ECLI:NL:TGZREIN:2023:21 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/4300

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2023:21
Datum uitspraak: 16-05-2023
Datum publicatie: 22-05-2023
Zaaknummer(s): H2022/4300
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een bedrijfsarts. Klager kan zich op een groot aantal punten niet vinden in de wijze waarop de bedrijfsarts het verzuimspreekuur met hem heeft aangepakt en het verdere begeleidingstraject heeft vormgegeven. Zo verwijt hij de bedrijfsarts onder andere dat hij vooroverleg heeft gevoerd met de werkgever en dat hij werd aangesproken als “boze witte man” tijdens het verzuimspreekuur. De bedrijfsarts stelt dat het gebruikelijk en juist is dat hij, voorafgaand aan een verzuimspreekuur, van de werkgever informatie krijgt over de aard en de achtergrond van de ziekmelding. Naar het oordeel van het college is deze gang van zaken inderdaad niet ongebruikelijk en, anders dan klager stelt, niet in strijd met de wet of met de vertrouwelijkheid. Wat betreft het aanspreken van klager als “boze witte man” erkent de bedrijfsarts deze bewoordingen. Hij heeft hiermee het ijs willen breken, maar vindt de aanpak achteraf ondoordacht en onprofessioneel en heeft al tijdens het gesprek gemerkt dat zijn woorden verkeerd vielen. Het college is het met klager (en de bedrijfsarts) eens dat deze bewoordingen ongepast zijn, zeker nu de bedrijfsarts kennelijk is afgegaan op de informatie van de werkgever en juist van hem had mogen worden verwacht dat hij het gesprek open zou ingaan. Dit te meer omdat, zoals ter zitting is verklaard, hij wist dat het gesprek gezien de voorgeschiedenis een zekere lading had en klager verontwaardigd was over de gang van zaken. Het college verklaart dit klachtonderdeel daarom gegrond. De overige klachtonderdelen zijn ongegrond. Waarschuwing.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE ’S-HERTOGENBOSCH

Beslissing van 16 mei 2023 op de klacht van:

A,

wonende in B,

klager,

tegen

C,

bedrijfsarts,

werkzaam in D,

verweerder, hierna ook: de bedrijfsarts,

gemachtigde: mr. P. Willems, werkzaam in Loenen.

1. Waar gaat de zaak over?

1.1. Klager kan zich op een groot aantal punten niet vinden in de wijze waarop de bedrijfsarts het verzuimspreekuur met hem heeft aangepakt en het verdere begeleidingstraject heeft vormgegeven. Zo vindt hij het onjuist dat een door hem gepland preventief consult is omgezet in een verzuimspreekuur, dat er vooroverleg is geweest met de werkgever, dat hij werd aangesproken als “boze witte man” en dat hij arbeidsgeschikt is verklaard.
 

1.2. Het college komt tot het oordeel dat de klacht gedeeltelijk gegrond is. Als maatregel wordt een waarschuwing opgelegd. Hierna licht het college dat toe.
 

2. De procedure

2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 24 mei 2022;
  • het verweerschrift met de bijlagen;
  • aanvullende brief van klager met bijlagen, ontvangen op 17 maart 2023.

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
 

2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 4 april 2023. Beide partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht.

3. Wat is er gebeurd?

3.1 Klager heeft een aanstelling met WSW(Wet sociale werkvoorziening)-indicatie bij het WSW-bedrijf Y (verder: Y) en is als consulent arbeidsparticipatie gedetacheerd bij WSW-bedrijf Z. De bedrijfsarts is verbonden aan de arbodienst waarmee WSW-bedrijf Y een contract heeft.
 

3.2 Klager laat een preventief consult inplannen op 24 juni 2021. De week daarvoor meldt hij zich echter ziek. Het preventief consult wordt vervolgens omgezet in een verzuimspreekuur.
 

3.3 Voorafgaand aan het gesprek overlegt de bedrijfsarts met de bedrijfsverpleegkundige c.q. verzuimcoördinator (hierna: de verzuimcoördinator) en de HR-adviseur van Y. In het dossier bevinden zich verder twee notities van 16 juni 2021 van de verzuimcoördinator en twee – door de verzuimcoördinator aan het dossier toegevoegde - notities van 10 en 16 juni 2021 van de accountmanager detachering van Y.

