ECLI:NL:TGZRZWO:2023:133 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4941

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2023:133
Datum uitspraak: 10-07-2023
Datum publicatie: 13-07-2023
Zaaknummer(s): Z2022/4941
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht over de behandeling van de echtgenote van klager (hierna: patiënte) door een longarts (verweerder). Patiënte stond vanwege cardiale problematiek onder controle van een cardioloog. De lichamelijke conditie van patiënte verslechterde en een operatie bleek noodzakelijk. Patiënte werd hiervoor aangemeld en verbleef in afwachting van de operatie thuis. De longarts zag patiënte voor een preoperatieve evaluatie, waarna hij concludeerde dat er geen bezwaar was tegen een hartklepoperatie. Na dit consult is de longarts niet meer betrokken geweest bij de behandeling. In de periode na het consult is de conditie van patiënte (verder) verslechterd. Zij werd in verband hiermee in het ziekenhuis opgenomen, waar zij overleed.Klager verwijt de longarts dat hij niet adequaat heeft gehandeld door niet binnen het verantwoordelijke team naar voren te brengen dat een spoedige operatie gewenst was.Het college komt tot het oordeel dat de longarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Patiënte is binnen redelijke termijn door de longarts gezien en de door hem beschreven bevindingen leidden tot de – zorgvuldige – conclusie dat er vanuit longgeneeskundig oogpunt geen belemmering was voor de voorgenomen operatie. Het was aan de specialisten van afdeling cardiologie de urgentiebepaling van de operatie vanuit hun deskundigheid te beoordelen.


REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ZWOLLE

Beslissing van 10 juli 2023 op de klacht van:

A,

wonende in B,

klager,

tegen

C, longarts,

destijds werkzaam in D,

verweerder, hierna ook: de longarts,

gemachtigde: mr. D. Zwartjens, advocaat te Leiden.

1. De zaak in het kort
 

1. De klacht gaat over de behandeling van E, echtgenote van klager (hierna: patiënte). Patiënte stond vanwege cardiale problematiek onder controle van een cardioloog. De lichamelijke conditie van patiënte verslechterde in de loop van 2017. Bij een controle eind januari 2018 bleek een operatie noodzakelijk. Patiënte werd hiervoor aangemeld en verbleef in afwachting van de operatie thuis. De longarts zag patiënte voor een preoperatieve evaluatie, waarna hij concludeerde dat er geen bezwaar was tegen een hartklepoperatie. Na dit consult is de longarts niet meer betrokken geweest bij de behandeling. In de periode na het consult is de conditie van patiënte (verder) verslechterd. Zij werd in verband hiermee in het ziekenhuis opgenomen, waar zij overleed.
 

2. Klager verwijt de longarts dat hij niet adequaat heeft gehandeld door niet binnen het verantwoordelijke team naar voren te brengen dat een spoedige operatie gewenst was.
 

4. Het college komt tot het oordeel dat de longarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Hierna licht het college dat toe.
 

2. De procedure
 

2. Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift, ontvangen op 27 september 2022;
  • de brief van de secretaris van het college van 17 oktober 2022 aan klager;
  • aanvullende klaagschriften van 19 oktober 2022, 6 november 2022 en 7 november 2022 met bijlagen;
  • het door klager bij brief van 9 november 2022 toegestuurde medisch dossier;
  • de brief van de secretaris van het college van 18 november 2022 aan klager;
  • de brief van klager van 20 november 2022, met USB-stick;
  • een mail van klager van 2 december 2022 met bijlage;
  • het verweerschrift met de bijlage.

2. De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
 

3. De zaak is behandeld op de openbare zitting van 2 juni 2023. Partijen zijn verschenen. De longarts is bijgestaan door zijn gemachtigde. Partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht. Op dezelfde zitting zijn nog vijf (samenhangende) klachten van klager tegen andere zorgverleners behandeld. Deze klachten zijn geregistreerd onder zaaknummers Z2022/5101 tot en met 5105. In alle zaken wordt gelijktijdig uitspraak gedaan.

3. De feiten
 

3.1       Patiënte, geboren in 1952 en overleden in 2018, had een afwijkende (bicuspide) aortaklep (BAV). Ook had zij een aortastenose en een aortaklepstenose. Zij werd jaarlijks gecontroleerd door een cardioloog. In het voorjaar van 2017 verslechterde haar conditie en was zij onder meer benauwd. Vanaf oktober 2017 gebruikte zij dagelijks furosemide. Op 22 januari 2018 werd een echo gemaakt en patiënte werd op 29 januari 2018 gezien door haar behandelend cardioloog. Deze concludeerde dat (inmiddels) sprake was van een symptomatische BAV met ernstige stenose, versterkt door paroxismaal atriumfibrilleren en ernstige mitralisklepinsufficiëntie en afgenomen systolische linkerventrikelfunctie. Ook waren er echografisch aanwijzingen voor sterk verhoogde rechtsdrukken. Met patiënte werd besproken dat een klepvervangende ingreep onvermijdelijk was en ze werd met voorrang aangemeld voor een coronairangiografie met invasieve rechtsdrukmeting.

