ECLI:NL:TGZRAMS:2023:78 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/3737
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2023:78 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-03-2023 |
Datum publicatie: | 13-03-2023 |
Zaaknummer(s): | A2022/3737 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een arts maatschappij en gezondheid. Naar aanleiding van een zorgmelding is Veilig Thuis een onderzoek gestart. Klaagster verwijt de arts onder meer inbreuk op het medisch beroepsgeheim en inmenging in de behandelovereenkomsten. Het college is van oordeel dat de vertrouwensarts voor het opvragen van de medische gegevens geen toestemming nodig had. Op grond van de WMO is Veilig Thuis bevoegd tot het opvragen en verwerken van medische gegevens zij nodig heeft in het kader van het onderzoek. In de onderhavige situatie was de uitkomst dat de vermoedens van kindermishandeling niet konden worden weerlegd, noch bevestigd. De WMO geeft aan Veilig Thuis in zo’n geval de bevoegdheid om hulp in te schakelen en adviezen te geven. De arts mocht in de rapportage de gegeven adviezen aan klaagster en aan behandelaars opnemen. Dat dan na enige tijd nog wordt nagegaan of de gegeven adviezen enig effect hebben gesorteerd, is onderdeel van de wettelijke taken en bevoegdheden – onder omstandigheden zelfs een verplichting - van Veilig Thuis. De overige klachtonderdelen zijn ook ongegrond. |
A2022/3737
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing van 13 maart 2023 naar aanleiding van de klacht van:
A,
wonende te B,
klaagster, hierna ook wel: de moeder,
gemachtigde: mr. C.M. Sent, werkzaam te Amsterdam,
tegen
C,
arts maatschappij en gezondheid, werkzaam te B,
verweerster, hierna ook: de vertrouwensarts,
gemachtigden: mr. J. van Helden en mr. M. de Wijs, werkzaam te Leiden.
1. De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 7 januari 2022;
- instemmingsverklaringen van de vader en de oudste dochter, ontvangen op 22 februari
2022;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het proces-verbaal van het op 5 september 2022 gehouden mondelinge vooronderzoek.
1.2 Het college heeft de klacht in raadkamer (op basis van de stukken) beoordeeld.
2. De zaak in het kort
2.1 Klaagster is de moeder van vier kinderen. Zij deelt met de vader van de kinderen
uitsluitend
het gezag over de oudste dochter (destijds bijna 14 jaar). De vader verblijft in verband
met zijn
baan meestal in het buitenland. Op 11 december 2018 werd een anonieme zorgmelding
gedaan bij Veilig
Thuis. In deze melding werden onder meer zorgen geuit over de gezondheid van de kinderen,
de
medische voorgeschiedenis van de kinderen, de vele ziekenhuisopnamen die volgens de
melding niets
opleverden en over de rommelige woonsituatie van het gezin, waarbij de kinderen geen
eigen plek
zouden hebben. Naar aanleiding van deze melding is Veilig Thuis een onderzoek gestart.
De
vertrouwensarts heeft op 19 december 2018 met een maatschappelijk werker een eerste
bezoek aan de
moeder gebracht. Op 19 december 2019 heeft Veilig Thuis een conceptrapport uitgebracht,
waarop in
juli 2020 namens klaagster is gereageerd. De definitieve rapportage dateert van 14
oktober 2020. De vermoedens van kindermishandeling konden noch worden weerlegd, noch
bevestigd (zie artikel
10.7 van het Handelingsprotocol Veilig Thuis 2019).
2.2 In het rapport meldt Veilig Thuis onder meer zich zorgen te maken over “een bovenmatige
medische consumptie van de kinderen en voedingsproblemen in het gezin. De kinderen
hebben
daadwerkelijk bepaalde medische aandoeningen. Echter, het lijkt erop dat moeder de
medische
aandoeningen van de kinderen ernstiger beleeft en presenteert aan de buitenwereld.” Een van de
adviezen van Veilig Thuis is om een zorgcoördinator aan te stellen om “de afstemming tussen
betrokken (medisch) professionals beter vorm te geven, zodat de kinderen zo min mogelijk
worden
blootgesteld aan bovenmatige medische consumptie”. Ook adviseert Vellig Thuis om in samenwerking
met de behandelaars van de kinderen “te werken aan normaliseren van het voedingspatroon van de
kinderen, vrij van specialistische voeding.” Veilig Thuis deelt aan het slot van het rapport mee
een half jaar na sluiting van het dossier te zullen monitoren of de coördinatie en
zorgafstemming
op gang is gekomen door met twee specifiek benoemde behandelaars contact op te nemen.
