ECLI:NL:TGZRAMS:2023:75 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4561

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:75
Datum uitspraak: 24-03-2023
Datum publicatie: 24-03-2023
Zaaknummer(s): A2022/4561
Onderwerp: Grensoverschrijdend gedrag
Beslissingen: Gegrond, doorhaling inschrijving register
Inhoudsindicatie: Gegronde klacht tegen een internist. Drie co-assistenten hebben een klacht ingediend tegen de internist die hen gedurende hun coschap interne geneeskunde onderwijs heeft gegeven. Klaagsters stellen dat de internist zich tijdens echografieonderwijs seksueel grensoverschrijdend heeft gedragen en dat hij daarbij heimelijk beeldopnames heeft gemaakt. Het college acht klaagsters ontvankelijk. Naar het oordeel van het college kunnen klaagsters als rechtstreeks belanghebbende worden aangemerkt. Het college vindt daarbij van belang dat de klachten voortkomen uit praktisch echografie-onderwijs tijdens een coschap. De verweten gedragingen kunnen een negatieve invloed hebben op de manier waarop de co-assistenten nu – maar ook later als arts – met patiënten omgaan, als zij deze gedragingen als normaal en passend bij de beroepsuitoefening zouden aanleren. Voorts valt het handelen van de internist naar het oordeel van het college onder de tweede tuchtnorm. De internist begaf zich met het echografieonderwijs op het terrein van zijn deskundigheid als BIG-geregistreerd internist en de gedragingen waarover wordt geklaagd kunnen niet los worden gezien van die hoedanigheid. Door de co-assistenten in de veronderstelling te brengen dat deze gedragingen normaal zijn bij een dergelijk onderzoek, wordt de kwaliteit van de patiëntenzorg ondermijnd. Het college oordeelt dat het verweten handelen daarmee voldoende weerslag heeft op het belang van de individuele gezondheidszorg. Het college komt vervolgens tot de conclusie dat alle klachtonderdelen gegrond zijn en beveelt de doorhaling van de inschrijving van de internist in het BIG-register.

A2022/4561

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing van 24 maart 2023 naar aanleiding van de klacht van:

1. A,
2. B,
3. C,

klaagsters, hierna ook: de co-assistenten
gemachtigden: mr. M.C.V. Dornstedt, advocaat werkzaam te Hellevoetsluis, en mr. M. van Gastel,

tegen

D,
arts,
destijds werkzaam te E,
verweerder, hierna ook: de internist,
gemachtigde: mr. D. Zwartjens, advocaat werkzaam te Leiden.

1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-  het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 25 juli 2022;
-  het verweerschrift met de bijlagen;
-  de e-mail, binnengekomen op 14 november 2022, met betrekking tot de tweede gemachtigde van 
klaagsters.

De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college met 
elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

De zaak is behandeld op de openbare zitting van 10 februari 2023. De partijen zijn verschenen. Zij 
werden bijgestaan door hun gemachtigden. Partijen en hun gemachtigden hebben hun standpunten 
mondeling toegelicht. De gemachtigden hebben pleitnotities voorgelezen en aan het college en de 
andere partij overgelegd.

2. Waar gaat de zaak over en wat is de beslissing?
2.1   Klaagsters volgen een studie Geneeskunde aan F. Klaagsters hebben in het kader van hun studie 
een stage (coschap) als co-assistent interne geneeskunde gevolgd in het G te
E. De internist was vanaf 2003 verbonden aan G.

2.2   Op 12 november 2021, de laatste dag van hun coschap interne geneeskunde, heeft een incident 
plaatsgevonden tijdens echografieonderwijs dat door de internist werd gegeven aan de 
co-assistenten. Klaagsters stellen dat de internist zich tijdens dit echo-onderwijs schuldig heeft 
gemaakt aan seksueel grensoverschrijdend gedrag jegens de co-assistenten en aan heimelijk 
fotograferen van de co-assistenten.

2.3   Het college komt tot de conclusie dat de klacht ontvankelijk is en vervolgens dat de klacht 
gegrond is. Het college licht dat hierna toe.

3. Wat is er precies gebeurd?
3.1   Klaagsters kregen met zijn drieën op vrijdag 12 november 2021 onderwijs van de internist in 
echografie E-FAST. Zij hadden vooraf hierover geen verdere praktische informatie gekregen ter 
voorbereiding. Om 10.15 uur begon dit onderwijs, dat werd gegeven in de (spreek)kamer van de 
internist op de polikliniek interne geneeskunde in G. De internist startte het onderwijs met een 
korte uitleg over echografie E-FAST en stelde voor dat zij ook zouden gaan oefenen met 
vaatonderzoek van de liezen. De internist deelde mee dat de co- assistenten het dienden aan te 
geven als zij zich tijdens het onderzoek onprettig zouden voelen.

