ECLI:NL:TGZREIN:2023:10 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/4059

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2023:10
Datum uitspraak: 31-03-2023
Datum publicatie: 06-04-2023
Zaaknummer(s): H2022/4059
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie: Gegronde klacht tegen een bedrijfsarts. Klager verwijt de bedrijfsarts dat hij hem onheus en onprofessioneel heeft bejegend tijdens het consult. Een andere klacht is dat de bedrijfsarts volgens klager heeft geweigerd zijn medisch dossier aan hem te verstrekken. Het college overweegt dat de bedrijfsarts zich in het consult niet professioneel heeft opgesteld en klager onheus heeft bejegend. Dit blijkt al uit de transcriptie van het gesprek, maar nog indringender uit de geluidsopname. Dit wordt in feite ook erkend door de bedrijfsarts. De redenen die hij heeft aangevoerd om zijn “strategie” te rechtvaardigen, overtuigen niet. Daar komt bij dat ook de wijze waarop de bedrijfsarts het verslag heeft gemaakt van het consult, in het geheel geen recht doet aan hetgeen daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De bedrijfsarts heeft vervolgens evenmin (inhoudelijk) gereageerd op de e-mail van klager waarin hij zegt dat het verslag niet klopt en vreest voor een schorsing/korting van zijn uitkering. Klachtonderdeel gegrond. Het andere klachtonderdeel is ook gegrond. Berisping.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

’S-HERTOGENBOSCH

Beslissing van 31 maart 2023 naar aanleiding van de klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

gemachtigde: mr. L. van Gaalen-van Beuzekom, werkzaam te Utrecht,

tegen

C,

bedrijfsarts,

werkzaam te D,

verweerder, hierna ook: de bedrijfsarts,

gemachtigde: mr. G.H. Nagel, werkzaam te Amsterdam.

1. De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het klaagschrift met de bijlagen, waaronder een geluidsopname, ontvangen op 17 maart 2022;
  • het verweerschrift met de bijlagen;
  • het proces-verbaal van het op 10 oktober 2022 gehouden mondelinge vooronderzoek.

De zaak is behandeld op de openbare zitting van 17 februari 2023. De partijen zijn verschenen. Zij werden bijgestaan door hun gemachtigden. Partijen en hun gemachtigden hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De gemachtigde van klager heeft pleitnotities voorgelezen en aan het college en de andere partij overgelegd.

2. Waar gaat de zaak over en wat is de beslissing?

Klager heeft, na uitval door ziekte, een arbeidsconflict gekregen met zijn werkgever. Hij is op 3 mei 2016 voor de eerste keer op consult geweest bij de bedrijfsarts. Wanneer klager aan de bedrijfsarts vraagt zich voor te stellen weigert de bedrijfsarts dat en blijft hij aanhoudend en in rap tempo vragen hoe het met klager gaat. Klager antwoordt niet maar wil op zijn beurt eerst weten met wie hij van doen heeft. Het gesprek loopt uit de hand en de bedrijfsarts wijst klager de deur. In het consultrapport, verzonden aan de werkgever, vermeldt de bedrijfsarts dat klager medewerking weigert aan het consult en dat hij persisteert in de weigering vragen te beantwoorden. Het effect hiervan was onder meer dat het UWV klager voor 10% heeft gekort op zijn uitkering. Hoe het gesprek precies is verlopen, is kenbaar uit een door klager gemaakte geluidsopname en een transcriptie daarvan. Klager vindt dat de bedrijfsarts hem onheus en onprofessioneel heeft bejegend tijdens het consult. Het college komt tot de conclusie dat de deze klacht gegrond is. Het college licht dat hierna toe. Een andere klacht is dat de bedrijfsarts volgens klager heeft geweigerd zijn medisch dossier aan hem te verstrekken. Ook deze klacht acht het college gegrond. De bedrijfsarts krijgt een berisping.

3. Wat is er precies gebeurd?

3.1 Klager is vanaf 19 januari 2015 in dienst van E.

Hij is uitgevallen door ziekte op 28 maart 2015. Naar aanleiding van de re-integratie is er een arbeidsconflict ontstaan; de werkgever heeft volgens klager de re-integratie onvoldoende gefaciliteerd.

