ECLI:NL:TGZRAMS:2023:69 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5110

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:69
Datum uitspraak: 17-03-2023
Datum publicatie: 17-03-2023
Zaaknummer(s): A2022/5110
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Het college gaat uit van de gegevens zoals die destijds in 2014 door verweerster zijn genoteerd in het medisch dossier. Dat er sprake is geweest van valsheid in geschrifte, zoals is gesuggereerd door klaagster, is niet gebleken noch aannemelijk geworden. Het dossier bevat geen enkel aanknopingspunt of aanleiding om te veronderstellen dat er bewust gegevens zijn achtergehouden of gemanipuleerd, of dat het medisch verslag onjuistheden bevat. Verweerster heeft na (lichamelijk) onderzoek en op basis van haar bevindingen slechts een voorlopige diagnose gesteld. Van een misdiagnose door verweerster, zoals klaagster stelt, is geen sprake. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

A2022/5110

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing van 17 maart 2023 naar aanleiding van de klacht van:

A,
wonende te B, klaagster,

tegen

C,
huisarts, destijds werkzaam als arts-assistent, werkzaam te B,
verweerster, hierna ook: de arts,
gemachtigde: mr. K.M. ten Pas, werkzaam te Amsterdam.

1. De procedure
1.1  Het verloop van de procedure blijkt uit:
-  het klaagschrift met de bijlage, ontvangen op 24 juni 2022;
-  de brief van 6 juli 2022 van klaagster, binnengekomen op 8 juli 2022, met de bijlagen;
-  de brief van 17 oktober 2022 van klaagster, binnengekomen op 19 oktober 2022, met de bijlagen;
-  het verweerschrift met de bijlagen.

1.2   De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het 
college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

1.3  Het college heeft de klacht op 3 februari 2023 op basis van de stukken beoordeeld.

2. Waar gaat de zaak over en wat is de beslissing?
2.1  Klaagster (geboren in 1982) heeft zich vrijwillig aangemeld bij D.
Op 30 april 2014 voelde klaagster zich steeds slechter, ze voelde zich gedrogeerd. Ze heeft zich 
die dag eerst gemeld bij D, en is daarna doorgegaan naar de afdeling Spoedeisende en Eerste Hulp 
(SEH) van het E, locatie F. Klaagster was bang dat haar ex-partner iets radioactiefs bij haar had 
ingespoten.

2.2  Klaagster is op 30 april 2014 op de SEH gezien door verweerster. Verweerster was in
die tijd in het ziekenhuis werkzaam als arts-assistent op de afdeling SEH. Klaagster vroeg om een bloedtest op harddrugs en een test of zij radioactief was. Verweerster heeft klaagster lichamelijk onderzocht en het bloed en de urine van klaagster laten onderzoeken.

2.3   Klaagster verwijt verweerster misdiagnose en valsheid in geschrifte. Verweerster heeft 
volgens klaagster hierdoor in strijd met haar artseneed gehandeld. Volgens klaagster is verweerster 
niet bevoegd om een psychiatrische diagnose vast te stellen. Verder was klaagster naar eigen zeggen 
niet verward en had zij geen waanbeelden. Klaagster was enkel gedrogeerd, maar dit is niet 
vastgelegd in het medisch dossier. Klaagster stelt dat zij verder niet is beoordeeld door de 
crisidienst.

2.4   Verweerster heeft de klacht bestreden. Verweerster heeft aangevoerd dat uit het bloed- en 
urineonderzoek geen bijzonderheden naar voren waren gekomen. Zij heeft geen somatische oorzaak voor 
de klachten van klaagster kunnen vaststellen. Op basis van haar bevindingen heeft verweerster de 
voorlopige diagnose psychose gesteld. Zij heeft vervolgens de crisisdienst van G gevraagd om 
klaagster te komen beoordelen. Zij betwist dat er sprake is van een misdiagnose dan wel van 
valsheid in geschrifte. Verweerster heeft gehandeld conform de aan de artseneed verbonden normen en 
waarden.

2.5   Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond en licht hierna toe hoe het tot deze 
beslissing is gekomen.

