ECLI:NL:TGZRSHE:2023:26 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5495

ECLI: ECLI:NL:TGZRSHE:2023:26
Datum uitspraak: 21-12-2023
Datum publicatie: 21-12-2023
Zaaknummer(s): H2023/5495
Onderwerp: Grensoverschrijdend gedrag
Beslissingen: Gegrond, gedeeltelijke ontzegging
Inhoudsindicatie: Klacht tegen verpleegkundige in verband met grensoverschrijdend seksueel gedrag in de privésfeer waarvoor hij strafrechtelijk veroordeeld is. Strijd met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt. Strijd met zorgplicht als zorgprofessional. Gedeeltelijke ontzegging uitoefening bevoegdheden. Geen zorgverlening meer aan minderjarigen.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE ’S-HERTOGENBOSCH

Beslissing van 21 december 2023 op de klacht van:

Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd,

gevestigd in Utrecht,

klaagster, hierna ook: de inspectie,

in de persoon van S.G. Jägers, senior inspecteur,

bijgestaan door mr. I. de Groot, advocaat/senior juridisch adviseur,

tegen

[A],

verpleegkundige,

destijds werkzaam in [B],

verweerder, hierna ook: de verpleegkundige.

1. Waar gaat de zaak over?

1.1 De verpleegkundige was werkzaam in een ziekenhuis. In 2022 werd hij door de strafrechter veroordeeld vanwege seksueel grensoverschrijdend gedrag met een minderjarige in de privésfeer. Direkt na kennisneming van deze uitspraak heeft het ziekenhuis de verpleegkundige op non-actief gesteld en een melding bij de inspectie gedaan. De inspectie heeft de melding onderzocht en daarvan een rapport uitgebracht. Hierin concludeert de inspectie dat de verpleegkundige de professionele normen heeft overschreden. Volgens de inspectie is er ten aanzien van de verpleegkundige sprake van een situatie die voor de veiligheid van cliënten of de zorg een ernstige bedreiging kan betekenen. De inspectie verzoekt het college de klacht gegrond te verklaren en de verpleegkundige een maatregel op te leggen die past bij de ernst van het normoverschrijdend gedrag.
 

1.2 De verpleegkundige heeft de door de inspectie gestelde feiten erkend.
 

1.3 Het college verklaart de klacht gegrond en legt de verpleegkundige een maatregel op waardoor hij beroepsmatig niet meer met minderjarigen mag werken. Hierna licht het college dat toe.

2. De procedure

2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 24 maart 2023;
  • het verweerschrift;
  • de e-mail van de verpleegkundige van 17 juli 2023 waarin hij aangeeft niet op de zitting te willen verschijnen.
     

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
 

2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 26 oktober 2023. Namens de inspectie waren S.G. Jägers en I. de Groot aanwezig. Zij hebben de klacht toegelicht aan de hand van een pleitnotitie, die aan het procesdossier is toegevoegd. De verpleegkundige was met bericht afwezig.
 

3. Wat is er gebeurd? 

3.1 De verpleegkundige werkte sinds 2008 op de afdeling Intensive Care (IC) van een

ziekenhuis. Op 11 april 2022 werd de verpleegkundige door de rechtbank strafrechtelijk veroordeeld vanwege het plegen van seksuele handelingen met zijn minderjarig kind. De rechtbank achtte bewezen dat de verpleegkundige “met zijn, verdachtes, kind (…) die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer].” De rechtbank veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De verpleegkundige had, op advies van zijn advocaat, het ziekenhuis niet geïnformeerd over de tegen hem bestaande verdenking, noch over de strafzaak. Toen het ziekenhuis op 14 april 2022 via de media van deze uitspraak kennis nam, stelde zij de verpleegkundige meteen op non-actief. Gezien de aard van het vergrijp en het gebrek aan openheid vond het ziekenhuis de positie van de verpleegkundige onhoudbaar. Op 1 juni 2022 werd de arbeidsovereenkomst tussen het ziekenhuis en de verpleegkundige beëindigd.


3.2       Het ziekenhuis meldde het ontslag van de verpleegkundige en de reden daarvan bij de inspectie. De inspectie is daarop een onderzoek gestart en bracht in februari 2023 het eindrapport uit. Hierin concludeert de inspectie dat er ten aanzien van de verpleegkundige sprake is van een situatie die voor de veiligheid van cliënten of de zorg een ernstige bedreiging kan betekenen. Gelet op de aard en de ernst van het handelen concludeert de inspectie dat de verpleegkundige het vertrouwen in hem als verpleegkundige en in de beroepsgroep ernstig heeft geschaad.