3.4 In een van de notities van de verzuimcoördinator staat: “(…) Wn. staat bekend als slimme maar ook ‘lastige’ man die inmiddels met veel mensen niet meer wil praten (…). Zoekt vaak de (machts-)strijd op (…).” In de andere notitie staat: (…) “Ldg is bang dat wn. verzuim wil rekken/gebruiken tot hij met pensioen gaat. (…)” In de notitie van de accountmanager van 16 juni 2021 staat over het geplande gesprek met de bedrijfsarts: “(…) Ik probeer er snel bij te zijn om te voorkomen dat [klager] tot aan zijn pensioen in verzuim gaat (…).” In diens notitie van 20 juni 2021 wordt een vergelijkbare opmerking gemaakt.

3.5 Aan het begin van het verzuimspreekuur zegt de bedrijfsarts tegen klager: “Daar zit een boze witte man, hij wil eerder met pensioen en hij heeft het niet meer naar zijn zin op zijn werkplek.”

3.6 De bedrijfsarts stelt in het gesprek vast dat de klachten door het werk zijn ontstaan. De bedrijfsarts ziet echter ook mentale overbelasting. Zijn advies is voorlopig halve dagen te werken, contact op te nemen met de huisarts en een afspraak te maken met de leidinggevende om tot een oplossing te komen voor de situatie bij de inlener.

3.7 Op 22 juli 2021 heeft de bedrijfsarts een tweede gesprek met klager en stelt hij een probleemanalyse op. Daarin staat dat het verzuim werkgerelateerd is en wordt “passend ander werk voor halve dagen met beperkte statische belasting door beeldschermwerk” als mogelijkheid om te werken aanbevolen. Klager was intussen voor halve dagen gaan werken, maar daar ook weer mee gestopt.

3.8 Op 19 augustus 2021 vindt een gesprek plaats tussen klager, diens leidinggevende en de bedrijfsarts. Afgesproken wordt dat klager niet terugkeert naar zijn oude werkplek, dat naar een passende oplossing wordt gezocht, en - in de verwachting dat dit lukt – dat klager hersteld wordt gemeld.

3.9. Eind november gaat klager over naar een andere bedrijfsarts en komt een einde aan de begeleiding van verweerder.

4. De klacht en de reactie van de bedrijfsarts

4.1 Klager verwijt de bedrijfsarts (zo begrijpt het college uit de uitvoerig omschreven klacht) dat hij

a) in het eerste consult (van 24 juni 2021) fouten heeft gemaakt;

b) ook in zijn verdere begeleiding steken heeft laten vallen.

4.2 De bedrijfsarts heeft verweer gevoerd. Hij erkent dat door zijn woordkeuze het eerste consult niet goed is verlopen, maar vindt dat hij voor het overige juist heeft gehandeld.

5. De overwegingen van het college

Welke criteria gelden bij de beoordeling?

5.1 De vraag is of de bedrijfsarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende bedrijfsarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.

Klachtonderdeel a) fouten in het eerste consult

5.2 Klager heeft verschillende bezwaren over het eerste consult bij de bedrijfsarts op 24 juni 2021 naar voren gebracht, die het college hierna zal langslopen.
 

Omzetting preventief consult in verzuimspreekuur

5.3 Klager maakt bezwaar tegen het feit dat zijn afspraak op 24 juni 2021 voor een preventief consult is omgezet in een verzuimspreekuur. Hij vindt dat de bedrijfsarts de vertrouwelijkheid heeft geschonden omdat de werkgever hiermee van zijn verzoek om een consult op de hoogte is geraakt. Klager heeft echter de afspraak voor het preventief consult gemaakt via een medewerker van personeelszaken, in wie hij vertrouwen stelde. Klager heeft het preventief consult niet, zoals binnen het bedrijf is voorgeschreven, via de verzuimcoördinator gemaakt. Hij heeft daarmee dus zelf bewerkstelligd dat de werkgever van het preventief consult op de hoogte was. De bedrijfsarts treft dan geen verwijt (van schending van de vertrouwelijkheid). Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.

5.4 Wat betreft de stelling van klager dat de bedrijfsarts hem bij aanvang van het spreekuur niet (actief) heeft geïnformeerd over de omzetting (van het preventief consult naar een verzuimspreekuur vanwege de ziekmelding) stelt het college vast dat partijen hierover van mening verschillen. De bedrijfsarts heeft (desgevraagd) verklaard dat hij dit aan het begin van het gesprek heeft uitgelegd aan klager, klager betwist dat. Echter, naar het oordeel van het college kan dit punt in het midden blijven, nu klager tijdens de zitting heeft verklaard dat hij bij aanvang al van de omzetting wist. Dat ligt overigens ook voor de hand omdat hij een oproep had gehad voor het verzuimspreekuur. Ook dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.

