ECLI:NL:TGZRAMS:2023:58 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4032
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2023:58 |
---|---|
Datum uitspraak: | 07-03-2023 |
Datum publicatie: | 07-03-2023 |
Zaaknummer(s): | A2022/4032 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een psychiater. Klager verblijft op een afdeling in een tbs-kliniek. Verweerder is als psychiater verbonden aan die afdeling en is ook hoofd van die afdeling. Klager is ontevreden over het handelen van de psychiater en de gang van zaken in de kliniek (in totaal 8 klachtonderdelen). Het college komt tot het oordeel dat de klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk is (t.a.v. leefomstandigheden kliniek, beleid kliniek – geen sprake van handelen op het gebied van psychiatrie) en deels kennelijk ongegrond (t.a.v. dubbele functie, tegenstrijdigheden met betrekking tot opname in de kliniek, EVBG-status en behandel- en signaleringsplan, opdracht bedreigen/provoceren). |
A2022/4032
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing van 7 maart 2023 naar aanleiding van de klacht van:
A,
verblijvende te B, klager,
tegen
C,
psychiater, werkzaam te B,
verweerder, hierna ook: de psychiater,
gemachtigde: mr. L. Greebe, werkzaam te Amsterdam.
1. De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift, ontvangen op 10 maart 2022;
- de aanvullende klaagschriften (met de bijlagen), ontvangen op 8 april 2022, 2,
10 en 31 mei 2022;
- het verweerschrift met de bijlage;
- het aanvullende verweerschrift, ontvangen op 14 juli 2022;
- het proces-verbaal van het op 18 augustus 2022 gehouden mondelinge vooronderzoek;
- de brief van 25 augustus 2022, ontvangen op 26 augustus 2022, van de gemachtigde
van de psychiater;
- het aanvullende klaagschrift, ontvangen op 27 oktober 2022; en
- het aanvullende verweerschrift, ontvangen op 11 januari 2023.
1.2 Het college heeft de klacht op 24 januari 2023 op basis van de stukken beoordeeld.
Waar gaat de zaak over?
2.1 Klager verblijft sinds 2006 in verschillende tbs-klinieken (forensisch psychiatrische
klinieken, FPC’s). Op 11 januari 2022 werd hij vanuit D, overgeplaatst naar afdeling
E van F
(hierna: de kliniek). E is een zeer-intensieve-zorgafdeling voor patiënten die vanwege
hun
problematiek extreem vlucht- en/of beheersgevaarlijk (EVBG) gedrag vertonen. Verweerder
is als psychiater verbonden aan de afdeling E en is ook hoofd behandeling van die
afdeling.
2.2 De minister van Justitie kan aan tbs-patiënten een EVBG-status toekennen. Klager
heeft sinds
eind december 2021 een EVBG-status. Op 18 februari 2022 is mede namens de psychiater
een verlenging
van de EVBG-status aangevraagd. De minister heeft deze status vervolgens met een jaar
verlengd, tot
1 april 2023.
2.3 Klager is ontevreden over het handelen van de psychiater en de gang van zaken
in de kliniek.
Het college komt tot het oordeel dat de klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk en
deels kennelijk
ongegrond is. Het college licht dat hierna toe.
3. Wat houdt de klacht in?
Klager heeft de klacht meerdere keren uitgebreid en heeft tijdens het mondeling vooronderzoek
een
aantal klachtonderdelen ingetrokken. De klachtonderdelen luiden – samengevat – nu
als volgt:
1) De psychiater heeft een dubbele functie binnen de afdeling waar klager verblijft,
namelijk die van psychiater en hoofdbehandelaar;
2) F heeft opname vanuit D eerst geweigerd en vervolgens toch toegestaan;
3) De psychiater heeft op valse gronden verlenging van de EVBG-status van klager aangevraagd, terwijl
klager juist vrijheden op de afdeling heeft gekregen;
4) De psychiater heeft onjuiste/tegenstrijdige uitspraken over het behandel- en signaleringsplan gedaan;
5) De leefomstandigheden binnen de kliniek zijn onvoldoende, omdat klager geen verse
groenten krijgt, er spullen van klager in beslag zijn genomen en klager geen goed
matras heeft;
6) De psychiater heeft medewerkers van de kliniek opdracht gegeven om klager en zijn
medebewoners te bedreigen en te provoceren;
7) De psychiater bedreigt het netwerk van klager, zodat zij geen geld meer naar klager
overmaken en
de psychiater beschuldigt klager ervan dat hij zijn netwerk afperst; en
8) De psychiater heeft tegen klager gezegd dat zijn tuchtklacht niets zal opleveren,
omdat klager een tbs’er is.