3.3       Direkt na de gebeurtenis met de minderjarige was de verpleegkundige door zijn huisarts voor behandeling verwezen naar een Centrum voor Forensisch Psychiatrische Zorg (CFPZ). In een brief van het CFPZ aan de huisarts van 12 januari 2022 staat onder meer:

“Op basis van de intake zijn er geen aanwijzingen voor een pedofiele stoornis of hyperseksualiteit. Het recidiverisico wordt, mede op basis van een risicotaxatieinstrument, ingeschat als laag.”

Naar aanleiding van vragen van de inspectie heeft het CFPZ op 30 september 2022 bevestigd dat in de tussenliggende tijd niets veranderd was ten aanzien van het ingeschatte recidiverisico. Ook de vaststelling dat er geen aanwijzingen waren voor een pedofiele stoornis of hyperseksualiteit, was onveranderd gebleven.

4. De klacht en de reactie van de verpleegkundige

4.1 De inspectie verwijt de verpleegkundige dat hij heeft gehandeld in strijd met hetgeen een behoorlijk verpleegkundige betaamt. De inspectie stelt dat het feit dat hij seksuele handelingen met zijn minderjarig kind heeft verricht dusdanig grensoverschrijdend is, dat die ernstig in strijd is met de professionaliteit die van ieder redelijk handelend verpleegkundige verwacht mag worden. Hoewel de gedragingen in de privésfeer plaatsvonden, zijn hierdoor de grenzen van hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt ruimschoots overschreden. De verpleegkundige heeft het vertrouwen geschonden dat patiënten en de samenleving in hem als verpleegkundige en in de beroepsgroep mogen hebben.
 

4.2       De verpleegkundige erkent dat de in het klaagschrift genoemde feiten juist zijn.

4.3       De verpleegkundige heeft op advies van zijn advocaat, het ziekenhuis niet over de

gebeurtenissen geïnformeerd omdat hij zich schaamde en omdat hij zijn baan niet wilde verliezen. Ook heeft hij tijdens de strafzaak bij de rechtbank, eveneens op advies van zijn advocaat, de gebeurtenissen ontkend. De verpleegkundige kreeg daar later spijt van en is in hoger beroep gegaan. Naar hij zelf aangaf niet om zijn onschuld te bewijzen, maar om zijn volledige verantwoordelijkheid te nemen en verantwoording af te leggen. Het gerechtshof achtte het zedendelict eveneens bewezen en veroordeelde de verpleegkundige tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van drie jaren. Ook kreeg hij een taakstraf opgelegd.

4.4       De verpleegkundige benadrukt de volledige verantwoordelijkheid voor het gebeurde te nemen. Hij verzoekt het college om hem zijn BIG-registratie te laten behouden, omdat het voor hem heel belangrijk is een baan te vinden waarvoor hij geschoold is. Hij zoekt een baan waarin hij geen direct patiëntencontact met kwetsbare mensen heeft.
 

4.5       Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college

Welk criterium geldt bij de beoordeling?

5.1 In deze zaak gaat het niet om het tekortschieten van de verpleegkundige in zijn beroepsmatig handelen ten opzichte van een patiënt maar om gedragingen die in de privésfeer hebben plaatsgevonden. Ook deze handelingen kunnen door het college tuchtrechtelijk worden getoetst als deze een gevaar voor patiënten kunnen opleveren of het vertrouwen in de beroepsuitoefening ernstig kunnen schaden. De vraag die het college daarom moet beantwoorden, is of die gedragingen in strijd zijn met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt.
 

De beoordeling

5.2 De verpleegkundige heeft erkend dat hij het zedenmisdrijf heeft gepleegd en hij is daarvoor strafrechtelijk veroordeeld. Tussen partijen bestaat geen verschil van mening over de omstandigheden waaronder dit misdrijf heeft plaatsgevonden.
 