3.2   E-FAST staat voor Extended Focused Assessment with Sonography in Trauma. Het gaat hierbij om 
het vaststellen van bloed/vocht in de buik, pericardvocht en pneumothorax (eventueel ook 
bloed/vocht in de thoraxholte) door middel van echografie bij traumapatiënten. Echografie van de 
liesvaten behoort niet tot het standaard E-FAST onderzoek.

3.3   Klaagsters dienden zich tot op hun onderbroek te ontkleden. Er waren handdoeken beschikbaar 
waarmee zij zich konden afdekken. De co-assistenten oefenden het E-FAST onderzoek op elkaar, 
waarbij zij afwisselend fungeerden in de rol van patiënt en arts. Ook oefenden zij met het in beeld 
brengen van de vaten in de lies. De internist keek mee en nam de echokop regelmatig over om iets 
voor te doen of te laten zien. Volgens verklaringen van klaagsters schoof de internist hierbij 
regelmatig onaangekondigd het ondergoed van de co- assistenten opzij.

3.4   Rond 12.00 uur werd het onderwijs onderbroken voor andere werkzaamheden van de internist en 
gingen klaagsters lunchen. De co-assistenten hebben hierover verklaard dat zij allen tijdens de 
lunch een ongemakkelijk gevoel hadden over het onderwijs. Met name “dat het wegschuiven van ons 
ondergoed eigenlijk best raar was.” Een klaagster merkte op dat ze “dat hele ‘gynaecologische 
onderzoek’ toch niet had verwacht bij het oefenen van de echo fast.”
en een van de klaagsters gaf 
aan na de lunch niet weer als patiënt te willen fungeren omdat zij “(…) een onbestemd en onprettig 
[gevoel] (had) bij het onderwijs.”. Op deze verklaringen van klaagsters zal hierna bij de 
overwegingen van het college nader worden ingegaan.

3.5   Na de lunch werd het onderwijs voortgezet en werd getoetst of klaagsters het echografie 
E-FAST onderzoek binnen drie minuten konden voltooien. De internist heeft, om de tijd op te nemen, 
daarvoor de videofunctie van zijn telefoon gebruikt. Tijdens de toets waarbij één van de klaagsters 
als patiënt fungeerde, meende deze klaagster dat de internist een foto van haar maakte. De 
internist stond op dat moment met de telefoon in zijn hand aan het voeteneinde van de 
onderzoekstafel waarop deze klaagster op dat moment lag. Zij vroeg hem zijn telefoon te laten zien. 
De internist weigerde dat, waarna de klaagster haar verzoek herhaalde. Daarna ontstond een 
worsteling en escaleerde de situatie. Klaagsters kregen de telefoon even in handen en hebben 
verklaard dat zij op het toestel in de fotogalerij een aantal beelden (8 tot 10) zagen waarbij zij 
(door de overeenkomstige kleur van de vloer en de wanden) de onderzoekskamer meenden te herkennen. 
De internist kreeg daarop zijn telefoon weer te pakken en heeft zich vervolgens in een toilet 
opgesloten. Tijdens dit oponthoud op het toilet heeft de internist meerdere beeldopnames gewist. 
Klaagsters hebben om hulp geroepen. Een aantal artsen heeft hulp geboden, een maatschappelijk 
werker heeft voor opvang gezorgd. Klaagsters is verzocht een MIM-melding (Melding Incidenten 
Medewerkers) te doen.

3.6   Klaagsters hebben op 12 november 2021 of de dag erna ieder afzonderlijk een verslag van het 
gebeurde opgesteld. De internist heeft kort na het incident een relaas opgesteld van hetgeen 
volgens hem is voorgevallen.

3.7   In opdracht van G heeft onderzoek plaatsgevonden naar het incident door onderzoeksbureau 
Maruda. Op 18 maart 2022 heeft Maruda een rapportage uitgebracht.

3.8   De internist is na het incident door de Raad van Bestuur van G een definitieve 
toegangsontzegging opgelegd. Tevens is de associatieovereenkomst met hem opgezegd.

