ECLI:NL:TGZRAMS:2023:9 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4449
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2023:9 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-01-2023 |
Datum publicatie: | 13-01-2023 |
Zaaknummer(s): | A2022/4449 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Ongegronde klacht tegen een arts. De arts heeft bij klaagster een liposuctie met kleine buikwandcorrectie uitgevoerd. Na de operatie was bij klaagster sprake van roodkleurig vochtverlies. Klaagster is hiervoor overgebracht naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis om daar te worden gezien en behandeld. Klaagster verwijt de arts dat hij de operatie ondeugdelijk heeft uitgevoerd, geen nazorg heeft geboden, niet bekwaam was voor het uitvoeren van de operatie en geen informed consent heeft verkregen. Klacht over uitvoering operatie is niet, althans onvoldoende onderbouwd. Klaagster heeft geen verslag van de opname en behandeling in het ziekenhuis overgelegd. Mede op basis van de toelichting ter zitting neemt het college aan dat de operatie conform de richtlijnen is verricht. Op basis van de stukken is aannemelijk dat bij klaagster sprake was van een complicatie. Voor wat betreft het informed consent hecht het college waarde aan de ondertekende toestemmingsverklaring. Naar oordeel college is er geen sprake van een gebrek aan informed consent. De overige klachten zijn ook ongegrond. Klacht ongegrond verklaard. |
A2022/4449
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing van 13 januari 2023 naar aanleiding van de klacht van:
A,
wonende te B, klaagster,
gemachtigde: mr. E.E. Sprenkeling, werkzaam te Amsterdam,
tegen
C,
hoedanigheid: arts, werkzaam te D,
verweerder, hierna ook: de arts,
gemachtigde: mr. Th. van der Windt, werkzaam te Haarlem.
1. De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 24 juni 2022;
- het verweerschrift met de bijlagen van 3 augustus 2022;
- de verklaring van F, verstuurd door de gemachtigde van verweerder, ontvangen op
24 november
2022; en
- de brief met bijlage, verstuurd door de gemachtigde van klaagster, ontvangen op
25 november
2022.
1.2 De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om gebruik te maken van een mondeling
vooronderzoek.
De zaak is behandeld op de openbare zitting van 2 december 2022. De klaagster en verweerder
zijn
beiden verschenen. Zij werden beiden bijgestaan door hun gemachtigden. Tevens zijn
verschenen als
getuigen E, dochter van klaagster (op verzoek van klaagster), en F, echtgenote van
verweerder en
praktijkondersteuner (op verzoek van verweerder).
Partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De gemachtigden van beide partijen
hebben
pleitnotities voorgelezen en aan het college en de andere partij overgelegd. De twee
getuigen zijn
gehoord en hebben een toelichting gegeven over de gebeurtenissen rond de terugkeer
van klaagster
thuis na de operatie van 11 april 2018.
2. Waar gaat de zaak over en wat is de beslissing?
2.1 De klacht betreft de door de arts bij klaagster uitgevoerde liposuctie (verwijdering
van onderhuids vetweefsel) met mini abdominoplastiek (kleine buikwandcorrectie). Tevens
betreft de
klacht de verleende nazorg.
2.2 Tijdens de zitting heeft klaagster, met instemming van verweerder, twee in de
bijlagen bij
het klaagschrift genoemde klachten toegevoegd, te weten een gesteld gebrek aan bekwaamheid
van de
arts en het nalaten van het verkrijgen van informed consent.
2.3 Het college komt tot de conclusie dat de tuchtklacht in alle onderdelen ongegrond
is. Het
college licht dit oordeel hierna toe.
3. Wat is er precies gebeurd?
3.1 De arts heeft klaagster op 11 april 2018 geopereerd. De ingreep betrof een liposuctie
met
mini abdominoplastiek (hierna: de operatie). Klaagster had in 2009 en 2010 eerder
een liposuctie
ondergaan, uitgevoerd door een andere arts.