5.3       Vaststaat dat de verpleegkundige is veroordeeld voor het plegen van seksuele handelingen met zijn minderjarig kind. Het college is van oordeel dat, hoewel het handelen in de privésfeer heeft plaatsgevonden, de verpleegkundige daarmee ook in strijd heeft gehandeld met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt. Het handelen is op geen enkele manier verenigbaar met de zorgplicht die hij als zorgprofessional heeft. Door niet als een goed hulpverlener te handelen, heeft hij het vertrouwen van de samenleving in de beroepsgroep in het algemeen geschaad. De samenleving en patiënten moeten erop kunnen vertrouwen dat verpleegkundigen geen zedendelicten met minderjarigen plegen. Het begaan van een zedenmisdrijf met een minderjarige raakt het beroep van verpleegkundige immers in de kern. Aan de verpleegkundige is in zijn huidige baan ook de zorg voor minderjarigen toevertrouwd en hij heeft daarmee de gezondheid en het welzijn van de minderjarige voor ogen te houden.  

Slotsom

5.4       Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht gegrond is.

Maatregel

5.5       Volgens vaste jurisprudentie van de tuchtcolleges is in zaken waarin seksueel grensoverschrijdend gedrag vaststaat, de maatregel van een (on)voorwaardelijke schorsing het uitgangspunt.Voor het antwoord op de vraag welke maatregel in dit geval als passend moet worden beschouwd, weegt het college de volgende omstandigheden mee.

5.6       In het onderhavige geval betreft het grensoverschrijdend gedag een eenmalige gebeurtenis in de privésfeer. Het college acht het van groot belang dat de verpleegkundige spijt heeft van zijn daad en inziet dat dit niet had mogen gebeuren. Hij heeft geen verklaring voor wat er is gebeurd en begrijpt niet wat hem bezielde. De verpleegkundige heeft zich daarom direkt na het gebeurde op eigen verzoek onder behandeling gesteld van een psycholoog om nader inzicht te krijgen hoe hij tot zijn daad heeft kunnen komen. Deze behandelend psycholoog heeft zowel na het intakegesprek als tijdens de behandelperiode aangegeven dat het recidiverisico laag is en dat er geen aanwijzingen zijn voor een pedofiele stoornis of hyperseksualiteit.

5.7       Dat de verpleegkundige geen openheid heeft gegeven en bij het ziekenhuis waar hij destijds werkte niet heeft gemeld dat hij strafrechtelijk werd vervolgd, is op advies van zijn advocaat gebeurd en zal de verpleegkundige daarom niet worden aangerekend. Bovendien heeft hij in hoger beroep wel volledige openheid aan het gerechtshof gegeven.

5.8       Het college weegt ook mee dat de verpleegkundige zich tijdens het onderzoek van de inspectie coöperatief en transparant opstelde en zijn toezeggingen nakwam. Hoewel de verpleegkundige niet naar de zitting is gekomen om zich daar alsnog te verantwoorden, heeft het college uit de overgelegde stukken voldoende kunnen opmaken dat de verpleegkundige zich enorm schaamt voor hetgeen is gebeurd en heeft het college kunnen opmaken dat hij wel verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen.

5.9       De verpleegkundige is zijn baan verloren. Hoewel hij tot aan zijn ontslag altijd naar tevredenheid bij zijn werkgever heeft gefunctioneerd, begrijpt hij dat het ziekenhuis hem ontslagen heeft. De verpleegkundige is inmiddels als praktijkverpleegkundige werkzaam, maar zoekt een baan zonder direct patiëntencontact.

5.10     Al met al is het college van oordeel dat het opleggen van een gedeeltelijke ontzegging van de bevoegdheid, in die zin dat de verpleegkundige geen individuele gezondheidszorg mag verlenen aan minderjarigen, passend en geboden is.
 

5.11     Aangezien de verpleegkundige momenteel op zoek is naar een nieuwe baan, bepaalt het college dat deze maatregel op grond van artikel 48 lid 8 van de Wet BIG onmiddellijk van kracht wordt.
 

6. De beslissing

Het college:

  • verklaart de klacht gegrond;
  • legt verweerder de maatregel op van ontzegging van de bevoegdheid om het in het register ingeschreven staande beroep van verpleegkundige uit te oefenen ten aanzien van minderjarigen;
  • bepaalt dat deze beslissing onmiddellijk van kracht wordt.

Deze beslissing is gegeven door K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk, voorzitter, A.P.A. Bisscheroux, lid-jurist, M. IJzerman, A. Petiet en B.F.A. Goosselink, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door C.W.M. Hillenaar, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2023.