Onvoldoende voorbereiding

5.5 Vervolgens verwijt klager de bedrijfsarts dat hij het spreekuur niet voorbereid heeft. Hij leidt dit af uit het feit dat de bedrijfsarts in het begin van het gesprek opmerkte dat medewerkers normaal gesproken pas na zes weken verzuim bij de bedrijfsarts komen. Naar het oordeel van het college kan uit deze enkele opmerking niet worden afgeleid dat de bedrijfsarts zich niet of onvoldoende zou hebben voorbereid. Bovendien heeft de bedrijfsarts zich in elk geval voorbereid door voorafgaand aan het verzuimspreekuur te overleggen met een medewerker van personeelszaken en de verzuimcoördinator. Dat klager tegen een dergelijk overleg bezwaar heeft (zie het volgende klachtonderdeel), doet hier niet aan af. Klager heeft ook nog aangevoerd dat er geen schriftelijke vraagstelling voorhanden was. Het college stelt vast dat een duidelijke vraagstelling inderdaad niet voorhanden was. Echter, naar het oordeel van het college kan een schriftelijke vraagstelling bij het verzuimspreekuur behulpzaam zijn, maar is dit niet per se noodzakelijk. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.

Informatie werkgever

5.6 Volgens klager had de bedrijfsarts niet mogen beschikken over de voorinformatie die de werkgever heeft gegeven, hij had daartoe ook geen gesprek mogen aangaan met de medewerker van personeelszaken. De bedrijfsarts stelt daarentegen dat het gebruikelijk en juist is dat hij, voorafgaand aan een verzuimspreekuur, van de werkgever informatie krijgt over de aard en de achtergrond van de ziekmelding. Naar het oordeel van het college is deze gang van zaken inderdaad niet ongebruikelijk en, anders dan klager stelt, niet in strijd met de wet of met de vertrouwelijkheid. Van het overleg is geen verslag gemaakt, zodat het ook niet mogelijk was klager daarvan een afschrift te verstrekken, waar klager naar eigen zeggen om heeft verzocht. Met betrekking tot de notities van de verzuimcoördinator en de accountmanager die in het dossier zaten, heeft de bedrijfsarts toegegeven dat deze als tendentieus kunnen worden gezien. De bedrijfsarts is weliswaar verantwoordelijk voor het handelen van de verzuimcoördinator en het dossier, maar van hem kan niet worden verwacht dat hij aantekeningen van de verzuimcoördinator (die deze op eigen initiatief aan het dossier heeft toegevoegd) waar hij vraagtekens bij heeft, uit zichzelf en actief uit het dossier verwijdert. Van een verplichting is in ieder geval geen sprake. Klager heeft ook niet om verwijdering verzocht. Derhalve ziet het college hier geen ruimte voor een tuchtrechtelijk verwijt en is het klachtonderdeel ongegrond.

‘Boze witte man’

5.7 Klager verwijt de bedrijfsarts dat deze het verzuimspreekuur heeft geopend met de zin: “Daar zit een boze witte man, hij wil eerder met pensioen en hij heeft het niet meer naar zijn zin op zijn werkplek.” De bedrijfsarts erkent deze bewoordingen, hij heeft hiermee het ijs willen breken, maar vindt de aanpak achteraf ondoordacht en onprofessioneel en heeft al tijdens het gesprek gemerkt dat zijn woorden verkeerd vielen. Het college is het met klager (en de bedrijfsarts) eens dat deze bewoordingen ongepast zijn, zeker nu de bedrijfsarts kennelijk is afgegaan op de informatie van de werkgever en juist van hem had mogen worden verwacht dat hij het gesprek open zou ingaan. Dit te meer omdat, zoals ter zitting is verklaard, hij wist dat het gesprek gezien de voorgeschiedenis een zekere lading had en klager verontwaardigd was over de gang van zaken. Het college verklaart dit klachtonderdeel daarom gegrond.

Doorverwijzing naar psychiater

5.8 Klager verwijt de bedrijfsarts verder dat hij hem via de huisarts naar de psychiater wilde doorverwijzen. Volgens de bedrijfsarts heeft hij klager inderdaad geadviseerd contact op te nemen met de huisarts, met de gedachte dat klager mogelijk baat zou hebben van begeleiding door een praktijkondersteuner. Hij heeft mogelijk hieraan toegevoegd dat die soms zijn opgeleid als psycholoog. Hij is er zeker van dat hij niet heeft gesproken over een verwijzing naar een psychiater.