2.3 Klaagster verwijt de vertrouwensarts in deze tuchtprocedure:
1. inbreuk op het medisch beroepsgeheim door het opvragen van de complete huisartsendossiers
van
het gehele gezin, zonder uitdrukkelijke toestemming van betrokkenen;
2. inmenging in de behandelovereenkomsten zonder bevoegdheid daartoe en zonder toestemming
van
klaagster;
3. het in zijn algemeenheid stellen van medische zaken zonder over afdoende adequate
kennis te
beschikken;
4. zonder wetenschap of toestemming van klaagster laten opnemen van opmerkingen in
het
huisartsendossier, die van invloed kunnen zijn op toekomstig medisch ingrijpen.
2.4 De vertrouwensarts heeft verweer gevoerd en het college gevraagd de klacht ongegrond
te
verklaren.
2.5 Het college verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond en licht
hierna toe
hoe het tot deze beslissing is gekomen.
3. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
3.1 Het college moet de vraag beantwoorden of de vertrouwensarts heeft gehandeld
met de
zorgvuldigheid die van haar mocht worden verwacht. De norm daarvoor is ‘de redelijk
bekwame en
redelijk handelende’ vertrouwensarts. Het gaat er daarbij om of de keuzes van de vertrouwensarts
onder de gegeven omstandigheden, rekening houdend met de beroepsnormen, verdedigbaar
waren.
Klachtonderdeel 1 – complete huisartsendossiers opgevraagd zonder toestemming
3.2 Het is het college uit het dossier niet duidelijk geworden welke informatie
concreet door
Veilig Thuis bij de huisarts is opgevraagd en evenmin welke informatie uit de dossiers
van de
verschillende gezinsleden door de huisarts aan Veilig Thuis is verstrekt. Voor zover
Veilig Thuis
informatie uit het medisch dossier van de vader van de kinderen heeft opgevraagd,
is alleen de
vader belanghebbende en bevoegd om daarover te klagen. De overgelegde instemmingsverklaring
van de
vader houdt geen machtiging in aan de moeder om namens hem te klagen. Voor zover de
klacht ziet op
het medisch dossier van de vader is deze niet-ontvankelijk.
3.3 Veilig Thuis is op grond van artikel 4.1.1 lid 2 sub b van de Wet Maatschappelijke
Ondersteuning (WMO) bevoegd tot het instellen van een onderzoek naar aanleiding van
een melding. Op
grond van artikel 5.1.6 lid 2 van de WMO is Veilig Thuis bevoegd tot het verwerken
van de gegevens
die zij nodig heeft in het kader van een dergelijk onderzoek. Hiermee is de volgens
artikel 9 lid 2
onder g), h) en/of i) van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) vereiste
wettelijke
basis gegeven om af te wijken van de hoofdregel van artikel 6 lid 1 onder a) en de
bijzondere regel
voor gezondheidsgegevens van artikel 9 lid 1 en lid 2 onder a) van de AVG, die bepalen
dat voor het
opvragen en verwerken van deze gegevens toestemming van betrokkene(n) is vereist.
Deze wettelijke
bevoegdheid is uitgewerkt in het Handelingsprotocol Veilig Thuis 2019, met name artikel
7.4.1. Voor
het opvragen van de gegevens bij de huisarts van klaagster en de kinderen had de vertrouwensarts
dan ook geen toestemming van klaagster en het oudste kind nodig. Dat de vertrouwensarts
disproportioneel veel informatie zou hebben gevraagd en verwerkt, is niet gebleken.
Die situatie
zal zich bij een melding als deze, die noopt tot een breed onderzoek, ook niet snel
voordoen. De
betrokken artsen waren op hun beurt, op grond van artikel 5.2.6 WMO, in beginsel bevoegd
de
gevraagde inlichtingen te verstrekken en ontheven uit hun verplichting daarvoor de
toestemming van
de moeder en de oudste dochter te vragen conform artikelen 7:457 juncto 7:450 leden
1 en 2 van het
Burgerlijk Wetboek (BW).
3.4 Uit het dossier blijkt overigens dat de vertrouwensarts met klaagster heeft
besproken dat zij
bij diverse professionals/hulpverleners betrokken bij het gezin informatie wilde opvragen
en dat
klaagster haar in dat kader uit eigen beweging, op papier, van meerdere namen en telefoonnummers
heeft voorzien. De vertrouwensarts had er goed aan gedaan om deze gang van zaken in
het
gespreksverslag van 19 december 2018 vast te leggen door te vermelden welke informatie
zij bij wie
wilde opvragen en hoe de moeder daar tegenover stond, maar het ontbreken van deze
vastlegging is
niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. De vertrouwensarts heeft voorts onweersproken aangevoerd
dat de
moeder het de vertrouwensarts niet heeft toegestaan om met de kinderen contact op
te nemen, zodat
de vertrouwensarts de oudste dochter, die ouder dan 12 jaar was, niet zelf heeft kunnen
informeren.