3.2 Op 3 mei 2016 komt klager voor de eerste keer op het spreekuur van de bedrijfsarts.

De bedrijfsarts werkte in opdracht van de arbodienst F. Deze arbodienst werd op haar beurt ingeschakeld door de re-integratiebegeleider G.

3.3 Klager werd doorverwezen door zijn vorige bedrijfsarts H,

waar hij twee keer op consult was geweest.

3.4 Klager heeft het consult buiten medeweten van de bedrijfsarts opgenomen.

De transcriptie van het consult wordt hieronder weergegeven (met een verbetering van de kant van de bedrijfsarts).

3.5 (A is bedrijfsarts, B is betrokkene, klager).

“ A: Meneer A?

B: Ja.

A: Als je hier wilt gaan zitten.

B: Ja.

A: Ik heb nog even contact gehad met mijn college H, als ik het goed zeg?

B: Ja.

A: ze heeft mij het dossier doen toekomen, dus ik denk dat ik aardig op de hoogte ben van het met haar besproken.

B: Oké.

A: En ik ben benieuwd hoe het op dit moment met je is. Hoe gaat het?

B: Ik vraag me eigenlijk eerst af ik zou eerst graag wat huishoudelijke mededelingen willen doen en dat is uh, heeft u een visitekaartje, of heeft u gegevens?

A: Nee, ja ik wil even, ik heb een paar vragen.

B: Ja, ja dat snap ik.

A: En ik wil daar antwoord op hebben.

B: Ja, maar ik wil weten op wie ik.

A: We zitten hier niet voor huishoudelijke mededelingen, dus ik wil graag weten.

B: Aan wie. Ik wil graag weten aan wie.

A: Ik wil graag weten hoe het met je is.

B: Ik wil graag weten aan wie ik mijn informatie geef.

A: Nee, ik wil weten hoe het met je is.

B: Ja, ja. Heeft u toestemming voor het dossier?

A: Als je daar geen antwoord. Als jij, als jij door mij heen gaat praten.

B: Ja, ja?

A: Dan is daar de deur. Ik wil antwoord hebben op mijn vragen.

B: Ik vind dat dit vrij intimiderend is wat u nu doet.

A: Ja, maar ik wil antwoord hebben op mijn vragen.

B: Ik zou graag iemand erbij willen hebben, dan.

A: Ik wil antwoord op mijn vragen.

B: Ik vind dit vrij intimiderend.

A: Hoe is het met je? Hoe is het met je?

B: Meneer.

A: Hoe is het met je?

B: U bent meneer C?

A: Als je geen antwoord geeft op mijn vragen, dan meld ik dat terug aan G, dat je niet meewerkt aan je re-integratie en dat heeft gevolgen.

B: Ik ik ik vind dit een beetje intimiderend.

A: Oké. Nee, ik vraag, ik stel je gewoon vragen en die zijn niet intimiderend.

B: Ja, ja, nou wel, ik wil weten aan wie ik antwoord geef.

A: Ik vraag je. Nee, ik stel hier de vragen.

B: Wie bent u eigenlijk meneer?

A: Ik stel hier de vragen.

B: Wie bent u?

A: En ik moet antwoord hebben.

B: Ik vind dit vrij agressief, meneer.

A: Oké. Ik ga je er nu uitzetten, dan rapporteer ik dat terug aan G, en dat heeft gevolgen voor je.

B. Ik vind dit. Ik vind dit vrij vrij agressief en intimiderend.

A: Ik stel je gewoon een vraag hoe het met je is.

B: Meneer wilt u niet naar mij wijzen, ik vind.

A: Dat is geen agressieve vraag.

B: U komt vrij intimiderend over.

A: Dat is geen agressieve vraag.

B: Vind ik wel.

A: Ik stel je gewoon een vraag.

B: Nee, dat doet u niet.

A: En ik wil antwoord hebben.

B: Dat doet u niet. Ik wil heel graag antwoord geven.

A: Ja ik wil, geef dan antwoord nu. Hoe is het met je? Hoe gaat het?

