ECLI:NL:TGZRAMS:2023:92 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/3971
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2023:92 |
---|---|
Datum uitspraak: | 03-04-2023 |
Datum publicatie: | 03-04-2023 |
Zaaknummer(s): | A2022/3971 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een verpleegkundig specialist. Na de behandeling van klager heeft klager de verpleegkundig specialist gevraagd om zijn diagnose aan te passen. Klager verwijt de verpleegkundig specialist dat de diagnose niet volledig is aangepast. Het college overweegt dat de verpleegkundig specialist op een zorgvuldige wijze de diagnose heeft aangepast. Het is gebruikelijk om de diagnose van eerdere behandelaren in eerste instantie over te nemen. De verpleegkundig specialist is vervolgens – in samenspraak met de regiebehandelaar – tegemoet gekomen aan de wens van klager om de diagnose te heroverwegen. Dit heeft hij op zorgvuldige wijze gedaan en klager kon zich destijds hierin vinden. Klacht kennelijk ongegrond verklaard. |
A2022/3971
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing van 3 april 2023 naar aanleiding van de klacht van:
A,
wonende te B, klager,
tegen
C,
verpleegkundig specialist GGZ, destijds werkzaam te D,
verweerder, hierna ook: de verpleegkundig specialist, gemachtigde: mr. D. Zwartjens,
werkzaam te
Utrecht.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 1 maart 2022;
- het aanvullende klaagschrift met de bijlagen;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de e-mail van klager met de bijlagen, binnengekomen op 13 juli 2022;
- het proces-verbaal van het op 15 augustus 2022 gehouden mondelinge vooronderzoek.
Het college
heeft de klacht op basis van de stukken beoordeeld.
2. Waar gaat de zaak over?
Klager werd vanuit het Vroege Interventie Psychose-Team van E, verwezen naar F, voor
verdere
behandeling. Eerder was in het G, de diagnose schizofrenie van het paranoïde type
gesteld. Na de
behandeling van klager bij F, heeft klager de verpleegkundig specialist gevraagd om
zijn diagnose
aan te passen. Klager verwijt de verpleegkundig specialist dat de diagnose niet volledig
is
aangepast. Het college komt tot de conclusie dat de verpleegkundig specialist zorgvuldig
heeft
gehandeld en licht dat hierna toe.
3. Wat is er precies gebeurd?
3.1 Klager, geboren in april 1990, is in februari 2017 naar F, verwezen vanuit de
afdeling K van
E. Daarvoor was op 17 februari 2016 in het G, de diagnose schizofrenie van het paranoïde
type
gesteld. De behandelaren bij E, hebben deze diagnose overgenomen en
klager ingesteld op het antipsychoticum quetiapine.
3.2 De verpleegkundig specialist was destijds werkzaam bij F. Hij was de uitvoerend
behandelaar
van klager. Psychiater H, (tegen wie ook een klacht is ingediend met kenmerk A2022/3972)
was de
regiebehandelaar van klager.
3.3 In de verwijsbrief van E, naar F, stond het volgende, voor zover relevant:
“26-jarige man gediagnosticeerd met schizofrenie van het paranoïde type bij het G,
waarvoor
initieel ingesteld om amisulpride. Daar op eigen initiatief mee gestopt in september
2016, omdat
hij er niet van overtuigd was destijds psychotisch te zijn geweest, en van mening
was geen
medicatie nodig te hebben. Anamnestisch sinds half december 2016 toename van psychotische
klachten.
In overleg met cliënt gestart met quetiapine in opbouwende dosis, op 8-2-2017 opgehoogd
naar 600
mg. De psychotische verschijnselen zijn nog steeds aanwezig, waarbij met name de achterdocht,
betrekkingswanen en de negatieve symptomen op de voorgrond staan. Vanwege overlast
de hij van buren
ervaart, is cliënt tijdelijk woonachtig bij tante in I. Momenteel heeft cliënt problemen
op zijn
werk na het maken van een fout met het delen van medicatie, en was hij kortdurend
op non-actief
gesteld. Sinds kort is hij weer gestart met werken waarbij hij gedurende een half
jaar geen
medicatie mag uitdelen. Het feit dat cliënt binnen E, werkzaam is en ook onder behandeling
is bij
dezelfde organisatie maakt het wenselijk om de behandeling over te dragen naar een
andere
organisatie voor zijn verdere behandeling. Sinds toename psychotische klachten éénmaal
cannabis
gebruik, bij cliënt bestaat de intentie om niet meer te gebruiken. Concluderend nu
sprake van een
psychotische decompensatie bij man gediagnosticeerd met schizofrenie van het paranoïde
type.