4. Wat is het verweer?
De psychiater heeft de klacht bestreden. Het verweer wordt voor zover nodig hierna
verder
besproken.
5. Wat zijn de overwegingen van het college?
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de psychiater de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht
worden. De
norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende psychiater. Bij de beoordeling
wordt
rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en de wetenschappelijke
inzichten ten tijde van het handelen. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners
alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.
Klachtonderdeel 1: Dubbele functie
5.2 De psychiater is vanuit zijn functie als hoofd behandeling voorzitter van het
multidisciplinaire behandelteam van de afdeling en plaatsvervanger van het hoofd van
de instelling
voor het nemen van beslissingen krachtens wettelijke voorschriften. Klager is van
mening dat de
psychiater hierdoor de nodige objectiviteit als behandelaar mist. De psychiater heeft
dit
gemotiveerd tegengesproken. Het college overweegt dat het combineren van dergelijke
functies een
gangbare praktijk is binnen ggz- en tbs-instellingen. Naar het oordeel van het college
zijn er
onvoldoende aanwijzingen dat dit een gebrek aan objectiviteit in de behandeling van
klager zou
meebrengen, aangezien de psychiater zich vanuit beide rollen op de inhoud van de behandeling
richt.
De behandeling van een patiënt van een tbs- kliniek kan nooit helemaal los worden
gezien van de
veiligheidsaspecten, nu die de grondslag en het doel vormen van de door de rechter
opgelegde
beslissing tot terbeschikkingstelling. Klager heeft verder ook niet toegelicht waaruit
het gebrek
aan objectiviteit bij de psychiater zou blijken of waarom het hoofd behandeling per
se een
GZ-psycholoog zou moeten zijn. Bovendien maakt ook een andere psychiater deel uit
van het
behandelteam, even als zorgverleners van andere disciplines zodat klager indien gewenst
met een
andere zorgverlener kan spreken. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel 2: Tegenstrijdigheden met betrekking tot opname in de kliniek
5.3 In het verweerschrift heeft de psychiater uitgelegd hoe de overplaatsing van
de ene naar de
andere kliniek tot stand is gekomen. De psychiater heeft gesteld dat hij hierbij niet
persoonlijk
betrokken is geweest en dit is niet door klager weersproken. Het is het college ook
niet gebleken
dat de psychiater hierbij betrokken is geweest. Daarom is dit klachtonderdeel ongegrond.
Klachtonderdeel 3: Tegenstrijdigheden met betrekking tot de EVBG-status
5.4 Klager heeft aangevoerd dat de psychiater op valse gronden de EVGB-status heeft
verlengd en
dan ook direct voor een jaar, terwijl klager juist vrijheden kreeg op zijn nieuwe
afdeling en dit
ook goed ging.
5.5 De brief van 18 februari 2022, waarmee voor klager een verlenging van de EVBG-
status is
aangevraagd, is naast het hoofd van de kliniek, medeondertekend door de psychiater
als waarnemend
Hoofd Behandeling en door de Manager Zorg tbs. In deze brief is onder meer vermeld
dat klager een
antisociale en narcistische persoonlijkheidsstoornis heeft, die gecompliceerd wordt
door
psychopathie en dat er bij hem sprake is van middelenmisbruik, wat kan leiden tot
extra ontremming.
Volgens de brief heeft klager een voorgeschiedenis met meerdere geweldsdelicten en
vertoonde hij
binnen de verschillende klinieken antisociaal en ontwrichtend gedrag. Uit de brief
blijkt dat de
EVBG-status is aangevraagd door de vorige kliniek waar klager verbleef na ernstige
bedreigingen van
een medewerker van een andere kliniek. Bij eerdere behandelpogingen bleek het niet
mogelijk om het
gewelddadige gedrag van klager beheersbaar te maken en het risico op gewelddadige
escalatie werd als hoog ingeschat, zo staat in de brief. De laatste risicotaxatie
was gedaan in de vorige kliniek. Op basis van het gedrag van klager het afgelopen
jaar werd daarin geen verandering verwacht bij een nieuwe risicotaxatie.
5.6 Naar het oordeel van het college is de aanvraag van de verlenging van de EVBG-
status met de
informatie in de brief voldoende onderbouwd. Het college ziet in de stukken geen aanknopingspunten
om te oordelen dat sprake is van valse gronden. De informatie was ook genuanceerd.
