ECLI:NL:TGZRAMS:2023:85 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4119
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2023:85 |
---|---|
Datum uitspraak: | 31-03-2023 |
Datum publicatie: | 31-03-2023 |
Zaaknummer(s): | A2022/4119 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een bedrijfsarts, Klager verwijt de bedrijfsarts dat hij geen juiste voorstelling van zaken heeft gegeven in zijn terugkoppeling van het spreekuur; dat hij de informatievoorziening en correspondentie aan klager en zijn werkgever niet gelijktijdig naar deze partijen heeft gestuurd en dat hij een passieve houding heeft aangenomen en een onduidelijk advies heeft verstrekt. De klachtonderdelen betreffende de terugkoppeling van het spreekuur, de informatievoorziening en het gegeven advies lenen zich voor gezamenlijke behandeling. De bedrijfsarts was ten tijde van het spreekuur pas recent gestart als bedrijfsarts. Om te worden ingewerkt was hij die dag als toehoorder aanwezig bij het spreekuur van een collega bedrijfsarts. De bedrijfsarts was dus niet bij klager betrokken als behandelaar. Hij was dan ook niet verantwoordelijk voor het advies en ook niet voor de terugkoppeling daarvan en de correspondentie daarover. Alle klachtonderdelen zijn ongegrond. |
A2022/4119
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing van 31 maart 2023 naar aanleiding van de klacht van:
A,
wonende in B, klager,
gemachtigde: mr. M. Hoekman, werkzaam in Den-Haag,
tegen
C,
bedrijfsarts, werkzaam in D,
verweerder, hierna ook: de bedrijfsarts.
1. De zaak in het kort
1.1 Klager is in het kader van verzuimbegeleiding behandeld door meerdere bedrijfsartsen
van E,
waar ook de bedrijfsarts werkzaam is. De bedrijfsarts heeft klager eenmalig gezien
tijdens een
spreekuur op 10 januari 2018, waar de bedrijfsarts als toehoorder aanwezig was. Klager
heeft
klachten over het handelen van de bedrijfsarts tijdens en na afloop van dit spreekuur.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht, in al haar onderdelen, kennelijk
ongegrond
is. ‘Kennelijk’ betekent in deze beslissing dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond
kan worden
verklaard zonder dat het nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen. Hierna
licht het
college toe hoe het tot zijn beslissing is gekomen.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 30 maart 2022;
- het verweerschrift.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het
college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik
gemaakt.
2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college
de zaak
beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig
waren.
3. De klacht en de reactie van de bedrijfsarts
3.1 Klager verwijt de bedrijfsarts dat hij:
a. geen juiste voorstelling van zaken heeft gegeven in zijn terugkoppeling van het
spreekuur van 10
januari 2018;
b. informatievoorziening en correspondentie aan klager en zijn werkgever niet gelijktijdig
naar
deze partijen heeft gestuurd;
c. een passieve houding heeft aangenomen en een onduidelijk advies heeft verstrekt.
3.2 De bedrijfsarts heeft de klacht bestreden.
3.3 Het college gaat hieronder in op de standpunten van partijen.
4. De overwegingen van het college
De bedrijfsarts was als toehoorder aanwezig op 10 januari 2018
4.1 De klachtonderdelen betreffende de terugkoppeling van het spreekuur, de informatievoorziening
en het gegeven advies lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4.2 De bedrijfsarts was op 10 januari 2018 pas recent gestart als bedrijfsarts bij
E. Om te
worden ingewerkt was hij die dag als toehoorder aanwezig bij het spreekuur van een
collega
bedrijfsarts, tegen wie klager ook een klacht heeft ingediend (A2022/4117). De bedrijfsarts
was dus
niet bij klager betrokken als behandelaar. Hij was dan ook niet verantwoordelijk voor
het advies en
ook niet voor de terugkoppeling daarvan en de correspondentie daarover.
De passieve houding ten aanzien van de toegang tot de second opinion
4.3 Volgens klager heeft de bedrijfsarts tijdens het spreekuur passief gehandeld
door niet actief
na te gaan of de second opinion die klager op 9 januari 2018 naar zijn e-mailadres
had gestuurd,
inderdaad door hem was ontvangen. De bedrijfsarts bestrijdt dat hij hierin passief
is geweest.
Volgens de bedrijfsarts heeft hij gedurende het spreekuur – terwijl zijn collega met
klager sprak –
alles in het werk gesteld om de second opinion te achterhalen. De bedrijfsarts had
nog geen toegang
tot zijn e-mailaccount, omdat hij zijn inloggegevens hiervan nog niet had ontvangen.
De
bedrijfsarts heeft geprobeerd om zijn inloggegevens te verkrijgen, maar dat lukte
op dat moment
niet. Volgens de bedrijfsarts hebben hij en zijn collega vervolgens voorgesteld dat
klager de
second opinion naar de collega bedrijfsarts zou mailen, maar wilde klager dit niet.
Klager en de
bedrijfsarts hebben dus verschillende lezingen van hoe er is gehandeld en het college
kan niet
bepalen welke versie de juiste is. Het college kan dan ook niet vaststellen dat de
bedrijfsarts
passief is geweest bij het verkrijgen van inzage in de second opinion.
4.4 De conclusie is dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is.
5. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door E.A. Messer, voorzitter, C.M.H.M. van Lent, lid-jurist,
J. Dogger, R.P. van Straaten en E.G. Ackema, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door
R. van der Vaart, secretaris.