3.9   Klaagsters hebben aangifte gedaan tegen de internist, waarna een strafrechtelijk onderzoek is 
ingesteld dat nog gaande is. Volgens mededeling van de gemachtigde van klaagsters ter zitting heeft 
het Openbaar Ministerie besloten tot vervolging over te gaan.

3.10  Klaagsters hebben na (en naar zij stellen, als direct gevolg van) het incident alle drie 
psychologische hulp gezocht en zijn daar nog steeds (althans ten tijde van de zitting) op 
aangewezen. Twee van de klaagsters hebben hun studie/coschappen tijdelijk onderbroken.

4. Wat houdt de klacht in?
Klaagsters verwijten de internist dat hij zich (seksueel) grensoverschrijdend heeft gedragen. Meer 
in het bijzonder verwijten zij de internist dat hij:
a) ongevraagd en onaangekondigd klaagsters in de schaamstreek heeft aangeraakt en daarbij 
ongevraagd hun ondergoed opzij heeft geschoven;
b) ongevraagd nevenbevindingen heeft benoemd in het bijzijn van de andere klaagsters;
c) beeldopnames tijdens het onderwijs heeft gemaakt met een mobiele telefoon. Klaagsters hebben ten 
slotte verzocht de internist te veroordelen in de kosten van deze procedure.

5. Wat is het verweer?
De internist heeft allereerst een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid. Vervolgens heeft hij 
de klacht inhoudelijk bestreden. Het verweer wordt voor zover nodig hierna verder besproken.

6. Wat zijn de overwegingen van het college?
De ontvankelijkheid
6.1   Aan de orde is allereerst de vraag of klaagsters in hun klacht kunnen worden ontvangen. Voor 
de beantwoording van deze vraag zijn artikel 47 en artikel 65 van de Wet op de beroepen in de 
individuele gezondheidszorg (Wet BIG) van belang.

6.2   In artikel 65 lid 1 onder a van de Wet BIG is bepaald dat een klacht aanhangig kan worden 
gemaakt door een rechtstreeks belanghebbende. Om als rechtstreeks belanghebbende te kunnen worden 
aangemerkt, dient sprake te zijn van een belang dat kan worden geplaatst in het kader van de 
individuele gezondheidszorg. Dit vloeit voort uit de aard en de strekking van de Wet BIG, die 
beoogt de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg te bewaken. Onder omstandigheden kunnen ook 
co-assistenten als rechtstreeks belanghebbenden worden beschouwd. In zo’n geval moet de klagende 
co- assistent een concreet eigen belang hebben dat verband houdt met de individuele 
gezondheidszorg.

6.3   De internist is van mening dat klaagsters geen rechtstreeks belanghebbenden zijn omdat bij 
hen een concreet eigen belang ontbreekt dat verband houdt met de individuele gezondheidszorg.

6.4   Het college is van oordeel dat klaagsters kunnen worden aangemerkt als rechtstreeks 
belanghebbenden zoals bedoeld in artikel 65 lid 1 aanhef en onder a Wet BIG. Hierbij acht het 
college het van belang dat de klachten voortkomen uit praktisch echografie-onderwijs (E- FAST en 
vaatonderzoek in de lies) door de internist aan de co-assistenten in het kader van hun 10-weekse 
coschap interne geneeskunde in G. Gedurende deze weken hebben de co- assistenten (zoals zij ter 
zitting hebben verklaard, daarin niet weersproken door de internist) daadwerkelijk en regelmatig 
patiëntencontacten gehad. De echografie-instructie van de internist moet ook in dat kader worden 
bezien. De verweten gedragingen (indien het college klaagsters daarin volgt, wat hierna wordt 
besproken) kunnen een negatieve invloed hebben op de manier waarop de co-assistenten nu -maar ook 
later als arts- met patiënten omgaan, als zij deze gedragingen als “normaal” en passend bij de 
beroepsuitoefening zouden aanleren. Dit levert naar het oordeel van het college een concreet eigen 
belang op voor klaagsters dat verband houdt met de individuele gezondheidszorg.

6.5   Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de verweten gedragingen onder het 
tuchtrecht vallen. De tuchtnormen zoals beschreven in artikel 47 lid 1 Wet BIG betreffen niet 
alleen handelen of nalaten in strijd met de zorg die een beroepsbeoefenaar als zodanig behoort te betrachten jegens patiënten of hun naaste betrekkingen (de eerste tuchtnorm; lid 1 onder 
a), maar ook enig ander handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar 
betaamt (de tweede tuchtnorm; lid 1 onder b).

