ECLI:NL:TGZRZWO:2023:125 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5448 en 5449

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2023:125
Datum uitspraak: 16-06-2023
Datum publicatie: 22-06-2023
Zaaknummer(s): Z2023/5448 en 5449
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing in een klacht tegen een GZ-psycholoog en psychotherapeut. Verweerster is de behandelaar van de ex-vrouw van klager. Hij klaagt omdat verweerster hem geen gespreksverslag wilde geven uit het dossier van zijn ex-vrouw. Ook zou verweerster in een mailbericht naar klager haar beroepsgeheim hebben geschonden omdat zij mededelingen over zijn ex-vrouw deed. Allereerst overweegt de voorzitter dat er geen sprake is van een behandelrelatie tussen verweerster en klager. Nu klager geen ‘eigen’ behandeldossier heeft kan hij ook geen stukken opvragen. Wat de mailwisseling betreft, geldt het volgende. Er zijn geen aanwijzingen dat verweerster zich in de mailwisseling met klager nadrukkelijk heeft gepresenteerd als GZ-psycholoog dan wel psychotherapeut en de voorzitter ziet geen aanleiding om aan te nemen dat zij dit in de hoedanigheid van GZ-psycholoog of psychotherapeut heeft gedaan. Ook heeft ze geen specifieke mededelingen over klagers ex-vrouw gedaan. Het gaat om algemene gezichtspunten die iedereen zou kunnen hebben gegeven. Mocht zij al haar beroepsgeheim hebben geschonden, dan is het niet aan klager maar aan zijn ex vrouw om hierover te klagen. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ZWOLLE

Voorzittersbeslissing

Beslissing van 16 juni 2023 naar aanleiding van de op 7 maart 2023 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

- tegen -

C, GZ-psycholoog en psychotherapeut,
werkzaam te B,

v e r w e e r s t e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

  • het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 7 maart 2023;
  • het verweerschrift.

Verweerster is aangeklaagd in zowel haar hoedanigheid van GZ-psycholoog als psychotherapeut. Om deze reden zijn er twee zaaknummers aan de klacht verbonden.

2.  DE OVERWEGINGEN

2.1     De voorzitter moet beoordelen of klager in zijn klacht kan worden ontvangen. De voorzitter is van oordeel dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is. Voor die beslissing is het volgende van belang.

2.2     Klager klaagt over het handelen van verweerster. Zij is de therapeut van zijn ex-vrouw. Op 16 juni 2022 is er op verzoek van klager een gesprek geweest tussen verweerster, klager en zijn ex-vrouw. Enige tijd na dit gesprek, in december 2022, heeft klager bij verweerster verzocht om een kopie van het medisch dossier, met name om het gespreksverslag van 16 juni 2022. Verweerster heeft geweigerd dit te verstrekken, nu het gevraagde dossier van zijn ex-vrouw is en niet van hem. Hierop volgde een

mailwisseling tussen klager en verweerster, waarin verweerster naar de mening van klager ongevraagd advies heeft gegeven en hem onheus heeft bejegend. Daarnaast stelt klager dat verweerster ten onrechte heeft geweigerd hem het gespreksverslag te verstrekken. Tot slot stelt klager dat verweerster haar beroepsgeheim heeft geschonden, door zich jegens hem uit te laten over de aan- dan wel afwezigheid van diagnoses bij zijn ex-vrouw.

2.3     Ten aanzien van klagers stelling dat verweerster haar beroepsgeheim zou hebben geschonden, overweegt de voorzitter dat klager hierin niet klachtgerechtigd is. Als verweerster al haar beroepsgeheim zou hebben geschonden – wat zij nadrukkelijk betwist, nu zij stelt dat haar cliënte voor het bespreken van afwezigheid van diagnoses en incest haar toestemming heeft gegeven – is het enkel de ex-vrouw van klager die hierover zou kunnen klagen als cliënte van verweerster, en niet klager zelf.

