ECLI:NL:TGZRAMS:2023:99 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4331
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2023:99 |
---|---|
Datum uitspraak: | 18-04-2023 |
Datum publicatie: | 18-04-2023 |
Zaaknummer(s): | A2022/4331 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een psychiater. Klager is opgenomen in een tbs-kliniek. De psychiater heeft in het kader van een eventuele verlenging van de tbs een rapport over klager uitgebracht. Dat klager onvoldoende informatie heeft gekregen over het doel van het onderzoek is naar het oordeel van het college niet juist. Geconcludeerd kan worden dat klager wist waarvoor hij werd opgenomen ter observatie en dat hij daarover voldoende was voorgelicht. Niet gebleken is dat het rapport niet aan de tuchtrechtelijke normen voldoet. De klacht dat de psychiater klager en zijn cultuur heeft beledigd, kan het college zonder nadere toelichting of onderbouwing niet volgen. Het college heeft dat niet kunnen lezen in de rapportage van de psychiater. De overige klachtonderdelen slagen ook niet. Alle klachtonderdelen zijn kennelijk ongegrond |
A2022/4331
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing van 18 april 2023 naar aanleiding van de klacht van:
A,
thans verblijvende te B, klager,
tegen
C,
psychiater, werkzaam te D, verweerder,
gemachtigde: mr. A.W. Hielkema, werkzaam te Utrecht.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift van 1 juni 2022, ontvangen op 9 juni 2022;
- het aanvullende klaagschrift met een bijlage;
- verscheidene brieven van klager van 25 juli 2022 tot 25 januari 2023;
- het verweerschrift met een bijlage.
De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van
het college in
gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
Het college
heeft de klacht op basis van de stukken beoordeeld.
2. Waar gaat de zaak over?
2.1 Klager is in Nederland door de strafrechter (Hof Arnhem-Leeuwarden in januari
2019) een
maatregel opgelegd, namelijk terbeschikkingstelling (tbs) met verpleging van overheidswege.
In juli
2019 is hij opgenomen in E, te B. Klager is in het kader van een onderzoek verlenging
terbeschikkingstelling onderzocht/geobserveerd in F, van 3 november 2021 tot en met
17 december
2021 door onder andere de psychiater. In opdracht van de rechtbank heeft de psychiater,
samen met
een klinisch psycholoog (verweerder in de zaak A2022/4331), op 14 maart 2022 een Pro
Justitia
rapport over klager uitgebracht. De psychiater heeft een psychiatrisch onderzoek verricht
en samen
met de klinisch psycholoog een gedragsdeskundige bespreking gedaan. Voorts heeft de
psychiater
samen met de klinisch psycholoog de vragen van de rechtbank beantwoord.
2.2 De rechtbank heeft de maatregel terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd.
3. Wat houdt de klacht in?
Uit het klaagschrift volgen de volgende klachtonderdelen:
1. er is verkeerd gedeclareerd;
2. er is onvoldoende informatie gegeven met betrekking tot de risico’s en eventuele
andere
mogelijkheden;
3. hij is ten onrechte niet doorverwezen;
4. klager en zijn cultuur zijn in het rapport door de psychiater beledigd.
Klager meent dat de rechtbank ten onrechte de terbeschikkingstelling (tbs) met twee
jaar heeft
verlengd op basis van het uitgebrachte rapport, terwijl hij andere zorg nodig heeft
en het
tbs-systeem hem kapot maakt. Hij wordt in E, slecht behandeld. Hij kan niet terug
naar G, omdat het
daar onveilig is.
4. Wat is het verweer?
De psychiater heeft de klacht bestreden. Het verweer wordt voor zover nodig hierna
verder
besproken.
5. Wat zijn de overwegingen van het college?
5.1 Het college komt tot de conclusie dat de psychiater niet tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft
gehandeld. Het college licht dat als volgt toe.
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.2 Alleen het persoonlijk handelen van de psychiater staat centraal in de beoordeling
en niet
het handelen van anderen waarvoor hij geen (tuchtrechtelijke) verantwoordelijkheid
draagt. De
psychiater is ook niet verantwoordelijk voor de beslissing van de rechtbank of “het
tbs-systeem”.
De toets is of de psychiater bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen
van een
redelijk bekwame beroepsuitoefening, waarbij meetelt hetgeen binnen de beroepsgroep
als norm is
aanvaard ten tijde van het handelen.
5.3 Volgens vaste rechtspraak moet een deskundigenrapport van een BIG-geregistreerde
zorgverlener
aan de volgende eisen voldoen:
1. het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;
2. het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde
vraagstelling
te kunnen beantwoorden;
3. in het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke
gronden de
conclusies van het rapport steunen;
4. het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, inclusief de literatuur en geconsulteerde
personen;
5. de rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.
Daarbij wordt volledig getoetst of het onderzoek door de deskundige voldoende vakkundig
en
zorgvuldig is uitgevoerd. Ten aanzien van de conclusie van de rapportage wordt beoordeeld
of de
deskundige in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen komen. Dit laatste betreft
dus een
marginale beoordeling.
Klachtonderdeel 1: er is verkeerd gedeclareerd
5.4 Nog los van het feit dat deze klacht in het geheel niet is toegelicht, gaat
het verwijt ook
niet op. Kosten voor het onderzoek in F, worden niet door de zorgverzekeraar (van
klager) gedragen,
maar door de overheid. Hierop heeft de psychiater ook geen invloed of zeggenschap
over. Dit
klachtonderdeel slaagt niet.
