ECLI:NL:TGZRZWO:2023:163 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5187
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2023:163 |
---|---|
Datum uitspraak: | 29-09-2023 |
Datum publicatie: | 05-10-2023 |
Zaaknummer(s): | Z2022/5187 |
Onderwerp: | Schending beroepsgeheim |
Beslissingen: | Gegrond, geen maatregel |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen huisarts. Klager is veroordeeld wegens twee inbraken in de praktijk van de huisarts en het in brand steken van de auto van de echtgenote van de huisarts. De huisarts heeft aangifte van inbraak en brandstichting gedaan bij de politie. De huisarts heeft tegen de politie gezegd dat hij klager van het plegen van de feiten verdacht. Hierbij heeft de huisarts vermeld dat klager nog in de praktijk was geweest vlak na de eerste inbraak en de brandstichting, omdat hij een TBC-onderzoek wilde, en volgens de assistente toen verward overkwam. Klager verwijt de huisarts dat hij tegen de politie heeft gezegd dat klager voor een TBC-onderzoek in de praktijk was geweest. Hiermee heeft de huisarts onnodig medische informatie verstrekt aan de politie zonder instemming van klager. Het college volgt klager hierin en verklaart de klacht gegrond. Het college ziet – gelet op alle omstandigheden – af van het opleggen van een maatregel. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
ZWOLLE
Beslissing van 29 september 2023 op de klacht van:
A,
verblijvende in de Penitentiaire Inrichting (PI) te B,
klager,
tegen
C,
huisarts,
werkzaam in D,
verweerder, hierna ook: de huisarts,
gemachtigde: mr. K. Zeylmaker, werkzaam in Leusden.
1. De zaak in het kort
1. Klager is als patiënt ingeschreven geweest bij de praktijk van de huisarts. In
2021 werd er tweemaal ingebroken in de huisartsenpraktijk en werd de auto van de echtgenote
van de huisarts in brand gestoken. De huisarts heeft hier aangifte van gedaan. Hij
heeft daarbij gezegd dat hij het vermoeden had dat klager de dader was. Reden hiervoor
was dat hij wist dat klager ontevreden over hem was en wel eens een verwarde indruk
heeft gemaakt en om een TBC-onderzoek had verzocht. Klager is van mening dat de huisarts
met het laatste zijn beroepsgeheim heeft geschonden en verwijt dat de huisarts.
2. Het college komt tot het oordeel dat de klacht gegrond is. Het college ziet niettemin
af van het opleggen van een maatregel. Hierna licht het college het voorgaande toe.
2. De procedure
2. Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift, ontvangen op 19 december 2022;
- het aanvullende klaagschrift met de bijlage(n), ontvangen op 28 december 2022;
- nog een aanvullend klaagschrift, ontvangen op 30 maart 2023;
- het verweerschrift met de bijlage(n);
- de repliek;
- het proces-verbaal van het op 12 juli 2023 gehouden mondelinge vooronderzoek;
- een aanvullend stuk, ontvangen van de huisarts op 15 augustus 2023.
2. De zaak is behandeld op de openbare zitting van 29 augustus 2023. De huisarts was aanwezig en werd bijgestaan door zijn gemachtigde. Klager was afwezig en heeft ook geen gebruik gemaakt van de hem geboden mogelijkheid om digitaal deel te nemen aan de zitting.
3. De feiten
3. Van november 2019 tot november 2021 was klager patiënt bij de praktijk van de
huisarts.
2. Op maandagochtend 8 november 2021 bleek dat er was ingebroken in de praktijk
van de huisarts. Er waren braaksporen en een computer was verdwenen. De huisarts deed aangifte van diefstal. In de nacht van 8 op 9 november 2021 werd de auto van de echtgenote van de huisarts voor hun privéwoning in brand gestoken. De brand is geblust door de brandweer. Toen de politie vroeg of de huisarts een mogelijke dader in gedachten had, dacht hij aan klager. Reden hiervoor was dat klager een half jaar eerder een tuchtklacht tegen hem had ingediend. Die klacht is kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat klager geen griffierecht had betaald.
3.3 De huisarts is enkele dagen niet in de praktijk geweest. De assistente was
als enige in de praktijk aanwezig, enkel om telefoontjes te beantwoorden en patiënten
te verwijzen naar een waarnemer.