De eerste tuchtnorm

2.4     Dan moet worden beoordeeld of er sprake is van een behandelrelatie onder de eerste tuchtnorm. De eerste tuchtnorm staat omschreven in artikel 47 lid 1 sub a van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). Verweerster stelt dat er geen behandelrelatie met klager is en daarom is er ook geen medisch dossier van hem. Wel is er een dossier van zijn ex-vrouw, dat niet met klager gedeeld mag worden. Het gesprek dat op 16 juni 2022 heeft plaatsgevonden was in het kader van de behandeling van de ex-vrouw van klager, de cliënte van verweerster. Op verzoek van klager heeft verweerster in de e-mail van 16 december 2022 een samenvatting gegeven van dit gesprek, die klager kennelijk onvoldoende acht.

2.5     De voorzitter stelt vast dat er tussen klager en verweerster geen behandelovereenkomst of een arts-patiëntrelatie is geweest. De eerste tuchtnorm is daarom niet van toepassing op deze klacht.

Nu er geen sprake was van een behandelrelatie waren er dus geen dossierstukken zoals een verwijsbrief of behandelplan van klager om te verstrekken. Daarnaast lag het niet op de weg van verweerster om (delen van) het medisch dossier van klagers ex-vrouw aan klager te verstrekken. 

De tweede tuchtnorm

2.6     De voorzitter toetst vervolgens of de handelingen van verweerster wel onder de tweede tuchtnorm (artikel 47 lid 1 sub b van de Wet BIG) kunnen vallen. Daarbij gaat het om handelen of nalaten buiten een behandelrelatie in strijd met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt. De zorgverlener moet dan wel hebben gehandeld in de hoedanigheid waarvoor hij of zij BIG-geregistreerd is. Ook moet de betreffende gedraging in strijd zijn met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg. Gebleken is dat verweerster gereageerd heeft op diverse e-mails die klager haar gestuurd heeft. Zo schrijft zij in haar e-mail van 16 december 2022 onder meer het volgende:

“In je vorige mail schreef je dat je je relatie met je kinderen zo belangrijk vindt. Voor kinderen is het belangrijk dat ouders een lijn trekken, ook al zijn ze gescheiden. Er is niets zo beschadigend voor een kind dan een vader die de moeder de voogdij wil afnemen. Dat is een vechtscheiding over de ruggen van de kinderen, waarbij de kinderen als wapen worden ingezet. En waarbij de kinderen de dupe worden. Ik schrik hier erg van. Stop daarmee, in het belang van je kinderen. Stop met het devalueren van D.”

De voorzitter stelt vast dat uit de inhoud van de e-mailwisseling kan worden afgeleid dat verweerster reageert op eerdere stellingen van klager, en hem dringend adviseert te stoppen met zijn gedrag. Verweerster geeft zelf in het verweerschrift aan dat zij dit heeft geschreven uit bezorgdheid over de kinderen om te demonstreren waar het aanvechten van het voogdijschap toe zou kunnen leiden. Er zijn geen aanwijzingen dat verweerster zich daarbij nadrukkelijk heeft gepresenteerd als GZ-psycholoog dan wel psychotherapeut en de voorzitter ziet dan ook geen aanleiding om aan te nemen dat zij dit in de hoedanigheid van GZ-psycholoog of psychotherapeut heeft gedaan. Het gaat om algemene gezichtspunten die iedereen zou kunnen hebben gegeven. Evenmin ziet de voorzitter aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerster klager onheus bejegend zou hebben.

2.7     Dit betekent dat de klacht niet inhoudelijk kan worden behandeld.

3.    DE BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus gedaan op 16 juni 2023 door P.A.H. Lemaire, voorzitter, in tegenwoordigheid van

M.H. van Ham-Kolk, secretaris.    

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris                                                                                                                   

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op de klachtonderdelen waarop die beslissing betrekking heeft.

b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.