B: Uh, wie bent u?

A: Nee, dat gaat u niets aan.

B: Bent u C? Ik zit hier voor C.

A: Dat gaat u niets. Ik ga mij niet voorstellen.

B: Ik zou het graag willen weten.

A: U weet waarvoor u uitgenodigd bent en dat is duidelijk.

B: U bent C? U bent C? Hoezo wilt u dat niet zeggen?

A: Ik ben de bedrijfsarts C. Ik ben de bedrijfsarts C.

B: Oké, oké, dat is goed, oké.

A: Hoe gaat het met je ik wil nu antwoord op die vraag.

B: Ja uh even rustig alstublieft. Ik vind dit initimiderend.

A: Nee niets rustig. Jij gaat mij niet vertellen of ik mij rustig moet houden. Ik vraag jou hoe het met je is.

B: Ik vind dit heel intimiderend meneer.

A: ik vraag hoe het met je is. Kan je daar antwoord op geven.

B: Ik ga zo niet verder praten, want ik vind dit intimiderend.

A: Dan ga je er nu uit, dan ga je er nu uit.

B: Is goed. Is goed.

A: Dan rapporteer ik dat terug aan G ….(onverstaanbaar)

B: U gaat uw gang maar.

B: Meneer.

A: Jij geeft antwoord op mijn vraag. …vragen te stellen.

B: Ik vind dit heel intimiderend.

A: Wegwezen, eruit.

B: Wegwezen? Dat is heel intimiderend. Ik pak mijn spullen meneer. Ik vind dit heel intimiderend wat u doet. Heel intimiderend.

A: Daar is de deur.

B: Heel intimiderend.

A: Daar is de deur.

B: Heel intimiderend.

A: Wegwezen.”

3.6 In het “consultrapport spreekuur” van 3 mei 2016 heeft de bedrijfsarts het volgende

opgeschreven (alle citaten voor zover van belang en inclusief eventuele taal- en typefouten): “Betrokkene weigert medewerking aan het consult. Betrokkene weigert antwoord te geven op gestelde vragen. Ook bij herhaalde uitleg van achtergrond, doel en context consult en het geven van antwoorden op een aantal van de vragen van betrokkene persisteert betrokkene in de weigering te antwoorden op vragen. Het consult moeten beëindigen.”

3.7 In een e-mailbericht van 11 mei 2016 aan onder andere de bedrijfsarts heeft klager,

voor zover relevant, het volgende geschreven: “Betrokkene wil graag meewerken aan het consult en geeft aan graag antwoord te willen geven op vragen, maar wordt na 3 minuten door bedrijfsarts eruit gezet.

Bedrijfsarts wil zijn naam niet zeggen als betrokkene daarnaar vraagt. Bedrijfsarts geeft aan ‘daar heb je niets mee te maken’ en ‘als jij niet doet wat ik zeg, dan is daar de deur’. Betrokkene vraagt aan de bedrijfsarts of bedrijfsarts rustig met hem wil spreken en niet naar hem wil wijzen. Betrokkene geeft aan graag met iemand erbij het gesprek te vervolgen. Bedrijfsarts geeft hier geen gehoor aan maar zegt ‘Wegwezen, eruit.’

In het 3 minuten durende consult heeft de bedrijfsarts geen (medische) vragen gesteld en geen uitleg, achtergrond, doel en context gegeven.

Ik verzoek u (E/G) niet over te gaan tot schorsing/korting op mijn ziektewet uitkering, aangezien er een onjuiste consultrapportage aan ten grondslag ligt. Ik ben elk moment beschikbaar voor een nieuw consult. Sinds juni 2015 ben ik beschikbaar voor re-integratie.”

3.8 Van een medewerkster van G, krijgt klager op 12 mei 2016 per mail de

volgende reactie: “(…) De bedrijfsarts heeft mij geïnformeerd over de e-mail die hij van u heeft ontvangen. Het is niet de bedoeling dat u rechtstreeks contact opneemt met de bedrijfsarts. Indien u buiten het spreekuur om contact wenst te hebben met de bedrijfsarts dan dient u contact op te nemen met G.”