3.2       Op 7 februari 2018 vond de geplande coronairangiografie plaats. De conclusie na deze procedure was (citaten uit het medisch dossier zijn overgenomen inclusief eventuele type- en taalfouten):

3. Symptomatisch ernstige aortaklepstenose bij bicuspide aortaklep en een matige linkerventrikelfunctie.

4. Ernstige mitralisklepinsufficientie.

6. Geen significant coronairlijden.

9. Pulmonale hypertensie type 2 (bij linkszijdig kleplijden).

3.3       Patiënte werd op 8 februari 2018 gezien door de longarts voor een preoperatieve pulmonale evaluatie.

De longarts noteerde in een brief aan de huisarts van dit consult (voor zover van belang):

“Algemeen:

De laatste 2 maanden 7 kilo afgevallen vanwege verminderde eetlust. Drinkt 2L vocht per dag en geeft aan vocht vast te houden. Geen koorts of verkoudheid meegemaakt. Voelt zich overdag niet vermoeid. Zit gedurende de dag voornamelijk in de stoel. Kan 20 meter lopen, alvorens de rolstoel benodigd te hebben. Voorheen kon zij 3 kilometers lopen met korte pauzes ertussen.

Cor: Platliggen lukt, soms dikke enkels. Geen hartkloppingen of pijn op de borst.

Dig: geen bijzonderheden.

[…]

Lichamelijk onderzoek: niet ziek, helder en adequaat. Geen oedeem rondom de enkels. Auscultatie: beiderzijds normaal ademgeruis, geen verlengd expirium, geen andere bijgeluiden.

Beeldvormende diagnostiek: X-thorax: vergroot cor. Geen infiltraat zichtbaar.

Laboratoriumonderzoek: geen verhoogde ontstekingswaarden.

Longfunctieonderzoek: Iets verlaagde VC, geen obstructie. VC 2 liter (74%). FEV1 1,4 liter (67%). FEV1/VC 72%.

[…]

Conclusie: geen bezwaar tegen hartklepoperatie.”

De longarts is hierna niet meer betrokken geweest bij de behandeling van klaagster.

3.4       Patiënte werd op 8 februari 2018 besproken in het hartteam in aanwezigheid van een cardioloog en een cardio-thoracaal chirurg. Als beleid werd geconcludeerd tot: aortaklepvervanging, mitralisklepplastiek en eventueel tricuspidalisklepplastiek. Hierbij werd de urgentiecode 3 aangehouden (wachttijd poliklinisch).

3.5       Op 19 februari 2018 werd patiënte gezien door een anesthesioloog voor een preoperatief consult. De conditie van patiënte was “zeer matig”. ASAT en ALAT bleken fors verhoogd met een pro-BNP > 5000 en er was een toename van dyspneu en moeheid.

De anesthesioloog nam direct contact op met de cardio-thoracaal chirurg die patiënte direct aansluitend zag. Besloten werd patiënte voor recompensatie ter voorbereiding op de operatie op te nemen op de Eerste Hart Long Hulp (EHLH). Na beoordeling op de EHLH werd patiënte overgeplaatst naar de verpleegafdeling cardiologie.

3.6       Op 24 februari 2018 verslechterde de toestand van patiënte en werd zij overgeplaatst naar de hartbewakingsafdeling. Daar verslechterde haar toestand verder en overleed zij nog dezelfde avond.
 

4. De klacht en de reactie van de longarts
 

4. Klager verwijt de longarts dat hij rondom het consult van 8 februari 2018 niet slagvaardig en daadkrachtig heeft gehandeld. De longarts had moeten aandringen op een operatie op korte termijn.
 

5. De longarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. De longarts heeft patiënte na de aanmelding op 29 januari 2018 tijdig gezien, namelijk op 8 februari 2018. Op grond van de gedane bevindingen concludeerde de longarts terecht dat er longgeneeskundig geen bezwaren waren tegen de voorgenomen operatie. Als longarts heeft hij geen zeggenschap over de urgentiebepaling van de operatie vanuit cardiologisch perspectief.

3. Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college

5.1 Het college hecht eraan op te merken dat de behandeling van patiënte een dramatische wending heeft genomen, nadat zij al gedurende vele jaren onder behandeling stond. Klager verzoekt in de op zitting van 2 juni 2023 behandelde samenhangende zaken het college om een oordeel over een aantal klachten jegens (een aantal van de) artsen, die in de periode van 8 tot en met 24 februari 2018 bij de behandeling van patiënte waren betrokken. Ondanks dat patiënte is gezien door verschillende artsen, heeft dat er niet toe geleid dat zij (tijdig) kon worden geopereerd en is zij uiteindelijk overleden. Het college begrijpt goed dat dit voor klager als echtgenoot van patiënte onverteerbaar is. Het college ontkomt er echter niet aan om de door klager ingediende klachten individueel per arts tegen wie de klachten zich richten te behandelen, waarbij per arts moet worden beoordeeld of die gebleven is binnen zijn professionele kunde en zich heeft gedragen overeenkomstig de norm die voor hem geldt. De vraag is dus of de longarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende longarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.

Hierbij geldt dus het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.


5.2       Het college is van oordeel dat de longarts zorgvuldig heeft gehandeld. Patiënte is na haar aanmelding op 29 januari 2018 binnen redelijke termijn door de longarts gezien. De door de longarts beschreven bevindingen leidden vervolgens tot de - zorgvuldige - conclusie dat er vanuit longgeneeskundig oogpunt geen belemmering was voor de voorgenomen operatie. De longarts kan niet worden verweten dat hij niet heeft aangedrongen op een spoedige operatie. Patiënte werd dezelfde dag in het hartteam besproken en het was aan de specialisten van de afdeling cardiologie om de urgentiebepaling van de operatie vanuit hun deskundigheid te beoordelen.

5.3       Uit het voorgaande volgt dat de klacht ongegrond is.

6. De beslissing

Het college verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door J. Sap, voorzitter, H.C.B. van der Meer, lid-jurist,
E.A. Dubois, W.J.P. van Boven en J.J.C.M. Rooijmans, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door M. Keukenmeester, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2023.

secretaris                                                                                           voorzitter


 

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

6. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

  • het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

2. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

3. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
 

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.