De brief
vermeldt dat klager twee dagen na aankomst in de kliniek uit de separeer kon, omdat
er afspraken
met hem konden worden gemaakt, en ook dat klager tijdens het verblijf in de kliniek
niet betrokken
is geweest bij incidenten. Dat neemt niet weg dat er op basis van de informatie uit
de voorgaande
kliniek voldoende informatie beschikbaar was om de aanvraag van de EVGB-status op
te baseren.
5.7 Klager heeft verder naar voren gebracht dat de EVBG-status in strijd is met
de vrijheden die
hij heeft, omdat hij zich wel buiten de beveiligde afdeling mag begeven. De psychiater
heeft
hierover opgemerkt dat klager voor specifieke doelen, zoals een huisartsenbezoek,
fysiotherapiebezoek of een bezoek aan de kliniekwinkel onder begeleiding van de afdeling
mag, maar
dat klager zich niet vrij en onbeperkt in de kliniek kan bewegen.
5.8 Naar het oordeel van het college is het feit dat klager in de kliniek een aantal
vrijheden
heeft niet voldoende om te concluderen dat deze in de weg staan aan het hebben van
een EVBG-status.
Uit het verweer van de psychiater blijkt voldoende dat gestreefd wordt naar een zo
leefbaar
mogelijk verblijf voor klager als patiënt. Daarbij hoort dat hij zoveel als mogelijk
in
overeenstemming met zijn status bewegingsvrijheid krijgt binnen de kliniek. Bij het
mondelinge
vooronderzoek heeft klager gezegd dat hij maximale vrijheden heeft binnen de afdeling.
Uit de aard
van die vrijheden, die relatief beperkt zijn, kan niet worden afgeleid dat zij in
strijd zijn met
de EVBG-status van klager. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel 4: Tegenstrijdigheden/onjuiste uitspraken behandel- en signaleringsplan
5.9 Klager verwijt de psychiater dat hij heeft gezegd dat klager geen behandeling
krijgt, terwijl
er voor klager wel een behandelplan is opgesteld. In het behandelplan heeft de psychiater
ten
onrechte genoteerd dat klager niet wil sporten. Daarnaast liegt de psychiater volgens
klager over
de doelstelling van het signaleringsplan. Klager is van mening dat het signaleringsplan
een manier
is om hem in zijn vrijheden te beperken.
5.10 Het college overweegt dat uit de stukken voldoende blijkt dat dat de problematiek
van klager
onbehandelbaar is. De psychiater heeft in zijn verweerschrift toegelicht dat iedere
patiënt binnen
de kliniek, ook patiënten met een onbehandelbare stoornis, een behandelplan heeft.
In het
behandelplan van klager zijn de volgende doelen opgenomen: ‘Ik houd me aan de gemaakte afspraken in
mijn behandeling’, ‘Ik houd rekening met anderen’ en ‘ik heb zicht op mijn drukke,
impulsieve of
ongewenste gedrag’. Deze doelen zijn gericht op het verblijf op de afdeling en worden nagestreefd
via de begeleiding. Naar het oordeel van het college zijn deze doelen passend bij
de problematiek
van klager en past dit ook bij een signaleringsplan. Een signaleringsplan is in het
algemeen bedoeld om bij dreigende escalatie tijdig in te kunnen grijpen om de situatie
te kalmeren. Dat betekent dat er in dat verband zo nodig ook
maatregelen kunnen worden opgelegd. Het college heeft verder geen aanwijzingen om
aan te nemen dat
het signaleringsplan van klager op oneigenlijke wijze wordt gebruikt.
Het is overigens wel begrijpelijk dat de term ‘behandelplan’ verwarrend is voor klager,
als er
volgens de kliniek geen behandeling mogelijk is voor zijn stoornis. Het zou beter
zijn hiervoor een
andere aanduiding te kiezen.
Dat in het behandelplan is genoteerd dat klager niet wil sporten, terwijl dit wel
zo is, is van
onvoldoende gewicht voor een tuchtrechtelijk verwijt. Klager kan zelf bij de psychiater
aangeven
dat hij wel wil sporten, zodat dit in het behandelplan kan worden aangepast.
Klachtonderdeel 5: Leefomstandigheden kliniek
5.11 Klager is van mening dat hij in de kliniek onjuist wordt behandeld, omdat hij
geen verse
groenten krijgt, er spullen van zijn kamer in beslag worden genomen en omdat hij op
een slecht
matras moet slapen, terwijl hij rugklachten heeft. De psychiater heeft toegelicht
dat bepaalde
spullen van klager in beslag zijn genomen in verband met de hygiëne-en veiligheidseisen
waaraan de
kamers van patiënten moeten voldoen. Deze eisen zijn vastgelegd in de kliniekregels.