6.6   Het aan de internist verweten gedrag valt niet onder de eerste tuchtnorm, die immers 
betrekking heeft op de behandelrelatie tussen een beroepsbeoefenaar en een patiënt of diens naaste 
betrekkingen. De klacht betreft grensoverschrijdend handelen van de internist jegens de 
co-assistenten (die niet zijn patiënten zijn).

6.7   De tweede tuchtnorm is een algemeen geformuleerde norm waaronder gedragingen vallen die niet 
onder de eerste norm vallen, maar die niettemin in strijd kunnen zijn met het algemeen belang van 
een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg. Daarbij is van belang dat de gedragingen 
voldoende weerslag hebben op de individuele gezondheidszorg. Volgens de internist vallen de 
verweten gedragingen niet onder een tuchtnorm. Hij handelde in zijn hoedanigheid van docent voor 
het echo-onderwijs en niet in die van internist/medicus. Onderwijs aan studenten geneeskunde heeft 
bovendien niets van doen met individuele gezondheidszorg, aldus de internist.

6.8   Het college volgt de internist daarin niet. Onderwijs door een beroepsbeoefenaar aan 
co-assistenten valt naar het oordeel van het college -net als bestuurlijke of leidinggevende 
handelingen van een beroepsbeoefenaar- onder de tweede tuchtnorm, mits dit handelen (voldoende) 
weerslag heeft op het belang van de individuele gezondheidszorg. De internist begaf zich met het 
echografie E-FAST onderwijs op het terrein van zijn deskundigheid als BIG-geregistreerd internist 
en de gedragingen waarover wordt geklaagd kunnen niet los worden gezien van de hoedanigheid van 
verweerder als internist. Door de co-assistenten in de veronderstelling te brengen dat de 
gedragingen waarover wordt geklaagd normaal zijn bij een onderzoek zoals dat werd onderwezen, wordt 
de kwaliteit van de patiëntenzorg ondermijnd. Het college is van oordeel dat het verweten handelen 
daarmee voldoende weerslag heeft op het belang van de individuele gezondheidszorg.

6.9  Het college acht klaagsters dan ook ontvankelijk in hun klachten en zal deze hierna 
inhoudelijk beoordelen.

De inhoudelijke behandeling
6.10  Klaagsters verwijten de internist dat hij zich (seksueel) grensoverschrijdend heeft gedragen. 
Deze klacht valt in een aantal onderdelen uiteen, die hierna afzonderlijk zullen worden behandeld.

Ongevraagd en onaangekondigd de schaamstreek aanraken en ondergoed opzijschuiven
6.11  De drie klaagsters hebben hun ervaringen op of direct na de dag van het incident op 12 
november 2021 in hun eigen bewoordingen schriftelijk vastgelegd. Deze drie feitelijke vastleggingen 
komen grotendeels overeen, zeker op de van belang zijnde aspecten die het feitelijk handelen van de 
internist betreffen zoals het zonder toestemming of aankondiging opzijschuiven van de onderkleding 
en de bedekkende handdoek, (de correctie van) de positie die de co-assistenten dienden in te nemen voor het onderzoek en het met telefoon in de hand aan het voeteneind van de onderzoekstafel staan. Een van de klaagsters schrijft bijvoorbeeld: “…pakte hij mijn string beet zonder aan te kondigen en trok deze naar binnen zodat de probe goed gezet kon worden. Op dat moment vond ik dat ongemakkelijk, want ik lag daar open en bloot. Hij kon zo in mijn 
vagina kijken.”.
Een andere klaagster schrijft: “… schoof hij zonder aankondiging mijn string naar 
beneden…”
en “Hiervoor kwam hij met de echo in mijn lies en schoof hij zelf, zonder aankondiging, 
mijn string nu opzij en omhoog. (…) Ik voelde hoe het opzij schuiven van mijn slipje er toe leidde 
dat mijn vagina en schaamlippen ontbloot werden.”.
De derde klaagster schrijft hierover: “Daarnaast 
heeft hij mijn ondergoed opzij geduwd om er met de echokop bij te kunnen. Hier heeft hij geen 
toestemming voor gevraagd. Hij heeft ook niet aangekondigd dat hij dit ging doen. Hij heeft mijn 
ondergoed dermate ver opzij geduwd dat ik zeker ben dat hij mijn schaamstreek heeft gezien.”.