3.2 Klaagster en de arts, alsmede zijn echtgenote, waren ten tijde van de operatie
bevriend met
elkaar. Eerder was klaagster door de arts succesvol behandeld aan haar oogleden. Klaagster
had,
mede vanwege deze eerdere ingreep, veel vertrouwen in de arts.
3.3 Eind 2017 hebben de arts en klaagster beiden een verklaring ondertekend waarin
staat dat zij
een behandelovereenkomst zijn aangegaan en dat klaagster de arts toestemming geeft
voor de
operatie. Volgens deze verklaring heeft de arts klaagster voldoende geïnformeerd over
de
behandelprocedure, de nazorg en mogelijke complicaties.
3.4 De operatie vond plaats in een operatiekamer op de polikliniek van verweerder.
De ingreep
bestond uit twee delen: de liposuctie, gedurende ongeveer twee uur, en de mini abdominoplastiek,
gedurende ongeveer een uur. Bij de behandeling werd vijf liter tumescent (verdoving
via verdunde
lidocaïne) toegediend aan klaagster. Een uur na de afronding van de operatie is klaagster
door de
echtgenote van de arts met de auto naar haar huis gebracht.
3.5 Bij thuiskomst bleek dat bij klaagster sprake was van bloederig vochtverlies.
De echtgenote
van de arts heeft toen telefonisch contact opgenomen met de arts. Deze gaf het advies
direct,
gebruikmakend van de eigen auto, naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis te gaan. De
arts had daar
contact opgenomen met een collega-arts, door wie klaagster is gezien en behandeld.
4. Wat houdt de klacht in?
Klaagster stelt zich op het standpunt dat zij als gevolg van de operatie dagelijks
chronische pijn
ervaart. Meer in het bijzonder verwijt klaagster de arts dat hij:
a) de operatie ondeugdelijk heeft uitgevoerd;
b) geen nazorg heeft geboden;
c) niet bekwaam was voor het uitvoeren van de operatie; en
d) geen informed consent van klaagster had gekregen voor het uitvoeren van de operatie.
Ter onderbouwing van deze klachten heeft klaagster enkele verklaringen van andere
artsen
overgelegd. Tevens heeft de dochter van klaagster ter zitting een getuigenverklaring
afgelegd, over
de gang van zaken bij de terugkeer van klaagster thuis en haar vervoer naar het ziekenhuis.
5. Wat is het verweer?
De arts heeft alle klacht onderdelen gemotiveerd betwist. Tevens heeft zijn echtgenote,
in haar
hoedanigheid van toenmalig vriendin van klaagster en als praktijkondersteuner van
verweerder, ter
zitting haar eerder ingediende (schriftelijke) getuigenverklaring mondeling nader
toegelicht. Het
verweer wordt voor zover nodig hierna verder besproken.
6. Wat zijn de overwegingen van het college?
6.1 De vraag is of de arts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden.
Dat is een
zakelijke beoordeling. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende
arts. Bij de
beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de arts geldende professionele standaard
en de
kwaliteitsstandaarden ten tijde van het handelen.
Klachtonderdeel a) De arts heeft de operatie ondeugdelijk uitgevoerd
6.2 Het staat vast dat bij klaagster na de operatie sprake was van roodkleurig vochtverlies
en
dat zij hiervoor is overgebracht naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis om daar te worden
gezien en
behandeld.
6.3 Klaagster stelt dat sprake was van een omvangrijke bloeding, als gevolg van
een ondeugdelijk
uitgevoerde operatie. Klaagster heeft hierover enkele verklaringen van artsen overgelegd
die een
foutieve behandeling door de arts niet uitsluiten.
6.4 De arts betwist een ondeugdelijke uitvoering van de operatie. De arts gaat ervan
uit dat bij
thuiskomst vooral verdovingsvloeistof naar buiten is gevloeid, maar sluit niet uit
dat dit
vocht rood kleurde door een beperkte hoeveelheid bloed in dat vocht. De arts heeft
verklaard dat
het vochtverlies niet ongebruikelijk is bij operaties als de onderhavige, mede vanwege
de ruime
hoeveelheid ingebrachte verdoving die op enig moment het lichaam ook weer moet verlaten.