3.9 G, heeft op 12 mei 2016 een verzoek ingediend bij het UWV om de uitkering

van klager te schorsen. Klager kan dit voorkomen door op 17 mei 2016 bij de bedrijfsarts te verschijnen en mee te werken aan de claimbeoordeling. Indien hij dit doet zal de schorsing worden opgeheven. Wel zal het UWV worden verzocht een korting op te leggen. Per brief van 18 mei 2016 meldt UWV aan klager dat zijn uitkering is geschorst met ingang van 3 mei 2016. Later, per brief van 23 mei 2016, stuurt het UWV een beschikking waaruit volgt dat de uitkering van 3 mei 2016 tot en met 2 juli 2016 wordt verlaagd met 10%, wegens het niet verlenen van medewerking aan het spreekuur van 3 mei 2016. In beroep heeft de rechtbank H in een uitspraak van 6 september 2017 geoordeeld dat de korting moest worden teruggebracht naar 5%, kort gezegd vanwege de handelwijze van de bedrijfsarts tijdens het consult van 3 mei 2016.

4. Wat houdt de klacht in?

Klager verwijt de bedrijfsarts dat

1. hij hem tijdens het consult van 3 mei 2016 onheus en onprofessioneel heeft behandeld, en

2. heeft geweigerd om klager zijn medisch dossier te verstrekken.

5. Wat is het verweer?

De bedrijfsarts meent dat er geen sprake is geweest van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Het verweer wordt voor zover nodig hierna verder besproken.

6. Wat zijn de overwegingen van het college?

Welke criteria gelden bij de beoordeling?

6.1 De vraag is of de bedrijfsarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende bedrijfsarts Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.

Eerste klacht: Gang van zaken tijdens het consult van 3 mei 2016

6.2 De bedrijfsarts wil vooropstellen dat het spreekuur niet juist is verlopen.
Hij begrijpt dat het zijn taak is als bedrijfsarts om tijdens het spreekuur de rust te bewaren. Het is aan hem om te zorgen dat een spreekuur soepel verloopt en dit niet escaleert. Naar eigen zeggen heeft hij onvoldoende de-escalerend opgetreden, waardoor de gemoederen snel konden oplopen en het spreekuur uit de hand liep. Dit had niet mogen gebeuren. De bedrijfsarts had toen klager hierom verzocht, zich moeten identificeren. Op het moment dat klager weigerde vragen te beantwoorden, had hij de-escalerend moeten optreden, geen stemverheffing moeten gebruiken en kalm moeten blijven. Aan de andere kant was het klager volgens de bedrijfsarts er om te doen de regie van het gesprek over te nemen. Zijn naam was immers al bij hem bekend. Klager was er op uit om verweerder te provoceren hetgeen blijkt uit het feit dat klager heimelijk het consult heeft opgenomen. Dit getuigt van een bij voorbaat vijandige opstelling. De bedrijfsarts stelt dat hij niet over zich heen wil laten lopen en dat hij de regie van het gesprek moet bewaken, ook in het belang van de werknemer. Hij heeft tijdens het gesprek willen voorkomen dat klager, zoals hij dat bij zijn vorige bedrijfsarts had gedaan en bij wie een intimiderende en geagiteerde houding van klager bleek, het gesprek naar zijn hand zou zetten. Het is nooit de bedoeling geweest om klager onder druk te zetten, laat staan een intimiderende indruk af te geven. De bedrijfsarts heeft een strategie gekozen die tot zijn spijt niet goed heeft uitgepakt.
 

