ECLI:NL:TGZRAMS:2023:5 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/3944

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:5
Datum uitspraak: 06-01-2023
Datum publicatie: 06-01-2023
Zaaknummer(s): A2022/3944
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Klaagster verwijt de huisarts dat hij slecht naar haar heeft geluisterd. Zij voelt zich niet serieus genomen. Hij heeft haar niet tijdig doorverwezen naar de neuroloog en haar een dag laten wachten op de uitslag van een gesprek. Klaagster is bij de arts weggegaan. Het college is van oordeel dat uit het verloop van de behandeling blijkt dat de arts steeds goed naar klaagster en haar hulpvraag heeft geluisterd. In de korte periode dat klaagster zijn patiënt was is onder meer een aantal keer telefonisch contact geweest, heeft hij op haar verzoek de neuroloog gebeld en is hij op huisbezoek geweest. Uit niets blijkt dat de arts klaagster niet serieus genomen heeft. Dat klaagster een dag heeft moeten wachten op de uitkomst van een gesprek werd volgens de arts veroorzaakt door drukte in de praktijk. De arts heeft de praktijkassistente laten bellen om klaagster te vertellen dat de arts haar de volgende dag zou bellen. Het college is van oordeel dat de arts aldus zorgvuldig heeft gehandeld.Alle klachtonderdelen kennelijk ongegrond.


REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM


Beslissing van 6 januari 2023 naar aanleiding van de klacht van:


A,
wonende te B,
klaagster,


tegen


C,
huisarts,
werkzaam te B,
verweerder, hierna ook: de arts,
gemachtigden: mr. A.G. Joxhorst en mr. M.R.S. Lieverse, advocaten te Amsterdam.


1. De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 23 februari 2022;
- het aanvullende klaagschrift met de bijlage, ontvangen op 29 april 2022;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het medisch dossier van klaagster, ontvangen op 14 juli 2022;
- de repliek van klaagster;
- de dupliek van verweerder.

1.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om samen met een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

1.3 Het college heeft de klacht op basis van de stukken beoordeeld.

2. Waar gaat de zaak over?
2.1 Klaagster, geboren in 1955, is van september 2021 tot 1 november 2021 als patiënt ingeschreven geweest in de praktijk D, waar de arts als waarnemend huisarts werkzaam was.
Klaagster was begin september 2021 bij een collega van de arts geweest met klachten van tintelingen in haar lichaam en krampen in haar benen en armen, waarvoor zij is behandeld. Klaagster heeft op 16 en 20 september 2021 telefonisch contact met de praktijk gehad omdat de behandeling onvoldoende had geholpen. Zij kreeg toen Ropinirol voorgeschreven. Klaagster heeft ook gevraagd of haar afspraak op 7 oktober bij een neuroloog vervroegd kon worden. De arts heeft klaagster op 21 september 2021 na een telefonische afspraak gebeld, maar zij nam niet op. Op 22 september 2021 heeft klaagster gebeld met de praktijk en met een collega van de arts gesproken. De arts was die dag niet aanwezig.
Op 27 september 2021 belde klaagster de praktijk met toegenomen klachten van tintelingen en krampen, en met de nieuwe klacht van duizeligheid. Zij vroeg nog eens of de afspraak bij de neuroloog vervroegd kon worden. De praktijkassistente heeft de arts over dit gesprek ingelicht. De arts heeft het dossier van klaagster geraadpleegd en de praktijkassistente de opdracht gegeven klaagster te bellen met de mededeling dat de Ropinirol gestopt moest worden vanwege de duizeligheidsklachten en dat klaagster zou worden teruggebeld na contact met de neuroloog. Contact met de neuroloog bleek niet meer mogelijk die dag.
Op 28 september heeft klaagster de praktijk gebeld. De arts heeft klaagster aan het eind van de dag teruggebeld.
Op 7 oktober 2021 is klaagster op consult bij de neuroloog geweest. Zijn conclusie was dat sprake was van neurogene claudicatio sinds haar val drie maanden eerder. Er werd een MRI-LWK ingepland.
Op 10 oktober 2021 kreeg klaagster sensibiliteitsstoornissen aan de rechterzijde van haar lichaam. Zij is met een ambulance naar de spoedeisende hulp van het E vervoerd. Daar werd een lacunair herseninfarct geconstateerd. Op 12 oktober 2021 is zij uit het ziekenhuis ontslagen. Tussen 12 en 18 oktober 2021 heeft klaagster van een collega van de arts een medicijn tegen de misselijkheid voorgeschreven gekregen. Op 18 oktober 2021 heeft klaagster gevraagd of de arts contact kon opnemen met haar behandelend neuroloog in verband met haar duizeligheidsklachten. Dat heeft de arts diezelfde dag gedaan. De duizeligheid was geen reden voor een herbeoordeling en het advies van de neuroloog was een afwachtend beleid te hanteren. Klaagster werd verzocht naar het spreekuur te komen maar daar was zij niet toe in staat. Daarom is met haar afgesproken dat de arts telefonisch contact met haar zou opnemen. Een dag later heeft hij dit ook gedaan en is afgesproken dat de arts de volgende dag op huisbezoek zou komen. Tijdens het huisbezoek heeft de arts klaagster onderzocht en besloten haar door te verwijzen naar een KNO-arts. Dit was het laatste contactmoment tussen de arts en klaagster.