De arts
meent dat hooguit sprake was van een complicatie die gebruikelijk is bij dit soort
ingrepen.
6.5 Het college verwerpt de niet of althans onvoldoende onderbouwde klacht van klaagster.
Het
college stelt vast dat in het dossier geen verslag van de opname en behandeling in
het ziekenhuis
is opgenomen, een verslag dat alleen door klaagster kon worden opgevraagd en niet
door de arts. De
wel door klaagster overgelegde stukken geven geen steun voor het vermoeden van klaagster,
dat
sprake was van een ondeugdelijk uitgevoerde ingreep. Veeleer moet worden aangenomen,
mede op basis
van de toelichting ter zitting, dat de arts de operatie volgens de regelen der kunst
heeft verricht
conform de richtlijnen (voor zover van toepassing op deze ingreep) van de beroepsgroep
waarvan de
arts deel uitmaakt. Op basis van de stukken en de toelichting van partijen acht het
college
aannemelijk dat bij klaagster sprake was van een complicatie, die hoewel voor klaagster
belastend, niet ongebruikelijk is bij dit soort ingrepen, en waar op adequate wijze op
is gereageerd.
6.6 Ter zitting heeft klaagster verklaard dat zij veel pijn heeft ervaren tijdens
de ingreep en
verschillende malen heeft gevraagd de operatie te staken. De arts heeft verklaard
dat hij daar
niets van gemerkt heeft en desgewenst de operatie had kunnen onderbreken of afbreken.
Het college
stelt vast dat de verklaringen van klaagster en de arts elkaar op dit punt tegenspreken
(en
uitsluiten) en kan zonder aanvullend bewijs (dat ontbreekt) niet vaststellen wat de
werkelijke gang
van zaken is geweest. Deze toevoeging van klaagster ter zitting leidt dan ook niet
tot een ander
oordeel. Dat betekent niet dat aan het woord van klaagster minder geloof wordt gehecht
dan aan dat
van de arts, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel of een bepaalde verweten
gedraging
tuchtrechtelijk verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan
ten grondslag
gelegd kunnen worden. Deze feiten kan het college dus, ook als aan het woord van klaagster
en de
arts evenveel geloof wordt gehecht, hier niet vaststellen.
6.7 Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.
Klachtonderdeel b) De arts heeft geen nazorg geboden
6.8 Voor zover klaagster met dit klachtonderdeel van het college een oordeel wenst
over het niet
insturen van klaagster naar een zorghotel maar haar onder begeleiding van de vrouw
van de arts naar
huis te sturen, merkt het college het volgende op. De arts heeft op basis van de literatuur
en zijn
ervaring verklaard dat het na een periode van een uur na de operatie terugsturen van
een patiënt
naar huis veilig is, als er geen sprake is van klachten. De vrouw van de arts was
als
operatieassistent ook bekend met de uitvoering van de operatie en het begeleiden van
patiënten na
een liposuctie en buikwandcorrectie. Zij heeft klaagster begeleid naar haar huis.
6.9 Voor zover dit klachtonderdeel ziet op de nazorg na het optreden van het vochtverlies,
treft
dit geen doel. De vrouw van de arts heeft direct na het optreden van het vochtverlies
contact
opgenomen met de arts, en volgens de ontvangen instructies klaagster vervoerd naar
het ziekenhuis
alwaar de behandeling werd overgenomen.
6.10 Klaagster stelt dat de arts haar na de operatie niet twee- maar slechts eenmaal
heeft gezien
in het kader van de nazorg. Dit wordt door de arts erkend. De arts heeft evenwel verklaard
dat
klaagster zich nooit meer met klachten tot hem of de polikliniek heeft gewend. Pas
toen de arts
begreep dat klaagster pijnklachten hield en daarvoor had verzocht om een second opinion
heeft de
arts met klaagster een afspraak gemaakt. Op de bewuste afspraak is klaagster evenwel
niet
verschenen.