6.12  Het college acht deze verklaringen van klaagsters geloofwaardig en gaat uit van de daarin 
beschreven gebeurtenissen, omdat ze op of direct na het incident door ieder van de klaagsters apart 
en in hun eigen bewoordingen schriftelijk zijn vastgelegd, op de van belang zijnde punten 
grotendeels overeenkomen, en ter zitting desgevraagd zijn herhaald en toegelicht.

6.13  De internist heeft deze feitelijke weergaven van de co-assistenten (in de kern, ook) niet 
weersproken maar juist erkend. Hij heeft verklaard dat “…er zeker ondergoed opzij zal zijn 
geschoven, (maar) dat dit ook niet te voorkomen is, dat verweerder ook wil aannemen dat hij dit 
mogelijk soms onaangekondigd heeft gedaan en dat hij daarin dan te zeer heeft gevaren op de wat (…) 
gemakkelijke sfeer bij het onderwijs.”.
Hij heeft echter verklaard dat de beschreven handelingen 
noodzakelijk waren in het kader van een deugdelijke instructie van het gebruik van echoapparatuur. 
Het college kan de internist hierin niet volgen. De beschreven handelingen van de internist laten 
zich niet verklaren door de plaats op het lichaam waar het onderzoek werd gedaan. Voor een 
dergelijk onderzoek, in het bijzonder van de bloedvaten in de lies, was het aanraken van het 
lichaam op deze plekken (meer in het bijzonder: de schaamstreek) en het verschuiven van het 
ondergoed zeker niet nodig. Hetzelfde geldt voor de specifieke lichaamshoudingen die de 
co-assistenten volgens de internist dienden aan te nemen. Een van de klaagsters omschrijft dit als 
de instructie aan de co-assistenten “om de benen wijder te spreiden of ze in een andere hoek te 
leggen voor ‘stabiliteit’. Hij pakte dan ook hun been vast en draaide deze verder naar buiten of in 
een andere positie. Hier zag ik
[een andere klaagster] een keer van schrikken en blozen. Hierbij 
maakte regelmatig opmerkingen als ‘niet zo!’, pakte dan ruw het been vast en draaide het zelf.”. 

Het verweer dat ook dit noodzakelijk was voor het deugdelijk uitvoeren van het onderzoek, faalt. 
Het betreffende onderzoek (specifiek het bloedvatonderzoek in de lies) kan zonder problemen (en met 
hetzelfde resultaat) worden uitgevoerd op een lichaam dat met de benen plat op de onderzoekstafel 
ligt. Ook voor het echografisch onderzoek van de appendix, door de internist uitgevoerd hoewel dit 
geen onderdeel van E-FAST of het internistisch zogenaamde POCUS onderzoek is, is onderzoek rond de 
schaamstreek niet noodzakelijk. Het spreiden of draaien van de benen is daarvoor evenmin nodig.

6.14  Het op deze manier uitvoeren van het onderzoek door de internist is naar het oordeel van het 
college aan te merken als onnodig en seksueel grensoverschrijdend en is daarmee onaanvaardbaar en 
tuchtrechtelijk verwijtbaar.

6.15  Daar komt nog bij dat de internist tijdens het omkleden door de co-assistenten (achter een 
gordijn in een hoek van de onderzoekskamer) veelvuldig onaangekondigd door het gordijn naar binnen 
kwam terwijl de betreffende coassistent nog ontkleed was. De daarvoor door de internist gegeven 
verklaring (dat hij dat slechts deed om te informeren of er nog voldoende handdoeken waren) is 
onbegrijpelijk en onvoldoende. De internist had die informatie eenvoudig kunnen krijgen door ernaar 
te vragen zonder achter het gordijn te komen – dat nu juist was geplaatst om de klaagsters privacy 
te bieden en te garanderen.

6.16  Het college acht voorts nog van belang dat het niet ging om een enkel, eenmalig incident, 
maar dat de omschreven gedragingen van de internist zich gedurende die dag veelvuldig en bij alle 
drie de co-assistenten hebben voorgedaan. Alsdan is er geen sprake van een op zichzelf staande 
handeling die ‘per ongeluk’ is uitgevoerd, maar van stelselmatig gedrag die dag.