3.4 Op 11 november 2021 kwam klager eind van de middag naar de praktijk. Klager
wilde dat er een TBC-bloedonderzoek bij hem zou worden verricht. De assistente verwees klager naar de waarnemer, maar klager wilde niet verwezen worden. Hij liep zomaar de spreekkamer van de huisarts in en werd door de assistente overgehaald de praktijk te verlaten.
3.5 In de nacht van 11 op 12 november 2021 werd er weer ingebroken in de praktijk. Een sleuteltje en de telefoon van de assistente waren verdwenen. Daarnaast was een van de ruiten van de spreekkamer van de huisarts ingegooid. De assistente was ervan overtuigd dat klager dit moest hebben gedaan.
3.6 In het proces-verbaal van de aangifte op 12 november 2021 staat onder meer het volgende in de verklaring die de huisarts heeft afgelegd (dit citaat is overgenomen inclusief eventuele type- en taalfouten):
“U vraagt mij of ik een vermoeden heb wie dit gedaan kan hebben in het bijzijn van mijn assistente [naam assistente]. Eerder heb ik al genoemd dat een patiënt van mij, [naam patiënt], zich niet geholpen voelde door mij. Mijn assistente [naam assistente] vertelt in uw bijzijn dat zij gisteren email verkeer heeft gehad met [naam klager]. Hij stuurde een verzoek voor een TBC-onderzoek. Mijn assistente heeft toen uitgelegd dat zij dat niet zomaar kan en dat ik ziek was. Na wat getouwtrek over dit TBC-onderzoek heeft mij assistente hem doorverwezen naar dokter [naam dokter].
Vervolgens is [naam klager] op 11 november omstreeks 16:40 uur de praktijk is binnengelopen en liep hij regelrecht naar mijn spreekkamer waar ook de ruit is vernield. Toen sprak mijn assistente hem aan en gaf hij weer aan een TBC-onderzoek te willen waarop hij wederom is verwezen naar dokter [naam dokter] aangezien ik er niet was. Tijdens dit voorval gf mijn assistente aan dat [naam klager] een verwarde indruk maakte. Hij at met zijn handen aan zijn hoofd alsof het hem allemaal teveel werd. Hij is na dit voorval weggegaan en heeft toen geen gekke dingen gedaan.”
3.7 Klager is op 25 november 2022 door de rechtbank strafrechtelijk veroordeeld voor de inbraken en de brandstichting, waarbij een gevangenisstraf voor de duur van 375 dagen en de maatregel van TBS met bevel tot verpleging is opgelegd aan klager. Klager is tegen deze beslissing in beroep gegaan.
4. De klacht en de reactie van de huisarts
4. Volgens klager heeft de huisarts zijn beroepsgeheim geschonden doordat hij vertrouwelijke informatie over klager heeft gedeeld met de politie zonder klagers toestemming. Hij heeft namelijk gemeld dat klager voor een TBC-onderzoek naar de praktijk was gekomen.
2. De huisarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. Achteraf gezien is de huisarts van mening dat hij beter niets over het TBC-onderzoek had kunnen zeggen. Hij heeft zich dat al snel na de aangifte gerealiseerd en de politie verzocht “TBC-onderzoek” of slechts “TBC” te verwijderen uit de aangifte, maar dat wilde de politie niet.
Hoewel de huisarts weet dat het beter was geweest het TBC-onderzoek niet te vermelden, is hij ook van mening dat hij hiermee nog geen medische informatie over klager heeft verstrekt.
Daarnaast geldt dat hij in een bizarre situatie verkeerde en in een conflict van plichten.
3. Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
-
- In deze zaak gaat het om de vraag of de huisarts met het verstrekken van informatie over klager zijn beroepsgeheim heeft geschonden en – zo ja – of dat hem tuchtrechtelijk verweten kan worden. Van belang hiervoor is de ‘Handreiking Beroepsgeheim en politie/justitie’ van de KNMG, herziene versie februari 2012 (hierna: de handreiking).
