdracht aan een collega bespraken.
Op 9 mei 2022 werd de behandeling gestaakt in verband met een revalidatietraject na de eerdere coronabesmetting. De fysiotherapeut kwam in die periode een aantal malen bij klaagster thuis om haar spieren los te maken. In deze periode hadden zij meerdere keren intiem contact.
Vanaf 4 juli 2022 startte klaagster het sporten op de praktijk weer op. Rond die periode beëindigde de fysiotherapeut de seksuele relatie.
In oktober 2022 gaf klaagster aan dat zij de fysiotherapeut niet (meer) wilde zien tijdens het sporten en dat hij zich beter ziek kon melden. Ook gaf zij aan dat zij de situatie zou melden bij de leidinggevende van de fysiotherapeut. Hierop nam de fysiotherapeut zelf contact op met zijn leidinggevende. Het dienstverband tussen de praktijk en de fysiotherapeut werd beëindigd per 1 januari 2023.
4. De klacht en de reactie van de fysiotherapeut
4.1 In de kern komt het verwijt van klaagster erop neer dat de fysiotherapeut professionele
grenzen heeft overschreden door tijdens de behandelrelatie een persoonlijke/seksuele
relatie te starten. De fysiotherapeut heeft misbruik gemaakt van de gevoelens van
klaagster, in de wetenschap dat zij kwetsbaar en niet altijd emotioneel stabiel was.
4.2 De fysiotherapeut geeft toe dat hij professionele grenzen heeft overschreden en begrijpt dat de klacht gegrond is. De fysiotherapeut heeft na oktober 2022 zijn verantwoordelijkheid genomen en verschillende stappen gezet om te voorkomen dat hij in een soortgelijke situatie terechtkomt. De fysiotherapeut is onder meer een coachtraject gestart, gericht op – kort gezegd – het onderzoeken wat heeft bijgedragen aan het seksueel grensoverschrijdend gedrag en het voorkomen daarvan in de toekomst. Inmiddels heeft de fysiotherapeut een baan geaccepteerd buiten de fysiotherapie. Hij verwacht niet meer als fysiotherapeut aan de slag te (willen) gaan. De fysiotherapeut heeft het college verzocht deze omstandigheden mee te wegen bij het bepalen van de zwaarte van de maatregel.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de fysiotherapeut de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende fysiotherapeut.
5.2 Binnen een behandelrelatie bevindt de patiënt zich in een afhankelijke positie
ten opzichte van de zorgverlener. Daarom mag van een intieme relatie tussen beiden
geen sprake zijn. Het is aan de zorgverlener om de grenzen van de behandelrelatie
te bewaken. Dit uitgangspunt vloeit voort uit artikel 7:453 Burgerlijk Wetboek (goed
hulpverlenerschap). Voor fysiotherapeuten is deze norm verder uitgewerkt in de KNGF
Beroepscode voor de
Fysiotherapeut (hierna: de beroepscode) uit 2020. Daarin is onder meer opgenomen dat
de fysiotherapeut niet verder doordringt in de persoonlijke levenssfeer van de patiënt
dan noodzakelijk is voor de beantwoording van de hulpvraag en de behandeling. Ook
is daarin opgenomen dat de fysiotherapeut zich onthoudt van verbale en fysieke intimiteiten.
In de beroepscode is ook opgenomen dat een fysiotherapeut die vermoedt dat bij de
patiënt affectieve of seksuele gevoelens een rol spelen, de patiënt er tactvol op
dient te attenderen dat deze gevoelens niet kunnen worden beantwoord. In dat geval
wordt het noodzakelijk geacht de behandeling over te dragen. Vergelijkbare regels
waren opgenomen in de in 2012 opgestelde “Beroepsethiek en Gedragsregels voor de Fysiotherapeut”.
Daarnaast waren ten tijde van de behandelrelatie toepasselijke beroepsnormen opgenomen
in de brochure van de inspectie “Het mag niet, het mag nooit: seksueel grensoverschrijdend
gedrag in de gezondheidszorg” uit 2016.