6.17  Het college merkt voorts op (en acht van belang) dat de totale groep van co- assistenten die 
de internist instructie heeft gegeven bestond uit vijf personen: naast de drie klaagsters ook twee 
mannelijke co-assistenten. Laatstgenoemden kregen de instructie op een andere dag (met artsen in 
opleiding) zonder dat ze zich daarbij grotendeels moesten uitkleden (zij konden hun broek 
aanhouden), en zonder vaatonderzoek van de liezen. Klaagsters werden op een andere dag uitgenodigd, 
waarbij het contact verliep via de privé- telefoon van een van de klaagsters en niet via de 
gebruikelijke contactpersoon binnen het ziekenhuis. Voor deze onderverdeling en de gekozen 
communicatie via een privé-telefoon, heeft de internist -hoewel daartoe ter zitting uitgenodigd- 
onvoldoende onderbouwing gegeven. Hetzelfde geldt voor het bewust niet vooraf informeren van 
klaagsters over wat ze konden verwachten en meer in het bijzonder aan welke onderdelen ze zich 
desgewenst konden onttrekken. Aldus werden klaagsters op de vrijdagochtend dat ze zich meldden voor 
de instructie verrast over de procedure en de aard en omvang van het onderzoek, en hebben zij zich 
daar ook niet deugdelijk op kunnen kleden.

6.18  Dit onderdeel van de klacht is gegrond.

Ongevraagd nevenbevindingen benoemen in het bijzijn van de andere klaagsters
6.19  Gedurende het echo-onderwijs waarbij klaagsters om de beurt als patiënt fungeerden, werden 
door de internist ook ongevraagd nevenbevindingen benoemd. Zo merkte hij bij één van de klaagsters 
op dat haar baarmoeder in een typische positie lag, gaf hij aan in welke fase van de 
menstruatiecyclus een klaagster verkeerde en wees hij bij een klaagster op de aanwezigheid van een 
spiraaltje.

6.20  Het college is van oordeel dat de internist daarmee onnodig de privacy van klaagsters heeft 
geschonden. Dergelijke opmerkingen hadden geen nut in het kader van de echografie E-FAST 
instructie. De internist heeft zijn stelling dat hij klaagsters hierover vooraf had geïnformeerd 
(hij kon het zich niet meer specifiek herinneren, maar ging daarvan uit omdat hij dat gewoon was te 
doen) niet onderbouwd en ook niet anderszins aannemelijk gemaakt. Het college volgt hierin 
klaagsters in hun eensluidende verklaring, dat zij hierover niet vooraf waren geïnformeerd. Het 
college acht dit onderdeel van de klacht gegrond.

Beelden maken tijdens het onderwijs met een mobiele telefoon
6.21  Ten aanzien van het (sub)onderdeel van de klacht dat de internist heimelijk beeldopnames 
(naar klaagsters veronderstelden foto’s) heeft gemaakt tijdens het onderzoek, overweegt het college 
als volgt.

6.22  Klaagsters beschrijven alle drie dat de internist een iPhone in zijn hand had en daarop keek 
terwijl klaagsters bezig waren met de onderzoeken. Een van de klaagsters merkt daarover op dat de 
internist “…zijn telefoon (gebruikte) om de tijd bij te houden. (…) Hij begon dan met zijn telefoon 
in de hand aan de zijkant van het bed te staan, waarbij hij zich dan langzaam richting het 
voeteneinde verplaatste. Hierbij viel mij op dat
[de internist] erg gefocust was op zijn telefoon 
en niet op wat wij in kaart brachten.”. Een andere klaagster schrijft hierover: “Hierbij werd ik 
weer geïnstrueerd mijn benen te spreiden.
[De internist] had zijn telefoon in zijn hand, ik vond de 
hoek waarin hij zijn telefoon had merkwaardig. Zijn telefoon had hij niet in een natuurlijke 
positie vast, de telefoon leek gericht op mij. Even dacht ik dat hij een foto maakte, toen bedacht 
ik mij dat hij natuurlijk de timer op zijn telefoon aan had staan.”.
Vervolgens kreeg de derde 
klaagster het vermoeden dat de internist beeldopnames maakte: “Ik vond dat wat ongemakkelijk [haar 
positie met twee gespreide benen] en kijk daarop naar voren waarop ik [de internist] met zijn 
telefoon schuin in zijn hand, een foto zie nemen van dat ik daar lig.”.
Zij vraagt hem daarmee op 
te houden en de beeldopnames te laten zien, maar dat laatste weigerde de internist. Ondanks hun 
aandringen heeft de internist volhard in die weigering en heeft hij zich teruggetrokken op een 
toilet.