Het verwijt
over het in beslag nemen van spullen en het verstrekken van verse groenten hebben
betrekking op het
beleid van de kliniek. Voor zover de psychiater daar persoonlijk bemoeienis mee heeft
gehad, is
voldoende aannemelijk dat hij daarbij als plaatsvervanger van het hoofd van de instelling
heeft
gehandeld ter uitvoering van beleid van de kliniek. In ieder geval is niet gebleken
dat die
betrokkenheid verband hield met het deskundigheidsgebied waarvoor de psychiater BIG-geregistreerd,
te weten de psychiatrie. In zoverre komt dit gedeelte van het klachtonderdeel niet
voor toetsing
onder een van de tuchtnormen in aanmerking en is klager daarin niet-ontvankelijk.
5.12 Voor wat betreft de rugklachten heeft de psychiater toegelicht dat klager hiervoor
wordt
behandeld door een fysiotherapeut en dat klager vanwege die klachten een extra dik
matras heeft
gekregen. De psychiater is hier niet persoonlijk bij betrokken geweest.
5.13 Nu niet is gebleken dat de psychiater in dit verband handelingen heeft verricht,
is dit
gedeelte van het klachtonderdeel ongegrond
Klachtonderdeel 6 en 8: Bedreigen en provoceren en opmerking tuchtklacht
5.14 Het college bespreekt deze klachtonderdelen gezamenlijk. Klager stelt dat de
psychiater
medewerkers van de kliniek opdracht heeft gegeven om klager en zijn medebewoners te
bedreigen en te
provoceren. Op deze manier probeert de psychiater volgens klager agressie bij hem
uit te lokken,
zodat zijn verblijf op de afdeling kan worden verlengd. Daarnaast zou de psychiater
hebben gezegd
dat zijn tuchtklacht niets zal opleveren, omdat klager een tbs’er is. De psychiater
heeft beide
verwijten weersproken. In het algemeen stelt de psychiater dat klager met respect
wordt behandeld
en dat hij niet anders wordt bejegend omdat hij een tuchtklacht heeft ingediend.
5.15 Voor beide klachtonderdelen geldt dat het college niet kan vaststellen wat er
precies is
gebeurd, omdat er geen aanwijzingen zijn die het standpunt van een van de partijen
meer aannemelijk
maken dan dat van de ander. Het is vaste rechtspraak dat in een geval als dit, waarbij
sprake is
van het woord van de één tegen het woord van de ander,
geen oordeel door het college kan worden gevormd. Dat brengt mee dat het college ook
niet kan
vaststellen dat de psychiater in dit verband tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
Dit
betekent dat deze klachtonderdelen ongegrond zijn
Klachtonderdeel 7: Bedreigen netwerk en klager ervan beschuldigen dat hij netwerk
afperst.
5.16 Uit de bijlagen bij het klaagschrift blijkt dat klager over het ontvangen van
geld van zijn
familie eerder een klacht heeft ingediend bij de Commissie van Toezicht. Mede namens
de psychiater
is een schriftelijke reactie op deze klacht gegeven. Hierin is uitgelegd dat de kliniek
er in het
algemeen geen voorstander van is dat patiënten giften van hun netwerk ontvangen, omdat
dit
patiënten beperkt in het ontwikkelen van financiële zelfredzaamheid en omdat voor
de kliniek niet
inzichtelijk is of patiënten het netwerk onder druk zetten om geld over te maken.
Uit de stukken
blijkt dat tijdens het intakegesprek bij de opname van klager in de kliniek dit beleid
met hem is
besproken.
5.17 Dit klachtonderdeel is niet-ontvankelijk, omdat het ook hierbij gaat om het
beleid van de
kliniek en er geen sprake is van handelen op het gebied van de psychiatrie.
Conclusie
5.18 De conclusie is dat de klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk
ongegrond
is.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht kennelijk niet-ontvankelijk voor wat betreft de klachtonderdelen
5 (deels) en 7;
- verklaart de klacht voor het overige kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door N.B. Verkleij, voorzitter, S. Colsen, lid-jurist,
C.M. Sonnenberg, T.A. Wouters en A.J.K. Hondius, leden-beroepsgenoten, bijgestaan
door
L.B.M. van ‘t Nedereind, secretaris.