5.3 Vast staat dat de fysiotherapeut tijdens de behandelrelatie een seksuele relatie
is aangegaan met klaagster, zijn patiënt. Afgezien van de afhankelijkheidsrelatie
die tussen zorgverlener en patiënt altijd bestaat, geldt nog dat klaagster extra kwetsbaar
was. Zij leed aan een chronische aandoening, had een beperkt sociaal netwerk en mentale
problemen in de voorgeschiedenis, die zij ook (in ieder geval deels) met de fysiotherapeut
had besproken. Door ondanks de behandelrelatie een seksuele relatie aan te gaan met
deze (kwetsbare) patiënte heeft de fysiotherapeut de grenzen van een redelijk bekwame
beroepsuitoefening ernstig overschreden. Daarbij komt dat het geen eenmalig seksueel
contact betrof, maar een relatie die in de loop der tijd steeds persoonlijker (en
intiemer) werd. Daarbij waren er verschillende momenten waarop de fysiotherapeut zich
had kunnen en moeten realiseren dat de relatie (te) persoonlijk werd. De fysiotherapeut
had in de eerste plaats de behandelrelatie niet moeten aangaan. Zoals hij zelf ook
erkent, was klaagster hem namelijk al bij het sporten op de praktijk opgevallen en
vond hij haar “interessant”. Daarna had het moment dat klaagster vertelde verliefd
op hem te zijn, voor de fysiotherapeut aanleiding moeten zijn de behandelrelatie over
te dragen aan een collega binnen of buiten de praktijk. In plaats daarvan werd de
relatie steeds persoonlijker, werd ook buiten de praktijk afgesproken en kwam het
tot een eerste seksueel contact. Ook hierna kwam de fysiotherapeut niet tot het besluit
de behandeling te staken. Pas vanwege een revalidatietraject elders werd de behandeling
op de praktijk gestaakt. Desondanks bleef de fysiotherapeut klaagster behandelen door
haar thuis massages te geven, waarbij het ook een aantal malen tot intiem contact
kwam.
De klacht is gegrond.
Maatregel
5.4 Het voorgaande betekent dat een maatregel moet worden opgelegd. Bij de keuze
van de maatregel moet in dit verband de preventieve werking het uitgangspunt zijn.
Volgens vaste jurisprudentie van het Centraal Tuchtcollege zijn gedragingen zoals
die aan de fysiotherapeut worden verweten zodanig in strijd met wat van een integere
en betrouwbare zorgverlener verwacht mag worden dat ten minste een (voorwaardelijke)
schorsing van de inschrijving in het BIG-register passend en geboden is.
5.5 Het college is van oordeel dat niet met een geheel voorwaardelijke schorsing kan worden volstaan. Hierbij weegt het college mee dat het grensoverschrijdend gedrag langere tijd heeft geduurd en dat er meerdere momenten zijn geweest waarop de fysiotherapeut het gedrag had kunnen en moeten voorkomen of stoppen. Hoewel de fysiotherapeut wist dat het niet goed was wat hij deed heeft hij er voor gekozen dit te verzwijgen en geen hulp gezocht. Ook na het einde van de seksuele relatie heeft de fysiotherapeut de situatie niet besproken met zijn leidinggevende of een collega. De fysiotherapeut heeft de praktijk pas ingelicht nadat klaagster dreigde met het openbaarmaken van de relatie. Het college heeft twijfel over de mate waarin de fysiotherapeut zich, ook nu nog, bewust is van de inhoud en reikwijdte van de gedragsregels en waar de grens ligt tussen een professionele relatie en grensoverschrijdend gedrag. Daarbij weegt het college het volgende mee. Klaagster heeft screenshots overgelegd van SMS-berichten die de fysiotherapeut in het verleden naar een patiënte heeft gestuurd die hij buiten de praktijk tegen betaling behandelde. Pas na ter zitting te zijn gewezen op de gedragsregel dat een fysiotherapeut zich ook dient te onthouden van verbale intimiteiten, erkende de fysiotherapeut nu in te zien dat de in SMS-berichten richting deze patiënte gedane uitlatingen niet professioneel waren. Dit late inzicht leidt het college tot de conclusie dat er – ondanks de inspanningen van de fysiotherapeut tot nu toe – nog noodzaak en ruimte is voor verdere ontwikkeling en bewustwording van professionele grenzen.
5.6 Bij het bepalen van de lengte van het onvoorwaardelijke deel van de schorsing speelt in het voordeel van de fysiotherapeut een rol dat hij heeft laten zien van de situatie te willen leren en te willen voorkomen in de toekomst in een vergelijkbare situatie terecht te komen. Hij is met dat doel een coachingtraject gestart. Ook heeft hij een baan gezocht en gevonden buiten de fysiotherapie en heeft hij zijn nieuwe werkgever van de huidige situatie op de hoogte gebracht. Voorts zal het college in aanmerking nemen dat zich – vanwege een fout aan de zijde van het college – een datalek heeft voorgedaan wat bij beide partijen en dus ook bij de fysiotherapeut tot extra spanning zal hebben geleid.
5.7 Al met al acht het college de maatregel van een schorsing voor de duur van één jaar, waarvan drie maanden onvoorwaardelijk, passend en geboden. De fysiotherapeut heeft weliswaar een baan buiten de fysiotherapie gezocht en gevonden maar lijkt niet helemaal overtuigd van zijn wens niet meer als fysiotherapeut aan de slag te gaan en heeft verlenging van zijn BIG-registratie aangevraagd. Het college acht het daarom noodzakelijk om als bijzondere voorwaarde te bepalen dat de fysiotherapeut gedurende de proeftijd een behandeling bij een gz-psycholoog of psychotherapeut zal volgen met als behandeldoelen in ieder geval: bewustwording van het thema afstand en nabijheid en het overschrijden van de persoonlijke en professionele grenzen binnen, tijdens of na een behandelrelatie alsmede het herkennen van signalen die mogelijk leiden tot overschrijding van de professionele grenzen en het vermogen te reflecteren op het eigen handelen.
