ECLI:NL:TGZRZWO:2023:128 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5031

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2023:128
Datum uitspraak: 23-06-2023
Datum publicatie: 29-06-2023
Zaaknummer(s): Z2022/5031
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: De klacht gaat over de vraag of beklaagde als huisarts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden door te laat te komen op een afspraak en de wijze waarop zij heeft gecommuniceerd met de familie. Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond omdat de feiten waar de klachtonderdelen op zijn gebaseerd niet konden worden vastgesteld.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ZWOLLE

Beslissing in raadkamer van 23 juni 2023 op de klacht van

A ,

wonende te B,

klager,

tegen

C ,

huisarts,

destijds werkzaam te D,

verweerder, hierna ook: de huisarts,

gemachtigde: mr. C.J. van den Ham, werkzaam te Utrecht.

1. De zaak in het kort


1.1
De klacht gaat over de vraag of verweerder als huisarts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden door te laat te komen op een afspraak en de wijze waarop zij heeft gecommuniceerd met de familie.
 

1.2
Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond omdat de feiten waar de klachtonderdelen op zijn gebaseerd niet konden worden vastgesteld. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard.

1.3
Hieronder vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna legt het college de beslissing uit.

2. De procedure

2.1

Het college heeft de volgende stukken ontvangen en gelezen:

  • het klaagschrift, ontvangen op 18 oktober 2022;
  • de brief met verzoek aanvulling klacht, verzonden aan klager op 11 november 2022;
  • het aanvullende klaagschrift, ontvangen op 22 november 2022;
  • het verweerschrift met de bijlagen, ontvangen op 19 januari 2023;
  • het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek d.d. 31 maart 2023.

2.2
Vervolgens is besloten dat het niet nodig was om de zaak op een zitting te behandelen. De zaak werd naar een college in raadkamer verwezen. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren. 

3. De feiten

De echtgenote van klager (hierna: patiënte) leed aan uitbehandeld en gemetastaseerd galblaascarcinoom en is op 14 juni 2022 opgenomen in het hospice E in D. De huisarts is hierop benaderd met de vraag of zij de zorg kon overnemen voor patiënte omdat het hospice buiten het verzorgingsgebied van de eigen huisarts viel.

Op 16, 17 en 20 juni 2022 is er tussen de wijkverpleging van patiënte, het hospice en (de praktijk van) de huisarts contact geweest over de medische situatie en de medicatie van patiënte.

Op 21 juni 2022 heeft de huisarts een visite afgelegd bij patiënte in aanwezigheid van de betrokken thuiszorg.

Op 23, 24, 28 en 30 juni en 4, 7 en 8 juli 2022 is er contact geweest met (de praktijk van) de huisarts in verband met de medicatie voor patiënte. Op 11 juli 2022 is de huisarts op bezoek geweest bij patiënte. Hierbij waren klager en de wijkverpleging aanwezig.

Op 15 juli 2022 heeft de huisarts een bezoek gebracht aan patiënte. Klager en een familielid waren bij dit bezoek aanwezig. De situatie van patiënte verslechterde en in overleg met de apotheker is besloten te starten met palliatieve sedatie. Patiënte is op

21 juli 2022 in het hospice overleden.

4.  De klacht en de reactie van de huisarts

4.1

Klager verwijt de huisarts:

  • dat zij te laat is verschenen op het consult van 21 juni 2022;
  • de wijze van bejegening en communicatie tijdens het gesprek met de familieleden op 15 juli 2022.

4.2

De huisarts heeft de klacht bestreden. Het verweer wordt voor zover nodig hierna verder besproken.

5.   De overwegingen van het college

5.1 De criteria voor de beoordeling
De vraag is of de huisarts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en de stand van de wetenschap ten tijde van het handelen.

5.2

Het college komt tot de conclusie dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het college licht dat als volgt toe.

5.3

Klager heeft gesteld dat er op 21 juni 2022 een afspraak met de huisarts was gepland om 10.30 uur. De afspraak was geregeld door de thuiszorg. Toen de huisarts op dat tijdstip niet aanwezig was heeft de thuiszorg met (de praktijk van) de huisarts contact opgenomen en er werd aangegeven dat de huisarts rond 13:00-13:30 uur aanwezig zou zijn. Tijdens het mondeling vooronderzoek heeft de huisarts aangegeven dat ze altijd visites doet tussen 12.00 uur en 14.00 uur en dat een afspraak om 10.30 uur niet mogelijk was. Klager had ’s middags een afspraak en kon daarom niet bij het gesprek aanwezig zijn.

Wat er precies is afgesproken tussen de thuiszorg en partijen is niet meer te achterhalen. Omdat de afspraak door de thuiszorg is gemaakt, is het goed mogelijk dat er sprake is van een miscommunicatie die niet aan de huisarts te wijten is. Ook in het dossier ziet het college geen aanknopingspunten die de stellingen van klager onderschrijven. Het college kan daarom niet vaststellen dat de huisarts anders heeft gehandeld dan van een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts verwacht mag worden. Dit klachtonderdeel is dan ook kennelijk ongegrond.

5.4

Hoewel het duidelijk is dat het consult van 15 juli 2022 veel met klager heeft gedaan, stelt het college vast dat de lezingen van klager en de huisarts over de gebeurtenissen tijdens het consult uiteenlopen. Omdat niet kan worden vastgesteld hoe het consult precies is verlopen, kan het college ook niet vaststellen dat de huisarts klachtwaardig heeft gehandeld. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van de huisarts. Wel is het voor het vormen van een oordeel over de vraag of een bepaalde gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, van belang dat eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. Deze feiten kan het college dus, ook als aan het woord van klager en het woord van de huisarts evenveel geloof wordt gehecht, hier niet vaststellen. Dit betekent dat de klacht in beide klachtonderdelen kennelijk ongegrond is.

5.5 Conclusie
De conclusie is dat de klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond is.

6. De beslissing
 

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.
 

Aldus gegeven door P.E.M. Messer-Dinnissen, voorzitter, T.F. Veneman en B.R. Schudel, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van H.D. de Groot, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
 

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
 

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.