6.11 Gelet op dit feitenrelaas kan volgens het college niet met recht het standpunt
worden
ingenomen dat de arts geen nazorg heeft geboden. Dat de arts na het nazorggesprek
geen aanleiding
zag een nieuwe afspraak met klaagster te maken duidt niet op een gebrek aan nazorg.
Het college
stelt vast dat klaagster op de latere afspraak niet is verschenen. Ook dit klachtonderdeel
is daarom ongegrond.
Klachtonderdeel c) De arts was niet bekwaam voor het uitvoeren van de operatie
6.12 Klaagster baseert haar standpunt dat de arts niet bekwaam was om de operatie
uit te voeren op
de omstandigheid dat bij haar verwijtbaar bloedverlies is ontstaan. Zoals het college
bij
klachtonderdeel a) heeft geoordeeld duidt het bloederige vochtverlies niet op een
fout, maar op een
niet verwijtbare complicatie die niet ongebruikelijk is bij dit soort ingrepen.
6.13 Het college vindt het met betrekking tot de bekwaamheid van de arts relevant
dat hij een
uitgebreide opleiding heeft gevolgd, dat binnen zijn praktijk kwaliteitsvisitaties
hebben
plaatsgevonden, dat hij (naar eigen zeggen) meer dan 5.000 van deze behandelingen
heeft uitgevoerd
en meer dan 25 jaar praktijkervaring heeft. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat
de arts
onvoldoende bekwaam zou zijn voor de door klaagster ondergane ingreep.
6.14 De klacht over het gebrek aan bekwaamheid verklaart het college daarom ongegrond.
Klachtonderdeel d) De arts had geen informed consent van klaagster voor het uitvoeren
van de
operatie
6.15 Klaagster en de arts hebben tegengestelde verklaringen afgelegd over het wel
of niet
verkrijgen van informed consent voor de operatie. Het college kan aldus niet vaststellen
op basis
van welke informatie klaagster toestemming heeft gegeven voor de operatie. Daar komt
bij dat de
arts heeft verklaard, hetgeen door klaagster niet is weersproken, dat er ook in de
informele sfeer
vooraf is gesproken over wat de operatie precies inhoudt.
6.16 Het college kent waarde toe aan de door beide partijen ondertekende toestemmingsverklaring.
Volgens deze verklaring heeft de arts klaagster vooraf geïnformeerd over de behandelprocedure,
de
nazorg en mogelijke complicaties. Het college acht daarbij voorts van belang dat deze
verklaring
tijdig, dat wil zeggen enkele maanden voor de operatie, is ondertekend, dat klaagster
eerder
liposuctie had ondergaan (en dus bekend was met de ingreep) en doelbewust deze operatie
opnieuw
wilde ondergaan.
6.17 Het college heeft geconstateerd dat de arts ten onrechte het toestemmingsformulier
voor een lipofilling heeft gebruikt. De arts heeft dit gecorrigeerd door op het formulier
te
vermelden dat het een toestemmingsformulier voor liposuctie en een buikwandoperatie
betrof. Nu de
arts het formulier heeft gecorrigeerd, is er naar het oordeel van het college geen
sprake van een
gebrek aan informed consent. Hoewel het beter was geweest als de arts van het begin
af aan het
juiste formulier had gebruikt, maakt dit het handelen van de arts niet tuchtrechtelijk
verwijtbaar.
Ook dit klachtonderdeel verklaart het college daarom ongegrond.
6.18 De conclusie is dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond is.
7. Beslissing
Het college verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door A.M.J.G. van Amsterdam, voorzitter, A.C. Hendriks,
lid-jurist,
R.A. Christiano, H.W.J.Koot, en S.M. Schmidt-Rikama, leden-beroepsgenoten, bijgestaan
door
E.A. Weiland, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2023.