6.3 Het college acht de klacht gegrond. De bedrijfsarts heeft zich in het consult niet professioneel opgesteld en klager onheus bejegend. Dit blijkt al uit de transcriptie van het gesprek, maar nog indringender uit de geluidsopname. Dit wordt in feite ook erkend door de bedrijfsarts. De redenen die hij heeft aangevoerd om zijn “strategie” te rechtvaardigen, overtuigen niet. Daar komt bij dat ook de wijze waarop de bedrijfsarts het verslag heeft gemaakt van het consult, in het geheel geen recht doet aan hetgeen daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De bedrijfsarts heeft vervolgens evenmin (inhoudelijk) gereageerd op de e-mail van klager (zie 3.7 hierboven) waarin hij zegt dat het verslag niet klopt en vreest voor een schorsing/korting van zijn uitkering. Dat de bedrijfsarts niet heeft gereageerd omdat het niet zijn rol is zich te mengen in de discussie over de vraag of individuele werknemers al dan niet moeten worden gekort op hun uitkering, is onbegrijpelijk. Die discussie is immers veroorzaakt door zijn onjuiste verslaglegging. De bedrijfsarts had er ook voor kunnen kiezen geen verslag te maken en het consult “over te doen”. Opvallend is dat er nadien nog twee consulten zijn geweest met klager en daar niet is gesproken over hetgeen is voorgevallen tijdens het consult van 3 mei 2016. Waarom de bedrijfsarts de kwestie op geen enkel moment met klager heeft besproken is niet duidelijk geworden.

Tweede klacht: Niet verstrekken van het medisch dossier.

6.4 Volgens de bedrijfsarts is F, de arbodienst, belast met het beheer en de afgifte van het medisch dossier van klager. Verzoeken om het dossier te verkrijgen hebben hem ook niet bereikt, omdat de e-mails niet naar het e-mailadres van de bedrijfsarts zijn gezonden. Hij is naar aanleiding van de e-mails wel telefonisch benaderd door F, en dat heeft kennelijk geresulteerd in de brief van 24 juni 2016 van G, aan klager, waarin aan klager kenbaar is gemaakt op welke wijze zijn dossier kon worden opgevraagd. De in deze brief genoemde procedure dient te worden gevolgd, in het belang van de werknemers omdat alleen zij de beschikking mogen krijgen over het dossier, aldus steeds de bedrijfsarts. De bedrijfsarts gaat hier uit van een te formele beroepsopvatting. Nog daargelaten de vraag of de e-mails de bedrijfsarts wel of niet rechtstreeks hebben bereikt, had de bedrijfsarts er kennelijk wel weet van dat klager vastliep bij het verkrijgen van het medisch dossier. Dit was nog voordat hij de begeleiding van klager had overgedragen aan een andere bedrijfsarts (augustus 2016). Uit een e-mail van klager van 5 juli 2016 (productie 12 bij het klaagschrift) blijkt bovendien dat hij op 28 juni 2016 bij een consult met de bedrijfsarts herhaaldelijk heeft verzocht om een kopie van het medisch dossier. Dit alles had reden voor de bedrijfsarts moeten zijn om zich niet te verschuilen achter “de regels” maar actief te bevorderen dat klager zijn medisch dossier kreeg. Dit klachtonderdeel is gegrond.

 
Conclusie

6.5 De conclusie is dat de beide klachten gegrond zijn. Het handelen van de bedrijfsarts is ver onder de maat geweest. Hoewel de bedrijfsarts voor het consult van 3 mei 2016 weliswaar zijn excuses heeft aangeboden, heeft hij ook met een beschuldigende vinger naar klager gewezen, niet alleen in het verweerschrift maar ook ter zitting, waar hij onder meer sprak van “obstructie” tijdens het consult door klager. Dit roept de vraag op in hoeverre de bedrijfsarts daadwerkelijk heeft gereflecteerd op zijn handelen. Wat betreft het medisch dossier had de bedrijfsarts actief zijn rol moeten pakken en klager, die telkens nul op het rekest kreeg, moeten helpen met het krijgen van zijn medisch dossier. Het gaat (zeker in dit geval) niet aan slechts te verwijzen naar formele regels die de arbodienst hanteert. De verwijten zijn fors, maar omdat de bedrijfsarts niet eerder tegen een gegronde tuchtklacht is aangelopen, zal het college volstaan met het opleggen van de maatregel van berisping.
 

7. De beslissing

Het college:

  • verklaart de beide klachten gegrond;
  • legt de bedrijfsarts de maatregel op van berisping.


Deze beslissing is gegeven door E.A. Messer, voorzitter, C.M.H.M. van Lent, lid-jurist, J. Dogger, R.P. van Straaten en E.G. Ackema, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door
R. van der Vaart, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2023.