-
- De situatie die hier speelt, valt onder de bijzondere situaties die bedoeld worden op pagina 25 e.v. van de handreiking. De huisarts verdacht klager ervan strafbare feiten ten opzichte van hem en zijn echtgenote te hebben gepleegd. Hij heeft deze verdenking genoemd en toegelicht aan de politie toen hij aangifte deed. Hierbij heeft hij aangegeven dat klager op 11 november 2021 nog in de praktijk was geweest, omdat hij een TBC-onderzoek wilde, en een verwarde indruk maakte op de assistente. Volgens de handreiking mag een arts bij de aangifte tegen een patiënt/verdachte geen medische informatie verstrekken over de verdachte patiënt en sowieso niet meer informatie dan noodzakelijk. Het college is van oordeel dat de informatie dat klager voor een TBC-onderzoek kwam niet alleen medische informatie bevat, maar bovendien niet noodzakelijk was voor het doen van aangifte. De huisarts had wel mogen vermelden dat klager voor ‘een onderzoek’ kwam en daarbij een verwarde indruk op de assistente maakte, maar niet voor welk onderzoek klager kwam.Door toch aan te geven dat het om een TBC-onderzoek ging, heeft de huisarts zijn beroepsgeheim ten opzichte van klager geschonden. Dit maakt dat de klacht gegrond is.
Maatregel
-
- De vraag ligt voor of een, en zo ja welke, maatregel passend is. Het college overweegt
het volgende. Wat de huisarts en zijn gezin is overkomen, is zeer ingrijpend en traumatiserend
geweest. De gebeurtenissen hebben veel impact gehad en angst veroorzaakt. Ter zitting
heeft de huisarts gezegd dat hij en zijn echtgenote daar nog steeds last van ondervinden.
Ook op de assistente zouden de gebeurtenissen veel impact hebben gehad. De huisarts
heeft in die toestand een verklaring afgelegd aan de politie. Niettemin had de huisarts
zich als professional moeten realiseren dat hij een zorgrelatie, waarvan het beroepsgeheim
onderdeel uitmaakt, onderhield met klager. Het college acht verder van belang dat
de huisarts – weliswaar tevergeefs – de volgende dag nog heeft geprobeerd zijn omissie
te herstellen door de politie te verzoeken de aangifte aan te passen. De huisarts
deed dit op advies van de KNMG waarmee hij contact had gezocht over zijn verklaring
aan de politie, omdat hij zich afvroeg of hij te ver was gegaan gelet op zijn beroepsgeheim.
Een en ander maakt naar het oordeel van het college dat de klacht weliswaar gegrond
zal worden verklaard, maar dat het college geen reden ziet om aan de huisarts een
maatregel op te leggen.
- De vraag ligt voor of een, en zo ja welke, maatregel passend is. Het college overweegt
het volgende. Wat de huisarts en zijn gezin is overkomen, is zeer ingrijpend en traumatiserend
geweest. De gebeurtenissen hebben veel impact gehad en angst veroorzaakt. Ter zitting
heeft de huisarts gezegd dat hij en zijn echtgenote daar nog steeds last van ondervinden.
Ook op de assistente zouden de gebeurtenissen veel impact hebben gehad. De huisarts
heeft in die toestand een verklaring afgelegd aan de politie. Niettemin had de huisarts
zich als professional moeten realiseren dat hij een zorgrelatie, waarvan het beroepsgeheim
onderdeel uitmaakt, onderhield met klager. Het college acht verder van belang dat
de huisarts – weliswaar tevergeefs – de volgende dag nog heeft geprobeerd zijn omissie
te herstellen door de politie te verzoeken de aangifte aan te passen. De huisarts
deed dit op advies van de KNMG waarmee hij contact had gezocht over zijn verklaring
aan de politie, omdat hij zich afvroeg of hij te ver was gegaan gelet op zijn beroepsgeheim.
Een en ander maakt naar het oordeel van het college dat de klacht weliswaar gegrond
zal worden verklaard, maar dat het college geen reden ziet om aan de huisarts een
maatregel op te leggen.
Publicatie
-
- In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen belang is erin gelegen dat het hier om een uitzonderlijke situatie gaat en andere zorgverleners mogelijk iets kunnen leren van wat hiervoor onder 5.2 is overwogen.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht gegrond, maar legt geen maatregel op;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact.
Deze beslissing is gegeven door Th.A. Wiersma, voorzitter, C.A. Bol, lid-jurist,
A.H.M. van den Nieuwenhof, H. Donkers en A.D.J. van Empel, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door L.C. Commandeur, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op
29 september 2023
secretaris
voorzitter
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
- Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
- Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
- Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg,
maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u
is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.