ECLI:NL:TGZREIN:2023:2 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2021/3746

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2023:2
Datum uitspraak: 09-01-2023
Datum publicatie: 11-01-2023
Zaaknummer(s): H2021/3746
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen neuroloog dat zij een second opinion heeft geweigerd gegrond, waarschuwing. Weigering in strijd met de Gedragsregels zonder zwaarwegende bezwaren. Ten onrechte verwezen naar besluit dat door huisarts en revalidatiearts zou zijn genomen zonder dit te checken. Uitgegaan van eigen diagnose die later onjuist is gebleken.

Uitspraak: 9 januari 2023

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE ’S-HERTOGENBOSCH

Beslissing over de op 29 december 2021 ontvangen klacht van:

A

wonende te B

klager

gemachtigde B.G.E. Korterink te Groningen

tegen:

C

neuroloog

werkzaam te D

verweerster, verder de neuroloog

gemachtigde mr. K.M. ten Pas te Amsterdam

1.         Het verloop van de procedure

1.1       Het college heeft kennisgenomen van:

  • het klaagschrift
  • het verweerschrift
  • het medisch dossier, ontvangen van de gemachtigde van verweerster
  • de aanvulling op het klaagschrift, ontvangen op 26 april 2022
  • de aanvulling op het verweerschrift, ontvangen op 30 mei 2022

1.2       Partijen hebben geen gebruik gemaakt van het aangeboden mondelinge vooronderzoek. De klacht is op de openbare zitting van 14 november 2022 behandeld. Partijen waren aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigden. Zij hebben hun standpunten toegelicht en vragen van het college beantwoord.

2. De feiten

2.1 Klager heeft zich, na verwijzing door de huisarts op verdenking van een TIA/CVA (herseninfarct), gewend tot het ziekenhuis waar de neuroloog werkt. Zij heeft hem op 24 april 2018 gezien op de polikliniek, een uitgebreide TIA-analyse verricht, en geconcludeerd dat er geen aanwijzingen voor een doorgemaakte TIA/CVA waren. De neuroloog dacht aan lichamelijke en psychische overbelasting, heeft één en ander met klager besproken, en heeft hem verwezen voor fysiotherapie.

2.2 Wegens toename van de klachten heeft klager op 23 mei 2018 opnieuw een consult bij de neuroloog gehad. Hij is toen opgenomen op de afdeling neurologie, waarbij onder andere een MRI-scan van de hersenen is gemaakt. Deze liet geen afwijkingen zien. De neuroloog heeft met klager besproken dat zijn klachten pasten bij een conversiestoornis en heeft de behandeling overgedragen aan een revalidatiearts.

2.3 Op 4 juli 2018 heeft klager een laatste consult bij de neuroloog gehad; hij vermoedde dat de klachten uit zijn onderrug kwamen en wenste een MRI-scan daarvan. De neuroloog deelde dit vermoeden niet en benadrukte het belang van opstarten van het revalidatietraject, maar heeft na aandringen door klager een MRI-scan van de onderrug aangevraagd. Deze is gemaakt op 24 juli 2018 en liet geen afwijkingen zien. De neuroloog heeft dit met klager besproken en opnieuw geadviseerd om te starten met de revalidatiebehandeling.

2.4 Op 22 oktober 2018 heeft klager telefonisch bij de secretaresse van de neuroloog gevraagd om een second opinion in het E. De secretaresse heeft aan de neuroloog bericht:  “pt. wil graag second opinion. Geeft aan dat hij nu in een rolstoel zit. Weet nog niet waar hij naar toe gaat".                                                                                                   De neuroloog heeft daarop aan de secretaresse bericht: “ik lees in dossier dat revarts en HA hier ook al mee bezig zijn geweest en afgesproken hebben geen second opinion te doen in E. Ik sluit me daarbij aan. Mijn advies is om beleid van de reva-arts te volgen, die bezig is met opname in [naam] kliniek.”                      

De neuroloog baseerde zich hierbij op de volgende aantekeningen van de revalidatiearts in het EPD:                             “01-10-2018: (…) gezien de ernst van de conversiestoornis klinische opname geïndiceerd. Overleg [naam en plaats GGZ-instelling].  4-10-2018: met huisarts gebeld. E gaat geen second opinion doen. beleid van aanmelding [naam GGZ instelling] besproken”                                                                                   

De secretaresse heeft telefonisch aan klager meegedeeld dat de neuroloog geen second opinion zou vragen, zonder daarvoor een andere reden te noemen dan dat de neuroloog daartoe niet bereid was en zich aansloot bij het beleid van de huisarts en de revalidatiearts.

2.5       Op eigen initiatief is klager onderzocht in twee ziekenhuizen in België, waar een EMG en een MRI-scan zijn gemaakt. Vandaar is hij in maart 2019 alsnog voor nader onderzoek doorgestuurd naar het E. Daar werd de diagnose Primair Progressieve MS gesteld, waarvoor klager verder wordt behandeld.