5.9 Het college kan (achteraf) niet kan vaststellen of de bedrijfsarts inderdaad alleen heeft gesproken over een praktijkondersteuner (al dan niet in combinatie met een psycholoog), dan wel, (zoals klager stelt) over behandeling door een psychiater, dan wel dat sprake is geweest van een spraakverwarring. Alsdan kan niet worden vastgesteld of verweerder klachtwaardig heeft gehandeld. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van de klager minder geloof verdient dan dat van de verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel of een bepaalde verweten gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. Deze feiten kan het college dus, ook als aan het woord van klager en van verweerder evenveel geloof wordt gehecht, hier niet vaststellen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Second opinion

5.10 Ook verwijt klager de bedrijfsarts dat hij hem niet heeft gewezen op de mogelijkheid van een second opinion. Het college kan klager op dit punt niet volgen, omdat hij op 19 november 2021 de verzuimcoördinator om een second opinion heeft verzocht en hij dus kennelijk op de hoogte was van dit recht. De bedrijfsarts heeft dit traject ook op gang willen brengen, maar een second opinion bleek enkele dagen later een gepasseerd station, omdat klager een afspraak kon maken met een andere bedrijfsarts van dezelfde arbodienst. Ook dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Conclusie

Het college komt ten aanzien van klachtonderdeel a) tot de conclusie dat alleen de klacht bedoeld in 5.7 gegrond is. De rest van het klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel b) fouten in de verdere begeleiding

5.11 Volgens klager zijn ook in het verdere begeleidingstraject fouten gemaakt. Zo zou de bedrijfsarts in het gesprek van 22 juli 2021, voor het opmaken van de probleemanalyse, hebben gedreigd met een arbeidsconflict, een rechtszaak en ontslag. Het dossier biedt daarvoor echter geen aanwijzingen. Volgens de bedrijfsarts –en dat blijkt ook uit de probleemanalyse – waren de klachten van klager werkgerelateerd en heeft hij voorgesteld samen met de werkgever een driegesprek te voeren. Dat driegesprek heeft plaatsgevonden op 19 augustus 2021. Toen is afgesproken dat klager niet naar zijn oude werkplek zou terugkeren, er een passende oplossing zou worden gezocht en – omdat de werkgever daar de ruimte voor gaf en verwacht werd dat dan de klachten zouden verdwijnen – hij hersteld zou worden gemeld. Anders dan klager lijkt te veronderstellen geeft deze aanpak geen blijk van een miskenning van de (ernst van de) problemen van klager. Klachtonderdeel b) is daarom ongegrond.


Slotsom

5.12 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht over de wijze waarop de bedrijfsarts het gesprek op 24 juni 2021 heeft geopend, zoals besproken in 5.7, gegrond is. Voor het overige is de klacht ongegrond. Hetgeen klager overigens (in de van hem afkomstige stukken, dan wel ter zitting) naar voren heeft gebracht, leidt niet tot een ander oordeel.  


Maatregel

5.13 Nu de klacht gedeeltelijk gegrond is verklaard, rijst de vraag of en zo ja, welke, maatregel moet worden opgelegd. Daarbij overweegt het college dat de bedrijfsarts met het –ongetwijfeld door goede bedoelingen ingegevenaanduiden van klager als een boze witte man een duidelijke inschattingsfout heeft gemaakt in een voor klager gevoelige situatie. Het college kan zich niet aan de indruk onttrekken dat daarmee het gesprek en in het verlengde daarvan het gehele begeleidingstraject van het begin af aan op het verkeerde been is gezet. Dat geeft aan de inschattingsfout een bijzonder gewicht. Niettemin meent het college dat elke arts een dergelijke fout kan maken. Bovendien heeft de bedrijfsarts er blijk van gegeven het foutieve van zijn handelen in te zien. Als maatregel is een waarschuwing derhalve passend en geboden.
 

6. De beslissing

Het college:

-verklaart klachtonderdeel a) gedeeltelijk gegrond,

-verklaart de klacht voor het overige ongegrond,

-legt de bedrijfsarts de maatregel van waarschuwing op.

Deze beslissing is gegeven door A.M.J.G. van Amsterdam, voorzitter, J.C.J. Dute, lid-jurist,
E.G. Ackema, C.M.F. van Roessel en R.P. van Straaten, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door B.J. Dekker, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2023.