Gedurende het onvoorwaardelijke deel van de schorsing zal de fysiotherapeut in de gelegenheid zijn een begin te maken met het voldoen aan de voorwaarden bij het voorwaardelijk deel van de schorsing.
Publicatie
5.8 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen belang is erin gelegen dat andere zorgverleners mogelijk iets kunnen leren van deze zaak en zich bewust worden van situaties die een risico opleveren op grensoverschrijdend gedrag door henzelf of collega’s. De publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen of instanties herleidbare gegevens.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht geheel gegrond;
- legt op de maatregel van schorsing van de bevoegdheid om de aan de inschrijving verbonden bevoegdheden uit te oefenen voor de duur van twaalf maanden;
- bepaalt dat een gedeelte van negen maanden van deze maatregel niet ten uitvoer zal
worden gelegd, tenzij het college dat gelast op grond dat de fysiotherapeut binnen
een periode van twee jaren na het onherroepelijk worden van deze beslissing:
1. de fysiotherapeut stelt de IGJ ervan op de hoogte als hij - binnen de proeftijd - voornemens is zijn werk als fysiotherapeut met patiëntencontacten te hervatten;
- zich schuldig heeft gemaakt aan enig handelen of nalaten dat in strijd is met de zorg die hij als fysiotherapeut behoort te betrachten of met dat wat een behoorlijk fysiotherapeut betaamt;
- zich niet heeft gehouden aan één of meer van de volgende bijzondere voorwaarden:
- a. de fysiotherapeut zal zich onder behandeling stellen van een BIG-geregistreerde
GZ-psycholoog of psychotherapeut, voor de frequentie en duur die deze behandelaar
– binnen de proeftijd – noodzakelijk acht.
b. de fysiotherapeut laat de IGJ uiterlijk twee maanden na het ingaan van de proeftijd weten welke gz-psycholoog of psychotherapeut zijn behandelaar zal zijn en wat de concreet geformuleerde behandeldoelen zijn, waarvan tenminste deel uitmaken: bewustwording van het thema afstand en nabijheid en het overschrijden van de persoonlijke en professionele grenzen binnen, tijdens of na een behandelrelatie alsmede het herkennen van signalen die mogelijk leiden tot overschrijding van de professionele grenzen en het vermogen te reflecteren op het eigen handelen;
c. de behandeling start binnen drie maanden na het ingaan van de proeftijd;
d. de fysiotherapeut informeert de IGJ iedere drie maanden, uiterlijk door de IGJ ontvangen op de eerste van de volgende maand, te starten drie maanden na het ingaan van de proeftijd, schriftelijk over de voortgang. Deze informatie dient in ieder geval te bevatten de aard, de inhoud en de frequentie van de gesprekken evenals het behandelplan en de voortgang daarvan;
e. de fysiotherapeut geeft aan zijn behandelaar toestemming op verzoek van de IGJ informatie te geven over de voortgang, de aard, de inhoud en de frequentie van de gesprekken;
f. de fysiotherapeut geeft aan de behandelaar toestemming de IGJ direct te informeren zodra de behandeling is afgebroken of gestopt;
g. de fysiotherapeut informeert de IGJ door middel van een door de behandelaar ondertekende en onderbouwde verklaring als deze behandelaar voor het verstrijken van de proeftijd van mening is dat de met de behandeling te behalen doelen zijn bereikt;
h. de fysiotherapeut zal – binnen de proeftijd – richting (toekomstige) werkgevers openheid betrachten over zijn tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen (het aangaan van een intieme relatie met een patiënte) en deze uitspraak;
i. de fysiotherapeut stelt de IGJ ervan op de hoogte als hij - binnen de proeftijd - voornemens is zijn werk als fysiotherapeut met patiëntencontacten te hervatten;
--
- draagt de IGJ op toezicht te houden op de voorwaarden onder II;
- bepaalt dat eerst het onvoorwaardelijke deel van de schorsing ten uitvoer zal worden gelegd en dat de proeftijd de dag daarna ingaat;
- bepaalt dat de proeftijd alleen loopt gedurende de periode(n) dat de fysiotherapeut als zodanig is ingeschreven in het BIG-register;
- bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Staatscourant en zal worden aangeboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, het Tijdschrift Gezondheidszorgjurisprudentie, Medisch Contact en FysioPraxis met het verzoek tot plaatsing.
Deze beslissing is gegeven door P.E.M. Messer-Dinnissen, voorzitter, C.A. Bol, lid-jurist,
J.M. Uijen, G. van der Sluis, en S.E. Dekker, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door
M. Keukenmeester, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2023.
secretaris
voorzitter
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
- Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
- Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
- Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg,
maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u
is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.