6.23  De internist heeft in zijn verweerschrift en ook ter zitting expliciet ontkend met zijn 
telefoon foto’s te hebben gemaakt tijdens de onderzoeken. Hij zou zijn telefoon slechts hebben 
gebruikt om de tijd op te nemen omdat de in de spreekkamer aanwezige klok kapot was. Daarvoor 
gebruikte hij naar eigen zeggen de videofunctie van zijn telefoon om dan de digitale klok te kunnen 
zien die bij het maken van een video-opname wordt weergegeven. Hij heeft daarbij het toestel niet 
plat op de onderzoekstafel gelegd, maar steeds in zijn hand gehouden zoals je een mobiele telefoon 
vasthoudt terwijl je erop kijkt. Desgevraagd heeft de internist tijdens de zitting erkend dat hij 
al doende dus beeldopnames (video-opnames) heeft gemaakt tijdens de onderzoeken en deze later, 
teruggetrokken op het toilet, heeft verwijderd. Hij heeft daarover verklaard dat hij in paniek was 
geraakt, niet meer weet wat hij precies heeft gewist, en ook later de gewiste opnames niet heeft 
'teruggehaald’ - mede omdat de telefoon door een val tijdens het incident niet meer voldoende 
werkte.

6.24  Het college acht het bijzonder kwalijk en tuchtrechtelijk ernstig verwijtbaar dat de 
internist video-opnames heeft gemaakt van klaagsters tijdens het onderzoek. Klaagsters waren 
onvoorbereid en door de internist onwetend gehouden over de feitelijke gang van zaken tijdens een 
echo-onderzoek en vertrouwden op de ervaring, deskundigheid en integriteit van de internist. De 
co-assistenten verkeerden tijdens het maken van de video- opnames bovendien in een zeer kwetsbare 
positie (vrijwel geheel ontkleed) en hadden geen weet van de opnames. Zij hadden ook geen enkel 
zicht op wat er met de video-opnames verder zou (kunnen) gebeuren. Het verweer van de internist dat 
hij slechts video-opnames heeft gemaakt om de tijd op te nemen, legt het college terzijde als 
ongeloofwaardig. Hiervoor bestaan immers -met of zonder een mobiele telefoon- betere en veel minder 
ingrijpende opties. Dit is op geen enkele wijze een rechtvaardiging voor zijn handelen. Waarom de 
internist niet een andere tijdsregistratie gebruikte -zoals hij bij het echo- onderwijs bij 
co-assistenten enkele dagen daarvoor had gedaan- wordt door de internist onvoldoende verklaard.

6.25  Na het incident is de internist elk gesprek met klaagsters uit de weg gegaan. Zijn verweer 
dat hij niet rustig reageerde en ook weigerde om de opnames te laten zien omdat hij in paniek was 
geraakt door de harde verwijten van de co-assistenten, overtuigt het college niet. De internist 
heeft binnen het ziekenhuis een zodanige positie, en voldoende (levens)ervaring en gezag, om in 
staat te worden geacht om de geuite verwijten direct en ondubbelzinnig te kunnen weerleggen. En wel 
door eenvoudigweg aan klaagsters direct de op zijn telefoon opgeslagen beeldopnames te laten zien 
en daarmee aan te tonen dat sprake was van een misverstand. Dat op zijn telefoon beeldopnames staan 
die een zodanig privékarakter hebben (foto’s waarop ook zijn echtgenote staat) dat hij die niet aan 
klaagsters kon laten zien, is weliswaar gesteld maar niet onderbouwd of anderszins aannemelijk 
geworden.

6.26  Dit alles klemt temeer nu de internist ook niet in de dagen na het incident tot het 
(onontkoombaar) besef lijkt te zijn gekomen dat zijn optreden onaanvaardbaar was om vervolgens het 
gesprek aan te gaan met klaagsters en daarbij (alsnog) inzage te geven in de video’s die hij had 
gemaakt. Hoewel daartoe ter zitting in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft de internist daarvoor 
geen bevredigende verklaring gegeven. Zijn opmerking dat het “allemaal heel vaag” was en is, is 
onvoldoende. Zijn stelling dat het toestel bij het incident (door een val) beschadigd was geraakt 
is niet onderbouwd, (bijvoorbeeld met een technisch rapport) en evenmin toereikend, zeker omdat hij 
wel in staat was om op de dag zelf na de val, op het toilet meerdere opnames te wissen.

6.27  Ook dit klachtonderdeel is gegrond.

Conclusie
6.28  De conclusie is dat de klacht in al haar onderdelen gegrond is.

