ECLI:NL:TGZRAMS:2023:84 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4117

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:84
Datum uitspraak: 31-03-2023
Datum publicatie: 31-03-2023
Zaaknummer(s): A2022/4117
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/Afwijzing
Inhoudsindicatie: Ongegronde klacht tegen een bedrijfsarts. Klager verwijt de bedrijfsarts dat hij geen juiste voorstelling van zaken heeft gegeven in zijn terugkoppeling van het spreekuur; dat hij de informatievoorziening en correspondentie aan klager en zijn werkgever niet gelijktijdig naar deze partijen heeft gestuurd en dat hij een passieve houding heeft aangenomen en een onduidelijk advies heeft verstrekt. Het college is van oordeel dat de terugkoppeling zoals de bedrijfsarts deze heeft opgesteld voldoende neutraal is. Wellicht had de bedrijfsarts, mede gelet op zijn bedoeling met de terugkoppeling, beter kunnen volstaan met de mededeling dat het spreekuur niet goed was verlopen en het advies om een nieuw consult bij een andere bedrijfsarts (eventueel van een andere arbodienst) in te plannen, maar de terugkoppeling zoals door de bedrijfsarts verwoord, is niet onzorgvuldig. Dat de werkgever van klager vervolgens tot een loonopschorting is overgegaan kan de bedrijfsarts niet worden aangerekend. De overige klachtonderdelen zijn ook ongegrond.

A2022/4117

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing van 31 maart 2023 naar aanleiding van de klacht van:

A,
wonende in B, klager,
gemachtigde: mr. M. Hoekman, werkzaam in Den-Haag,.

tegen

C,
bedrijfsarts, werkzaam in D,
verweerder, hierna ook: de bedrijfsarts,
gemachtigde: mr. M.J. de Groot, werkzaam in Hilversum.

1. De zaak in het kort
1.1   Klager is in het kader van verzuimbegeleiding behandeld door meerdere bedrijfsartsen van E, 
waar ook de bedrijfsarts (als zzp-er) destijds werkzaam voor was. De bedrijfsarts heeft klager 
eenmalig gezien tijdens een spreekuur op 10 januari 2018. Klager heeft klachten over het handelen 
van de bedrijfsarts tijdens en na afloop van dit spreekuur.

1.2   Het college komt tot het oordeel dat de bedrijfsarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft 
gehandeld. Hierna licht het college toe hoe het tot zijn beslissing is gekomen.

2. De procedure
2.1  Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
-  het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 30 maart 2022;
-  het verweerschrift met de bijlage.

2.2   De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het 
college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

2.3   De zaak is behandeld op de openbare zitting van 17 februari 2023. De partijen zijn 
verschenen. Zij werden bijgestaan door hun gemachtigden. De partijen en hun
gemachtigden hebben hun standpunten mondeling toegelicht.

3. De feiten
3.1   De bedrijfsarts is sinds 2016 zelfstandig gevestigd bedrijfsarts. In 2017/2018 heeft hij in 
opdracht van E, voor F, destijds de werkgever van klager, werkzaamheden verricht.

3.2   Klager is vóór zijn consult met de bedrijfsarts begeleid door verschillende bedrijfsartsen 
binnen E. Omdat klager ontevreden was over de begeleiding van de bedrijfsartsen van E had hij een 
second opinion aangevraagd bij een onafhankelijke bedrijfsarts. Op 21 december 2017 heeft klager 
deze second opinion ontvangen. Hierin staat (alle citaten voor zover van belang en inclusief 
eventuele taal- en typefouten):

“(…) omdat medewerker zich onveilig voelt bij de werkgever is aan te bevelen het eerstvolgend 
spreekuur niet op de locatie van de werkgever te laten plaatsvinden. (…)”

Klager kreeg namelijk onder andere een onveilig gevoel van het feit dat de behandeling van de 
bedrijfsartsen plaatsvond in het gebouw waar ook zijn werkgever gevestigd is.

3.3   Het consult van klager met de bedrijfsarts was (eenmalig) ingepland op het spreekuur van de 
bedrijfsarts van 10 januari 2018. Die dag werd een collega van de bedrijfsarts door de bedrijfsarts 
ingewerkt, deze collega (hierna de collega bedrijfsarts) was daarom als toehoorder bij het 
spreekuur aanwezig. Hiervan is klager per brief van 15 december 2017 op de hoogte gesteld.

3.4  Op 9 januari 2018 heeft klager de second opinion per e-mail doorgestuurd naar het e-mailadres 
van de collega bedrijfsarts.