3. Wat zijn de overwegingen van het college?
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
3.1   Het college moet beoordelen of de arts met inachtneming van de geldende beroepsnormen de zorg 
heeft verleend die van haar mocht worden verwacht. De norm daarvoor is ‘de redelijk bekwame en 
redelijk handelende’ arts. Daarbij gaat het er niet om of het beter had gekund, maar of de 
beroepsnormen met zich meebrengen dat het ook anders had gemoeten.

3.2   Verweerster heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij heeft aangevoerd dat zij haar bevindingen 
naar aanleiding van het bezoek van klaagster aan de SEH correct heeft vastgelegd in het medisch 
dossier. Hierbij heeft verweerster ook genoteerd dat klaagster het vermoeden had dat zij was 
gedrogeerd. Verweerster heeft naar aanleiding van haar bevindingen slechts een voorlopige diagnose 
gesteld. De diagnose psychose is uiteindelijk gesteld door de psychiater van de crisisdienst.

3.3   Verweerster heeft naar aanleiding van het SEH-consult van klaagster op 30 april 2014 in het 
medisch dossier genoteerd, voor zover van belang:
“(…)
- Datum SEH bezoek: 30-4-2014
- Reden bezoek: is volgens eigen zeggen op dit moment radio-actief (…)
- Anamnese: (…): wil graag een bloedtest

Komt naar de SEH omdat ze graag een bloedtest wil op harddrugs en een test of ze radioactief is. 
(…) Ze voelt zich erg verward, denkt daarom ook harddrugs in haar systeem te hebben. (…)
Tr. Resp: hoesten+, geen dyspneu of slijm
Tr. Dig: N+V-, kan niets meer eten. Ontlasting normaal. Tr. Uro: mictie en urine geen 
bijzonderheden.
-Lichamelijk onderzoek: Pols 79, RR 127/76. Temp 37.1; sat 99% zonder extra O2

Niet acuut zieke vrouw, komt wel erg verward over. (…)
-Aanvullend onderzoek: Lab: (…)

- Bespreking / dd: Verwardheid en waanbeelden
- Diagnose (voorlopig) (mijnHMC): Psychose
- Beleid (huisartsenbrief en mijnHMC): Crisisdienst zijn patient komen beoordelen: psychose Zij 
nemen patiënte op.
Verder beleid bij G. (…)”.

3.4   Het college gaat uit van de gegevens zoals die destijds in 2014 door verweerster zijn 
genoteerd in het medisch dossier. Dat er sprake is geweest van valsheid in geschrifte, zoals is 
gesuggereerd door klaagster, is niet gebleken noch aannemelijk geworden. Het dossier bevat geen 
enkel aanknopingspunt of aanleiding om te veronderstellen dat er bewust gegevens zijn 
achtergehouden of gemanipuleerd, of dat het medisch verslag onjuistheden bevat. Verweerster heeft 
na (lichamelijk) onderzoek en op basis van haar bevindingen slechts een voorlopige diagnose 
gesteld. Van een misdiagnose door verweerster, zoals klaagster stelt, is geen sprake. De diagnose 
‘psychose’ is niet door verweerster gesteld, maar door een psychiater van de crisisdienst. 
Klaagster stelt weliswaar dat zij op de SEH niet is beoordeeld door de crisisdienst, maar zoals 
gezegd ziet het college geen reden om niet uit te gaan van de inhoud van het medisch dossier, en 
verder blijkt uit de overgelegde stukken in ieder geval dat klaagster na het bezoek bij de SEH 
direct via de acute psychiatrie is opgenomen door G.

Conclusie
3.6   Alles overziend, heeft verweerster gehandeld zoals van haar als arts mocht worden verwacht. 
Dat zij zou hebben gehandeld in strijd met haar artseneed is niet gebleken.
De conclusie is dat de klacht kennelijk ongegrond is.

4. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door J.F. Aalders, voorzitter, E. Pans, lid-jurist, I. Weenink,
A. Medema en B. van Ek, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door S.R.M.I. Roos-Bollen,
secretaris.