H-rapport

6.29  De internist heeft gesteld dat het rapport van Maruda ondeugdelijk is, zowel qua inhoud als 
qua totstandkoming ervan. Volgens de internist kan het rapport van Maruda daarom niet als bewijs 
worden gehanteerd. Deze stelling aangaande (de ondeugdelijkheid en de totstandkoming van) het 
rapport van Maruda laat het college onbesproken nu het zonder gebruikmaking van het rapport tot 
zijn conclusie is gekomen.

Maatregel
6.30  De wijze waarop de internist klaagsters, die in een kwetsbare situatie verkeerden 
(onvoldoende geïnformeerd en grotendeels ontkleed) en als co-assistenten tot hem in een 
hiërarchische verhouding stonden, heeft behandeld is onbegrijpelijk en onaanvaardbaar. Meer in het 
bijzonder verwijt het college de internist dat hij zich met zijn wijze van lichamelijk onderzoek 
(seksueel) grensoverschrijdend heeft gedragen, en dat hij daarbij heimelijk beeldopnames heeft 
gemaakt. Hij heeft daarmee het vertrouwen van klaagsters misbruikt en beschaamd en hun mentale 
gezondheid geschaad. Tevens heeft de internist met zijn gedragingen als opleider van co-assistenten 
de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg ondermijnd. De internist heeft, ook ter zitting, 
niet het inzicht getoond dat zijn gedragingen (op de verschillende onderdelen, maar ook in hun 
onderlinge verband gezien) volstrekt onaanvaardbaar zijn. Het college zal aan de internist de 
maatregel opleggen van doorhaling van de inschrijving in het BIG-register.

6.31  Het college weegt bij de vaststelling van de maatregel de maatschappelijke impact mee op 
zowel studenten als op medewerkers van en patiënten in het ziekenhuis, waarbij de vooraanstaande 
positie van de internist een rol speelt. Het college onderkent dat ook de internist daarbij schade 
heeft ondervonden, maar dat vloeit direct voort uit zijn eigen handelen.

Publicatie
6.32  Om redenen, aan het algemeen belang ontleend, zal deze beslissing zonder vermelding van namen 
of andere herleidbare gegevens worden gepubliceerd.

Proceskosten
6.33  Klaagsters hebben verzocht de internist te veroordelen in de kosten van deze procedure. Een 
kostenveroordeling is mogelijk als het college de klacht (gedeeltelijk) gegrond verklaart en de 
zorgverlener een maatregel oplegt. Gezien de aard en de ernst van de klacht zal het college het 
verzoek om kostenveroordeling toewijzen.

6.34  Voor wat betreft de berekening van deze kosten sluit het college aan bij het Besluit 
proceskosten bestuursrecht.
Deze vergoeding bestaat uit:
-  € 1.623,00 voor juridische bijstand (1 punt voor het klaagschrift en 1 punt voor de zitting x 
tarief € 541,00 x wegingsfactor van 1,5);
-  € 50,00 reiskosten voor iedere klaagster.

7. De beslissing
Het college:
-  verklaart de klacht in alle onderdelen gegrond;
-  beveelt de doorhaling van de inschrijving van de internist in het BIG-register, dan wel ontzegt 
de internist, voor het geval hij op het moment van onherroepelijk worden van deze beslissing niet 
is ingeschreven in het BIG-register, het recht om wederom in dit register te worden ingeschreven;
-  schorst bij wijze van voorlopige voorziening de bevoegdheid van de internist om de aan de 
inschrijving in het BIG-register verbonden bevoegdheden uit te oefenen totdat de beslissing tot 
doorhaling van de inschrijving onherroepelijk is geworden dan wel in beroep is vernietigd;
-  bepaalt dat de beslissing ingevolge artikel 71 Wet BIG in de Nederlandse Staatscourant zal 
worden bekend gemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan het tijdschrift Medisch Contact;
-  veroordeelt de internist in de hierboven vastgestelde kosten van klaagsters van in totaal
€ 1.773,00 te voldoen binnen vier weken nadat de gemachtigde van klaagsters schriftelijk het 
bankrekeningnummer en de tenaamstelling van de bankrekening waarop het bedrag kan worden gestort 
aan de gemachtigde van de internist heeft laten weten, maar niet eerder dan dat deze beslissing 
onherroepelijk is geworden.

Deze beslissing is gegeven door A.M.G.J. van Amsterdam, voorzitter,
C.C.B.M. van Kimmenade, lid-jurist, M.V. Huisman, P.M. Netten, en E.J. van Lieshout, leden- 
beroepsgenoten, bijgestaan door S. Verdaasdonk, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 24 
maart 2023.