2.2 Klaagster is ontevreden over de behandeling door de arts. Zij vindt dat hij slecht naar haar heeft geluisterd en zijn eigen draai heeft gegeven aan haar klachten. Zij voelt zich niet serieus genomen. Hij heeft haar niet tijdig doorverwezen naar de neuroloog en haar een dag laten wachten op de uitslag van een gesprek. In plaats van beter voelde zij zich zieker worden. Klaagster is daarom bij de arts weggegaan.

3. Wat zijn de overwegingen van het college?
3.1 Het college komt tot de conclusie dat de arts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het college licht dat als volgt toe.

3.2 Bij een tuchtrechtelijke toetsing gaat het er niet om of de arts beter had kunnen handelen maar om het geven van een antwoord op de vraag of de arts bij het beroepsmatig handelen binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven, waarbij rekening met worden gehouden met de wetenschappelijke inzichten en hetgeen in de beroepsgroep als norm of standaard is aanvaard ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen.

3.3 Het college is van oordeel dat uit het bovengenoemde verloop van de behandeling blijkt dat de arts steeds goed naar klaagster en haar hulpvraag heeft geluisterd. In de korte periode dat klaagster zijn patiënt was is onder meer een aantal keer telefonisch contact geweest, heeft hij op haar verzoek de neuroloog gebeld en is hij op huisbezoek geweest. Uit niets blijkt dat de arts klaagster niet serieus genomen heeft.
Met de klacht dat de arts klaagster niet tijdig naar de neuroloog zou hebben doorverwezen bedoelt klaagster waarschijnlijk de periode van 18 tot 20 oktober, waarin zij duizeligheidsklachten uitte en vroeg of de arts de neuroloog wilde bellen. Het college overweegt dat de arts aan dit belverzoek dezelfde dag nog gehoor heeft gegeven en haar daarover teruggebeld heeft, zij het een dag later. Dat de uitkomst van het gesprek met de neuroloog geen verwijzing naar de neuroloog opleverde is de arts niet te verwijten, omdat de neuroloog hiervoor geen aanleiding zag. Dat klaagster een dag heeft moeten wachten op de uitkomst van dit gesprek werd, volgens de arts, veroorzaakt door drukte in de praktijk van de arts. Bovendien heeft de arts de praktijkassistente laten bellen om klaagster te vertellen dat de arts haar de volgende dag zou bellen. Het college is van oordeel dat de arts aldus zorgvuldig heeft gehandeld.
Voor zover klaagster bedoelt dat de arts haar verwijzingsafspraak op 7 oktober 2021 ten onrechte niet heeft vervroegd, volgt het college de arts dat de door klaagster geuite klachten geen reden gaven de eerdere - door een andere arts gegeven - verwijzing om te zetten in een spoedverwijzing.
Mogelijk meent klaagster dat het herseninfarct op 10 oktober 2021 voorkomen had kunnen worden als zij eerder door een neuroloog was gezien. De geuite klachten zoals opgenomen in het medisch dossier bieden daarvoor geen aanknopingspunten. Ook de neuroloog heeft naar aanleiding van de tijdens het consult op 7 oktober 2021 geuite klachten geen aanleiding gezien klaagster te monitoren op een eventueel aankomend herseninfarct.
Al met al is het college van oordeel dat er geen enkel aanknopingspunt te vinden is om aan te nemen dat de arts klachtwaardig heeft gehandeld.

3.4 Conclusie
De conclusie is dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is.

4. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.


Deze beslissing is gegeven door J. Brand, voorzitter, I. Weenink en A. Wewerinke, leden-huisartsen, bijgestaan door S. Verdaasdonk, secretaris.