3.5 Klachtonderdeel 1 is op grond van het voorgaande kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel 2 – inmenging in behandelovereenkomsten
3.6 Klaagster stelt dat vergaande maatregelen door de vertrouwensarts als ‘advies’
zijn
gepresenteerd en onder het mom van ‘monitoren’ werden afgedwongen, wat klaagster ziet
als dwang en
dreiging. Zij ziet dit als een (te) vergaande inmenging in haar persoonlijke levenssfeer.
Ook maakt
zij er bezwaar tegen dat de vertrouwensarts mededeling heeft gedaan van bevindingen
uit het rapport
aan behandelaars en andere betrokkenen.
3.7 Het onderzoek door de vertrouwensarts had als doel om te beoordelen of er sprake
was van
kindermishandeling en om na te gaan tot welke stappen de gedane melding aanleiding
gaf. In de
onderhavige situatie was de uitkomst dat de vermoedens van kindermishandeling niet
konden worden
weerlegd, noch bevestigd. De WMO geeft in artikel
4.4.1 lid 2 onder c en d aan Veilig Thuis ook in zo’n geval de bevoegdheid om hulp
in te schakelen
en adviezen te geven. Verder draagt Veilig Thuis de verantwoordelijkheid om te controleren
tot welk
resultaat de ingeschakelde hulp leidt. Anders gezegd: om na te gaan of de voorgestelde
hulp
effectief is. De bemoeienis van Veilig Thuis eindigt dan ook, anders dan klaagster
meent, niet
(altijd) met het afronden van het onderzoek en een rapportage daarvan. De vertrouwensarts
mocht in
de rapportage de gegeven adviezen aan klaagster en aan behandelaars opnemen. De vertrouwensarts
kan
niets dwingend voorschrijven; het is aan behandelaars om met die adviezen om te gaan
zoals het hun
het beste voorkomt. Dat dan na enige tijd nog wordt nagegaan (‘gemonitord’) of de
gegeven adviezen
enig effect hebben gesorteerd, is onderdeel van de wettelijke taken en bevoegdheden
– onder
omstandigheden zelfs een verplichting - van Veilig Thuis. Aan klaagster kan worden
toegegeven dat
van het monitoren een zekere invloed en druk kan uitgaan, maar ook die mogelijke beïnvloeding
is
eigen aan de (wettelijke) positie en taken van Veilig Thuis, en onder omstandigheden
noodzakelijk
om die taken juist te verrichten. De vertrouwensarts had overigens noch voor het geven
van de
adviezen, noch voor het monitoren de toestemming van klaagster nodig.
3.8 Veilig Thuis is voorts verplicht om de melders en andere betrokkenen op de hoogte
te stellen
van de stappen die naar aanleiding van de melding zijn ondernomen: zie artikel 4.1.1
lid 2 sub g
WMO. De wijze en de termijn waarop de vertrouwensarts dit naar de verschillende betrokkenen
heeft
gedaan, voldoet naar het oordeel van het college aan de zorgvuldigheidsmaatstaven
en werd mede
bepaald door de opstelling van klaagster.
3.9 Ook klachtonderdeel 2 is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel 3 – onvoldoende adequate kennis over medische zaken
3.10 De vertrouwensarts is op grond van haar functie, opleiding en registratie bevoegd
en wordt
verondersteld bekwaam te zijn om haar werkzaamheden als vertrouwensarts uit te voeren.
Klaagster
heeft geen aanwijzingen gegeven op grond waarvan aan de juistheid van die veronderstelling
zou
moeten worden getwijfeld. Voor onderzoek en advies is het niet noodzakelijk om de
kinderen zelf te
spreken of te onderzoeken. De vertrouwensarts heeft overigens onweersproken aangevoerd
dat zij de
kinderen graag zelf had willen spreken, maar daartoe door klaagster niet in de gelegenheid
is gesteld. Dit klachtonderdeel is verder niet door klaagster onderbouwd en is naar
het oordeel van het college kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel 4 – laten opnemen van opmerkingen in huisartsendossier
3.11 Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond. Uit de door klaagster overgelegde
notitie van
de huisarts blijkt niet meer of minder dan dat de huisarts een gesprek heeft gevoerd
met de
vertrouwensarts en dat de huisarts van dit gesprek een notitie heeft gemaakt. In het
bijzonder
blijkt daar niet uit dat de vertrouwensarts de huisarts heeft gevraagd om een specifieke
opmerking
in het dossier op te nemen. Het is bovendien de eigen verantwoordelijkheid van de
huisarts om te
beslissen wat zij wel of niet in het dossier vermeldt. Ook voor het voeren van dit
gesprek met de
huisarts had de vertrouwensarts de toestemming van klaagster niet nodig.
Conclusie
3.12 De conclusie is dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is.
4. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door E.P. van Unen, voorzitter, E.I. Hofstra en L.G. Jak,
leden-
beroepsgenoten, bijgestaan door N.A.M. Sinjorgo, secretaris.