Luxerende factoren cannabisgebruik en omkering dag-nachtritme waarbij sinds half december
2016
herstart medicatie.”
3.4 De intake bij F, vond plaats op 21 maart 2017. De behandeling van klager duurde
voort tot
september 2018. In die tijd werd klager ambulant door zijn behandelaren gezien en
werd de medicatie
afgebouwd. Het ging steeds beter met klager en hij gebruikte geen cannabis meer.
3.5 Vlak voor het einde van de behandeling vroeg klager aan zijn behandelaren of
hij een second
opinion kon krijgen voor wat betreft de diagnose schizofrenie die in het G, was gesteld.
De
behandelaren hebben klager vervolgens uitgenodigd om hierover te spreken op 18 juli
2018. Tijdens
dit gesprek werd besproken dat de behandelaren van mening waren dat er geen sprake
was van
schizofrenie maar eerder van psychotische klachten door het destijdse cannabisgebruik.
In het
voortgangsverslag staat hierover:
“(…)
Gesprek met C, en J, volgens afspraak. Pt geeft aan het niet eens te zijn met de diagnose
schizofrenie die bij het VIP werd gesteld in een periode kort nadat hij gestopt met
zijn
cannabisverslaving. Rookte voor 10 euro per dag, is nu anderhalf jaar clean, en voelt
zich veel
beter. Dit is ook in objectief opzicht zo: Pt kan zich handhaven op zijn werk, en
komt stevig en zelfverzekerd over in contact, en gebruikt al een tijdje geen AP meer.
Zou graag willen stoppen met zijn behandeling alhier, hoeft geen vinger aan de pols
contact.
B/ Laatste gesprek met tante erbij plannen.”
3.6 Na het laatste gesprek waarbij ook de tante van klager aanwezig was, werd de
behandeling
afgerond.
4. Wat houdt de klacht in?
Klager verwijt de verpleegkundig specialist dat hij de diagnose niet volledig aangepast
heeft.
5. Wat is het verweer?
De verpleegkundig specialist heeft de klacht bestreden. Het verweer wordt voor zover
nodig hierna
verder besproken.
6. Wat zijn de overwegingen van het college?
6.1 Het college komt tot de conclusie dat de verpleegkundig specialist niet tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld. Het college licht dat als volgt toe.
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
6.2 Het college moet de vraag beantwoorden of de verpleegkundig specialist de zorg
heeft verleend
die van hem mocht worden verwacht. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk
handelende
verpleegkundig specialist ten tijde van het gewraakte handelen. Daarbij houdt het
college rekening
met de geldende beroepsnormen.
Klacht: niet volledig aanpassen diagnose
6.3 Klager stelt dat de verpleegkundig specialist onjuist heeft gehandeld door de
diagnose niet
volledig aan te passen. Volgens klager klopt de hele diagnose psychotische klachten
niet, ook niet
dat dit door cannabisgebruik komt in plaats van door schizofrenie. De verpleegkundig
specialist
meent dat hij aan de wens van klager tegemoet is gekomen door de diagnose aan te passen.
Hij en
zijn collega H, waren inmiddels van mening dat omdat klager al lange tijd niet blowde
en ook geen
medicatie meer gebruikte, bij klager geen sprake was van schizofrenie maar dat de
psychotische
klachten cannabis gerelateerd waren. Klager stemde hiermee in tijdens het gesprek
op 18 juli 2018.
6.4 Het college overweegt dat de verpleegkundig specialist op een zorgvuldige wijze
de diagnose
heeft aangepast. Het is gebruikelijk om de diagnose van eerdere behandelaren in eerste
instantie
over te nemen. De verpleegkundig specialist is vervolgens – in samenspraak met de
regiebehandelaar
– tegemoet gekomen aan de wens van klager om de diagnose te heroverwegen. Dit heeft
hij op
zorgvuldige wijze gedaan en klager kon zich destijds hierin vinden. Voor zover klager
de
verpleegkundig specialist verwijt dat hij – met terugwerkende kracht – de eerder tijdens
de
behandeling door anderen gestelde diagnoses aanpast, overweegt het college dat de
verpleegkundig
specialist dit niet kan. Hij kan niet verder gaan dan door hem is gedaan. Dit klachtonderdeel
is
ongegrond.
Conclusie
6.5 De conclusie is dat de klacht kennelijk ongegrond is.
7. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door J. Brand, voorzitter, P.A. Arnold, en E.M. Rozemeijer,
leden-
beroepsgenoten, bijgestaan door E.A. Weiland, secretaris.