Klachtonderdeel 2: onvoldoende informatie gegeven m.b.t. risico’s
5.5 Klager heeft geen behandelingsovereenkomst gehad met de psychiater. De psychiater
moest hem
observeren in het kader van een opdracht van de rechtbank met vragen over de verlenging
van de tbs.
Klager werd onderzocht door een multidisciplinair team, bestaande uit de psychiater,
een klinisch
psycholoog, een forensisch milieuonderzoeker en een groepsleider. Daarnaast waren
er nog een
procesbegeleidend gedragsdeskundige en een jurist aan het team verbonden, maar zij
voerden verder
geen onderzoek uit. De psychiater en de klinisch psycholoog hebben gesprekken gevoerd
met klager.
Zij verkregen ook informatie over klager uit de beschikbare stukken, het forensisch
milieuonderzoek
en de observaties van de groepsleiding. Omdat klager de Nederlandse taal niet (voldoende)
machtig
is werd hij bijgestaan door een tolk.
5.6 Dat klager onvoldoende informatie heeft gekregen over het doel van het onderzoek
in F, is
naar het oordeel van het college niet juist. Dat lijkt ook weinig aannemelijk nu klager
werd
bijgestaan door een advocaat, die hem hierover voorlichting kon geven. Uit de rapportage
blijkt
(pag. 29) dat er een voorlichtingsgesprek is geweest in E, en dat klager ook uitleg
heeft gekregen
van de groepsleider. Bij aanvang van het psychiatrisch onderzoek constateert de psychiater
(pag.
55) dat klager het niet eens is met de opgelegde maatregel tbs en dat hij verwacht
dat die wordt
opgeheven. Klager ziet geen nut in het meewerken aan een onderzoek dat gericht is
op het verder
vormgeven van de behandeling en/of resocialisatie. De psychiater heeft klager er telkens
op gewezen
dat hij onderzoekshandelingen moet verrichten binnen het kader van het gedragsdeskundig
onderzoek
Pro Justitia. Dit begreep klager, maar dat leidde niet tot een andere houding van
klager. Klager
weigerde ook diverse onderwerpen te bespreken met de psychiater, omdat hij die onderwerpen
niet
relevant of “privé” achtte. Klager doet wel mee aan een gedragsneurologisch onderzoek
en hij
verstrekt toestemming om aan derden informatie op te vragen, hoewel hij begrijpt dat
het onderzoek
met een ander doel wordt verricht, aldus de psychiater in het rapport (pag. 70). Binnen
het team is
uitgebreid gesproken over de aard van de weigering en de niet-medewerking van klager
aan het
onderzoek, terwijl duidelijk is dat klager het doel van het onderzoek begrijpt. De
psychiater is
telkens transparant geweest over het doel van het (overkoepelende) onderzoek (pag.
71).
Al deze bevindingen in het rapport zijn niet weerlegd door klager. Het college gaat
er dan ook van
uit dat wat erin staat juist is. Al met al kan geconcludeerd worden dat klager wist
waarvoor hij
werd opgenomen ter observatie in F, en dat hij daarover voldoende was voorgelicht.
Voor zover
klager erover wil klagen dat hij met zijn weigering om mee te werken aan het Pro Justitia
onderzoek
de strafrechtelijke consequenties niet kon overzien, ligt die voorlichting op de weg
van zijn
advocaat. Klachtonderdeel 2 slaagt niet.
Klachtonderdeel 3: ten onrechte niet doorverwezen
5.7 Uit het voorgaande blijkt al dat klager niet (volledig) wilde meewerken aan
het onderzoek in
F, omdat hij meende dat hij daar niet op zijn plaats was. Klager was echter op bevel
van de rechter
ter observatie in F, opgenomen, waarmee niet strookt dat klager dan kan worden “doorverwezen”
als
hij meent dat hij ten onrechte in F, is opgenomen. Klager kan (enkel) zijn medewerking
weigeren,
waarna het onderzoek voortijdig zal kunnen worden afgebroken. Het ligt in ieder geval
niet in de
macht van de psychiater om klager naar een andere instantie of andere hulpverlener
door te
verwijzen. Klachtonderdeel 3 slaagt ook niet.
Klachtonderdeel 4: klager en zijn cultuur zijn in het rapport beledigd
5.8 Voor zover klager er ook over wil(de) klagen dat het rapport niet voldoet aan
de
tuchtrechtelijke criteria gaat die klacht niet op, niet in de laatste plaats omdat
hij daarvoor
niets aanvoert. Het college is ook niet gebleken dat het rapport (althans de onderdelen
waarvoor de
psychiater verantwoordelijk is) niet voldoet aan de tuchtrechtelijke normen als weergegeven
onder
5.3.
5.9 De klacht dat de psychiater klager en zijn cultuur heeft beledigd, kan het college
zonder
nadere toelichting of onderbouwing niet volgen. Het college heeft dat niet kunnen
lezen in de
rapportage van de psychiater. Klachtonderdeel 4 slaagt dan ook niet.
Conclusie
5.10 De conclusie is dat de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond is.
6. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door R.A. Dozy, voorzitter, S. Colsen, lid-jurist,
A.C.M. Kleinsman, L.A.J. Stouthamer-Verschuren en A.E. van der Waal, leden-
beroepsgenoten, bijgestaan door R.C. Kruit, secretaris.