2.6       Klager had eerder een klacht tegen de neuroloog ingediend bij het ziekenhuis. In haar reactie aan de klachtenfunctionaris van 31 oktober 2018 heeft de neuroloog enkele van de hierna onder 4.4 te bespreken redenen genoemd waarom zij heeft geweigerd klager te verwijzen naar het E voor een second opinion, en is zij gebleven bij haar standpunt dat een second opinion niet zal leiden tot andere inzichten of verbetering van de klachten, maar het herstel zal vertragen.
 

3. De klacht en het verweer

3.1       Klager verwijt de neuroloog dat zij hem ten onrechte een second opinion heeft geweigerd.

3.2       De neuroloog stelt voorop dat het belang dat klager hechtte aan de second opinion haar niet duidelijk was. Zij heeft niet zozeer geweigerd klager door te verwijzen naar het E als wel deze door de huisarts en de revalidatiearts reeds genomen beslissing gevolgd. Zij had daar zwaarwegende argumenten voor.
 

4. De overwegingen van het college

Het toetsingskader

4.1       Het college moet beoordelen of de neuroloog heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend neuroloog onder de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht. Wat redelijk (bekwaam) is, wordt mede bepaald door de op het moment van handelen toepasselijke richtlijnen van de beroepsgroep.

4.2       In 2018 golden de Gedragsregels voor artsen van de KNMG uit 2013 (verder: de Gedragsregels). Artikel II.19 daarvan luidt:

De arts honoreert het verzoek om een verwijzing ten behoeve van een tweede mening (second opinion), tenzij hij zwaarwegende bezwaren daartegen heeft, die gemotiveerd kenbaar worden gemaakt.”

De gegrondheid van de klacht

4.3       De neuroloog is zelf verantwoordelijk voor haar besluit om klager niet te verwijzen naar het E voor de door hem gewenste second opinion. Zij miskent die verantwoordelijkheid door te verwijzen naar een reeds in overleg door de huisarts en de revalidatiearts genomen besluit van dezelfde strekking. Zo’n besluit valt overigens naar het oordeel van het college niet te lezen in de aantekeningen van de revalidatiearts in het dossier (zie 2.4). Op zijn minst had de neuroloog bij de huisarts en/of de revalidatiearts de gronden voor wat zij zag als hun besluit kunnen checken, alvorens zich daar - zonder klager te horen - achter te scharen.

4.4       De bezwaren van de neuroloog tegen een second opinion kunnen naar het oordeel van het college de kwalificatie ‘zwaarwegend’ niet dragen. Het gaat voor een deel om bezwaren die eigen (kunnen) zijn aan elke second opinion en reeds daarom in dit specifieke geval niet zwaar wegen. Dit geldt voor het kostenaspect, het met werk belasten van andere zorgverleners en het niet inzien van de noodzaak door de neuroloog zelf. Voor een ander deel gaat het om bezwaren die slechts zwaar kunnen wegen als wordt aangenomen dat de diagnose van de neuroloog, een conversiestoornis ofwel functionele klachten, juist was. Die diagnose is echter onjuist gebleken, zoals volgt uit de hiervoor onder 2.3 en 2.5 weergegeven feiten. Dit geldt voor de vertraging in het voorgestelde behandelplan in de GGZ en het passen van het verzoek om een second opinion in de diagnose van de neuroloog.

4.5       De neuroloog heeft, samengevat, in strijd met de Gedragsregels besloten het verzoek van klager om een second opinion niet te honoreren zonder dat daar zwaarwegende bezwaren tegen bestonden. Dit valt haar tuchtrechtelijk aan te rekenen.

4.6       De neuroloog heeft voorts haar bezwaren tegen een second opinion niet gemotiveerd aan klager kenbaar gemaakt. Zij heeft de mededeling van haar besluit aan de secretaresse overgelaten en die heeft het tegenover klager niet, althans onvoldoende, gemotiveerd. Ook dit valt de neuroloog tuchtrechtelijk aan te rekenen.

Voor zover de neuroloog aanvankelijk (zie 3.2 hierboven) het belang dat klager aan de second opinion hechtte heeft onderschat, had haar op zijn laatst uit de klacht bij het ziekenhuis duidelijk moeten zijn dat zijn verzoek voor klager heel belangrijk was. De kans die de neuroloog toen had om haar besluit te herzien of alsnog haar bezwaren tegen een second opinion aan klager uit te leggen, heeft de neuroloog helaas - voor het college onbegrijpelijk -voorbij laten gaan.

4.7       De klacht is gegrond.

De maatregel

4.8       Bij een gegrond verklaarde klacht wordt als uitgangspunt aan de verwerende zorgverlener een maatregel opgelegd. Het college ziet in de omstandigheden van dit geval geen grond om van dit uitgangspunt af te wijken. Bij de betrekkelijk geringe ernst van het verzuim van de neuroloog past de maatregel van een waarschuwing.

6. De beslissing

Het college:

  • verklaart de klacht gegrond
  • legt aan de neuroloog de maatregel van waarschuwing op.

Aldus beslist door R.A. Steenbergen, voorzitter, E.P van Unen, lid-jurist, J. Poelen,

D.J.O. Ulrich en E.P.J. Arnoldus, leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van

N.A.M. Sinjorgo, secretaris, en uitgesproken door E.P. van Unen op 9 januari 2023

in aanwezigheid van de secretaris.

.