ECLI:NL:TGZRZWO:2023:165 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5353

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2023:165
Datum uitspraak: 02-10-2023
Datum publicatie: 05-10-2023
Zaaknummer(s): Z2023/5353
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: In het kader van een verzekeringsgeneeskundige beoordeling op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) heeft verweerder klager telefonisch gesproken en een fysiek spreekuurcontact gehad. Van deze beoordeling heeft de verzekeringsarts een rapport opgesteld. De klacht heeft betrekking op de beoordeling van de WIA-aanvraag door de verzekeringsarts. Het college is van oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ZWOLLE

Beslissing in raadkamer van 2 oktober 2023 op de klacht van:

A,

wonende in B,

klager,

tegen

C,

verzekeringsarts,

destijds werkzaam in D,

verweerder, hierna ook: de verzekeringsarts,

gemachtigde: mr. A.B. Schippers-Juergens werkzaam in Amsterdam

1. De zaak in het kort

1. In het kader van een verzekeringsgeneeskundige beoordeling op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) heeft de verzekeringsarts klager telefonisch gesproken en een fysiek spreekuurcontact gehad. Van deze beoordeling heeft de verzekeringsarts een rapport opgesteld. De klacht heeft betrekking op de beoordeling van de WIA-aanvraag door de verzekeringsarts. 
 

2. Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.
 

2. De procedure

2. Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 13 februari 2023;
  • de brief van de secretaris van 15 maart 2023 waarin klager verzocht wordt zijn klaagschrift te verduidelijken;
  • het aanvullende klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 12 april 2023;
  • het verweerschrift met de bijlagen.
     

2. Partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
 

3. Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren. 
 

3. De feiten

Het college gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden, zoals deze volgen uit de stukken.

Klager was van 1 januari 2017 tot 6 januari 2018 werkzaam als internationaal vrachtwagenchauffeur in loondienst. Klager heeft vervolgens een WW-uitkering ontvangen. Op 26 maart 2018 meldde hij zich arbeidsongeschikt met gezondheidsklachten. Nadat klager herstellende was en ging re-integreren, viel hij uit als gevolg van een ongeval tijdens het werk. In februari 2019 heeft een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWB) plaatsgevonden door een collega van de verzekeringsarts. Klager werd voor minder dan 35 procent arbeidsongeschikt geacht en de Ziektewet-uitkering werd beëindigd. Klager heeft hiertegen bezwaar en beroep ingesteld. In beroep bleek dat de arbeidsdeskundige beoordeling onjuist was geweest, waardoor klager uiteindelijk toch meer dan 35 procent arbeidsongeschikt was. De Ziektewet-uitkering liep door en uiteindelijk was een WIA Einde Wachttijdbeoordeling (EWT) aan de orde. Deze is door de verzekeringsarts uitgevoerd.

In zijn rapport van 29 juli 2020 heeft de verzekeringsarts verslag gedaan van de sociaal-medische beoordeling van klager en een functionele mogelijkhedenlijst opgesteld. Hij heeft klager telefonisch gesproken en daarnaast ook op het spreekuur op 21 juli 2020. Bij besluit van 18 augustus 2020 is aan klager een loongerelateerde WGA-uiterking toegekend met ingang van 23 maart 2020.

4. De klacht en de reactie van de verzekeringsarts

4. Klager verwijt de verzekeringsarts dat hij ten onrechte de re-integratieverplichtingen (RIV) van de werkgever niet heeft getoetst en beoordeeld bij de WIA-aanvraag en tevens niet heeft gehandeld conform de Werkwijzer Poortwachter van 1 augustus 2022.
 

5. De verzekeringsarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. Hij betreurt het dat klager zijn verrichtingen kennelijk als onzorgvuldig en negatief heeft ervaren, maar het verzekeringsgeneeskundig onderzoek betreffende de aan hem voorgelegde vraagstelling heeft hij serieus en deugdelijk voorbereid, en conform de geldende beleidsregels uitgevoerd en gerapporteerd.
 

7. Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen

5. De overwegingen van het college

De criteria voor de beoordeling

    1. De vraag is of de verzekeringsarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende verzekeringsarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de verzekeringsarts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.

      Beoordeling van de klacht
    2. Het college oordeelt dat de verzekeringsarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en komt als volgt tot die conclusie. Het college zal hierbij eerst het kader schetsen en dit daarna toepassen op de situatie van klager.

      Als een werknemer ziek wordt, moet de werkgever zorgen voor een tijdige en adequate verzuim- en re-integratieaanpak. De regels die hierbij gelden zijn vastgelegd in de Wet verbetering poortwachter, de regeling procesgang eerste en tweede ziektejaar en de Beleidsregels beoordelingskader poortwachter. In de Werkwijzer Poortwachter UWV is het proces met de te volgen stappen weergegeven.

Uit de stukken die het college tot zijn beschikking heeft blijkt echter dat klager werkloos was, dan wel dat hij zich vanuit de WW heeft ziekgemeld. Klager stelt weliswaar dat hij wel een dienstverband had, maar heeft dit niet onderbouwd met bijvoorbeeld een arbeidsovereenkomst of verklaring van zijn (voormalig) werkgever. Het kader voor beoordeling in de wachttijd was daarom de Ziektewet. Hierbij past ook de EZWB beoordeling waartegen klager uiteindelijk succesvol bezwaar heeft gemaakt. De Ziektewet-uitkering werd voortgezet en klager kon een uitkering aanvragen in het kader van de Wet WIA. Op dit moment kwam de verzekeringsarts in beeld, die de beoordeling moest uitvoeren. Een toets van de re-integratie inspanningen zoals klager bedoelt, past niet binnen de kaders van de Ziektewet. De verzekeringsarts heeft dan ook terecht de inspanningen van de werkgever niet getoetst/beoordeeld, nu er geen sprake (meer) was van een dienstverband en de verzekeringsarts geen aanleiding heeft hoeven zien om hieraan te twijfelen. Klager was, zo blijkt uit de stukken, vangnetter. Onder een vangnetter wordt verstaan een werknemer die ziek uit dienst gaat, zieke uitzendkrachten en zieke WW’ers. Deze werknemers vallen onder het vangnet van de Ziektewet. Nu de kaders voor beoordeling zijn vastgelegd in de Ziektewet, is de Werkwijzer Poortwachter zoals hiervoor genoemd, niet van toepassing. In het kader van de Wet WIA beoordeelt de verzekeringsarts de mogelijkheden.

Slotsom

    1. Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht kennelijk ongegrond is.

6. De beslissing

De klacht is kennelijk ongegrond.
 

Deze beslissing is gegeven op 2 oktober 2023 door W.J.B. Cornelissen, voorzitter,

H.A.M. Veneman en H. Donkers, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M.H. van Ham, secretaris.

secretaris                                                                                           voorzitter


 


Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  1. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
  • het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

  1. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
  1. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
 

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.