3.5   Op 10 januari 2018 verscheen klager op het consult bij de bedrijfsarts – in het gebouw waar 
zijn werkgever is gevestigd – en vroeg of de door hem verstuurde second opinion was ontvangen en 
gelezen. Dit was niet het geval. De collega bedrijfsarts had nog geen inloggegevens van zijn 
e-mailaccount. De bedrijfsarts heeft vervolgens op de gang met klager gesproken, terwijl de collega 
bedrijfsarts – zonder succes – probeerde om toegang te krijgen tot zijn e-mailaccount zodat de 
second opinion kon worden ingezien.

3.6  Na circa 30-45 minuten is het gesprek beëindigd. De bedrijfsarts heeft vervolgens als 
terugkoppeling genoteerd:

“Hij geeft aan dat hij inmiddels een second opinion heeft gehad bij een andere bedrijfsarts. Het 
advies van deze bedrijfsarts heeft mij niet bereikt.
Op grond van het gevoerde gesprek kan ik betrokkene niet beoordelen op zijn belastbaarheid. 
Werknemer geeft aan dat hij verder geen begeleiding wenst van een bedrijfsarts van E.

Mocht de ziekmelding aanhouden en een vervolgconsult wenselijk is, dan adviseer ik hierover contact 
op te nemen met het secretariaat van E.”

3.7   Op 13 januari 2018 heeft klager een e-mail gestuurd naar (onder andere) ‘E’, waarin hij onder 
andere schrijft dat hij heeft geconstateerd dat de bedrijfsarts een advies heeft uitgebracht en 
verstuurd naar zijn werkgever, zonder gelijktijdige berichtgeving aan hem.

4. De klacht en de reactie van de bedrijfsarts
4.1  Klager verwijt de bedrijfsarts dat hij:
a) geen juiste voorstelling van zaken heeft gegeven in zijn terugkoppeling van het spreekuur van 10 
januari 2018;
b) informatievoorziening en correspondentie aan klager en zijn werkgever niet gelijktijdig naar 
deze partijen heeft gestuurd;
c) een passieve houding heeft aangenomen en een onduidelijk advies heeft verstrekt.

4.2  De bedrijfsarts heeft de klacht bestreden.

4.3  Het college gaat hieronder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1   De vraag is of de bedrijfsarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De 
norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende bedrijfsarts. Bij de beoordeling wordt 
rekening gehouden met de voor de bedrijfsarts geldende beroepsnormen en andere professionele 
standaarden.

Klachtonderdeel a) Onjuiste terugkoppeling van het spreekuur van 10 januari 2018
5.2   Klager vindt dat de bedrijfsarts een onjuiste terugkoppeling van het spreekuur heeft gegeven, 
omdat een correcte en duidelijke context in de terugkoppeling ontbreekt. Zo heeft de bedrijfsarts 
niet vermeld dat de second opinion vanwege een technisch probleem niet kon worden ingezien en dat 
hij klager naar huis heeft gestuurd nadat die aangaf dat uit de second opinion volgde dat het 
spreekuur niet op de locatie van de werkgever diende plaats te vinden. Ook stelt klager dat hij 
weliswaar niet tevreden was over de dienstverlening van E, maar dat hij niet heeft gezegd dat hij 
geen verdere begeleiding van E, wenste. De terugkoppeling van de bedrijfsarts heeft grote gevolgen 
gehad voor klager, omdat zijn werkgever vervolgens zijn loon heeft opgeschort.

5.3   Zowel in het verweerschrift als tijdens de zitting heeft de bedrijfsarts verklaard dat hij 
klager heeft geïnformeerd over wat hij aan de werkgever zou terugkoppelen. Besproken is dat hij zou 
vermelden dat klager was geweest, maar dat de bedrijfsarts zijn belastbaarheid niet kon beoordelen 
en dat klager de wens had om niet meer begeleid te worden door E. Dit is op de zitting door klager 
bevestigd, maar volgens klager zou de bedrijfsarts ook vermelden dat er IT-problemen waren waardoor 
de second opinion niet ingezien kon worden. Daarnaast zijn volgens klager zijn zorgen om een 
loonopschorting besproken – nu de bedrijfsarts zijn belastbaarheid niet kon beoordelen – en de 
bedrijfsarts zou hebben gezegd dat klager zich hier geen zorgen om moest maken. Tijdens de zitting 
heeft de bedrijfsarts uitgelegd dat hij de hoop had dat de werkgever naar aanleiding van zijn terugkoppeling een andere arbodienst zou inschakelen voor klager.

5.4   Het college is van oordeel dat de terugkoppeling zoals de bedrijfsarts heeft opgesteld 
voldoende neutraal is. Wellicht had de bedrijfsarts, mede gelet op zijn bedoeling met de 
terugkoppeling, beter kunnen volstaan met de mededeling dat het spreekuur niet goed was verlopen en 
het advies om een nieuw consult bij een andere bedrijfsarts (eventueel van een andere arbodienst) 
in te plannen, maar de terugkoppeling zoals door de bedrijfsarts verwoord, is niet onzorgvuldig. 
Dat de werkgever van klager vervolgens tot een loonopschorting is overgegaan kan de bedrijfsarts 
niet worden aangerekend.

5.5  Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel b) Correspondentie niet gelijktijdig naar klager en zijn werkgever verstuurd
5.6   Op 12 januari 2018 heeft de gemachtigde van klagers werkgever per e-mail klager erover 
geïnformeerd dat zijn werkgever over zou gaan tot een loonopschorting. In deze e- mail staat dat de 
werkgever op die dag de terugkoppeling van het spreekuur van 10 januari 2018 heeft ontvangen. 
Klager had echter op dat moment nog geen terugkoppeling ontvangen. Hij ontving deze pas later per 
post. Op de e-mail van 13 januari 2018, waarin klager zijn ongenoegen hierover uit, heeft de 
bedrijfsarts niet gereageerd.

5.7   De bedrijfsarts heeft toegelicht dat hij na afloop van een spreekuur een terugkoppeling 
schrijft en opslaat in het elektronische systeem, waarna het secretariaat de terugkoppeling naar 
zowel werkgever als werknemer verstuurt. Als hierin bij het secretariaat iets is misgegaan, kan dat 
niet de bedrijfsarts worden verweten. Ook is het mogelijk dat de werkgever kan inloggen in het 
elektronische systeem en op die manier direct inzage heeft in de opgeslagen terugkoppelingen, 
terwijl klager deze inzage niet heeft. De e-mail van 13 januari 2018 heeft de bedrijfsarts destijds 
niet ontvangen.

5.8   De door de bedrijfsarts omschreven werkwijze is niet ongebruikelijk of onzorgvuldig. Dat 
klager later dan zijn werkgever inzage heeft gehad in de terugkoppeling van de bedrijfsarts is 
vervelend, maar dit kan de bedrijfsarts niet worden verweten. Over de e-mail van 13 januari 2018 is 
de bedrijfsarts kennelijk niet geïnformeerd. Dat hij hier niet op heeft gereageerd, kan hem daarom 
ook niet worden verweten.

5.9  Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel c) Passieve houding en een onduidelijk advies
5.10  Klager vindt dat de bedrijfsarts passief heeft gehandeld door niet actief na te gaan of de 
second opinion was ontvangen. Ook heeft de bedrijfsarts volgens klager een onduidelijke en niet 
voortvarende houding aangenomen door in zijn terugkoppeling slechts te verwijzen naar het 
secretariaat van E, als de ziekmelding zou aanhouden.

5.11  Klager heeft niet weersproken dat tijdens het spreekuur de collega bedrijfsarts naar zijn 
spreekkamer is gegaan en heeft geprobeerd om toegang te krijgen tot de second opinion in zijn 
e-mail inbox, terwijl de bedrijfsarts (op de gang) met klager in gesprek is gegaan. Klager heeft op 
de zitting zelfs bevestigd dat dit een goed en prettig gesprek is geweest en dat dit inderdaad 30 
tot 45 minuten heeft geduurd. Van een passieve houding van de bedrijfsarts tijdens het spreekuur 
was dan ook geen sprake.

5.12  Ten aanzien van het advies verwijst het college naar wat hiervoor onder 5.4 is geschreven. 
Naar het oordeel van het college is er geen sprake van een onduidelijk advies. Het feit dat de 
bedrijfsarts verwijst naar het secretariaat van E voor een eventuele vervolgafspraak, maakt ook 
niet dat de bedrijfsarts passief heeft gehandeld. De bedrijfsarts was niet de dossierhouder, maar 
hij was gevraagd om klager eenmalig op zijn spreekuur te zien. Tijdens de zitting heeft de 
bedrijfsarts bovendien verklaard dat hij na 10 januari 2018 met een klantassistant en de 
stafmanager heeft besproken dat klager opnieuw moest worden uitgenodigd en zolang er nog geen 
andere dossierhouder bekend was klager bij hem ingepland kon worden. Klager is vrij kort daarop 
door de stafmanager, tegen wie klager ook een klacht heeft ingediend (A2022/4120) gezien.

5.13  Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Slotsom
5.14  Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht ongegrond zijn.

6. De beslissing
Het college:
-  verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door E.A. Messer, voorzitter, C.M.H.M. van Lent, lid-jurist,
J. Dogger, R.P. van Straaten en E.G. Ackema, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door
R. van der Vaart, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2023.