ECLI:NL:TGZRAMS:2023:49 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4482

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:49
Datum uitspraak: 24-02-2023
Datum publicatie: 24-02-2023
Zaaknummer(s): A2022/4482
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Klager meent dat er door de huisarts, die de eigen huisarts van klager vanwege afwezigheid verving, niet is geluisterd naar de hulpvraag van hem en zijn echtgenote over de gezondheid van hun tweejarige dochter, en dat er niet is meegedacht in het behandelen van de klachten. Ook verwijt hij de huisarts dat de door klager en zijn echtgenote gevraagde verwijzing naar een specialist ten onrechte is geweigerd. Het college is van oordeel dat de handelwijze van de huisarts getuigt van een voldoende zorgvuldige aanpak. De triage door de assistente tijdens het eerste telefoongesprek is uitgebreid geweest, er bleek geen sprake van een spoedeisende situatie, er heeft overleg plaatsgevonden en de huisarts heeft het dossier van de dochter gelezen. Tijdens een tweede telefoongesprek is nog gevraagd naar veranderde omstandigheden. Dat de huisarts de gevraagde verwijsbrief niet heeft verstrekt kan onder deze omstandigheden niet als onzorgvuldig worden beschouwd. Voor de juistheid van de stelling van klager dat juiste, passende en adequate zorg categorisch is geweigerd ziet het college geen aanknopingspunten. Klacht is kennelijk ongegrond.

A2022/4482

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing van 24 februari 2023 naar aanleiding van de klacht van:

A,
wonende te B, klager,

tegen

C,
huisarts, werkzaam te B,
verweerder, hierna ook: de huisarts.

1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-  het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 1 juli 2022;
-  het mailbericht van 15 augustus 2022 van klager;
-  het verweerschrift;
-  het proces-verbaal van het op 21 oktober 2022 gehouden mondelinge vooronderzoek;
-  het mailbericht van 3 november 2022 met aanvullende stukken van klager.

Het college heeft de klacht op basis van de stukken beoordeeld.

2. Waar gaat de zaak over?
2.1   Klagers dochter D, twee jaar, kreeg op 25 mei 2022 in de ochtend een enorme hoestbui en werd 
benauwd. Zij hoestte al enige tijd en werd behandeld voor een luchtweginfectie. Haar moeder, de 
echtgenote van klager, heeft ingegrepen en slijm uit haar keel verwijderd. De moeder belde daarop 
om 8.30 uur naar de huisartsenpraktijk en vroeg aan de assistente of zij een doorverwijzing naar de 
specialist kon krijgen. De assistente zou hierover overleggen met de huisarts, die de eigen 
huisarts van klager vanwege afwezigheid verving. Om 13.43 uur belde de assistente de moeder terug 
en deelde haar mee dat de eigen huisarts bij terugkomst zou beslissen over de gevraagde 
doorverwijzing. Verder heeft de assistente gevraagd of er in de tussentijd wijzigingen waren 
opgetreden, heeft zij uitleg gegeven over deze beslissing en het vangnet besproken. De moeder bleef 
bij haar verzoek om een doorverwijzing en vroeg de assistente dit nog eens met de huisarts te 
bespreken. Na nieuw overleg met de huisarts heeft de assistente de moeder om 15.53 uur teruggebeld 
en herhaald dat de verwijsbrief via de eigen huisarts gaat. Om 16.10 uur heeft klager de spoedlijn 
gebeld. Hij heeft de assistente toen gevraagd naar de klachtprocedure omdat hij ontstemd was over het feit dat zorg geweigerd werd. Nadat bleek dat er geen sprake was van spoed heeft de assistente bij herhaling uitgelegd dat de spoedlijn vrij moet blijven en dat klager op een andere lijn kon bellen. Dit gesprek heeft 2.14 minuten geduurd en klager heeft zich tijdens dit gesprek intimiderend geuit jegens de assistente.

2.2   Klager meent dat er niet is geluisterd naar de hulpvraag en dat er niet is meegedacht in het 
behandelen van de klachten. De gevraagde verwijzing is ten onrechte geweigerd. Hij acht dit 
onzorgvuldig.

3. Wat is het verweer?
De huisarts heeft de klacht bestreden. Het verweer wordt voor zover nodig hierna verder besproken.

4. Wat zijn de overwegingen van het college?
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
4.1   Ter toetsing staat of verweerder bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen 
van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten 
tijde van het door klager klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep 
terzake als norm was aanvaard. Bij de tuchtrechtelijke beoordeling van beroepsmatig handelen gaat 
het dus niet om de vraag of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de 
vraag of verweerder binnen die grenzen is gebleven.

4.2   Het college komt tot de conclusie dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft 
gehandeld. Het college licht dat als volgt toe.

4.3   De huisarts heeft toegelicht dat de assistente tijdens het eerste telefonische consult 
uitgebreid de tijd heeft genomen om het probleem te verhelderen en de klachten uit te vragen. Dit 
werd gedaan met behulp van de zogeheten ABCDE-methodiek, een internationale standaard die wordt 
gehanteerd bij het eerste onderzoek en de opvang van acuut zieke personen. Uit de uitgebreide 
triage bleek dat er geen hulpvraag was maar een vraag om een verwijsbrief. Deze vraag zou de 
assistente tijdens het overleg met de huisarts om 12.00 uur bespreken. De assistente zou de 
echtgenote van klager daarna terugbellen. De huisarts heeft het dossier van het dochtertje 
bestudeerd en daarin gezien dat zij naar aanleiding van luchtwegklachten was onderzocht en werd 
behandeld met een puffertje. Het röntgenonderzoek had geen afwijkingen laten zien. Redenen of 
alarmsymptomen om de ingezette behandeling te doorbreken, waren afwezig. Voor een directe 
verwijzing zag de huisarts geen aanleiding. De echtgenote van klager nam geen genoegen met de 
mededeling dat een verwijsbrief via de eigen huisarts zou verlopen en wilde dat de assistente 
nogmaals zou overleggen met de huisarts. Dat heeft de assistente gedaan. De echtgenote is hierna 
opnieuw teruggebeld met de mededeling dat de verwijsbrief via de eigen huisarts zou verlopen. 
Volgens de huisarts heeft de assistente de echtgenote een consult bij de huisarts aangeboden. De echtgenote zei daarop dat zij een kinderarts wilde en geen huisarts en zij heeft de 
verbinding verbroken.

4.4   Het college is van oordeel dat de handelwijze van de huisarts getuigt van een voldoende 
zorgvuldige aanpak. De triage door de assistente is uitgebreid geweest, er bleek geen sprake van 
een spoedeisende situatie, er heeft overleg plaatsgevonden en de huisarts heeft het dossier van het 
dochtertje gelezen. Tijdens het tweede telefoongesprek met de echtgenote is nog gevraagd naar 
veranderde omstandigheden. Dat de huisarts de gevraagde verwijsbrief niet heeft verstrekt kan onder 
deze omstandigheden niet als onzorgvuldig worden beschouwd.

4.5   Voor de juistheid van de stelling van klager dat juiste, passende en adequate zorg 
categorisch is geweigerd ziet het college geen aanknopingspunten. Klager stelt dat geenszins de 
mogelijkheid is besproken dat zijn dochtertje gezien kon worden. De huisarts stelt dat de 
assistente de echtgenote wél een consult heeft aangeboden. Nu dit niet in het huisartsenjournaal is 
terug te vinden kan het college niet vaststellen hoe dit is gegaan. Echter, dit betekent niet dat 
de huisarts zorg heeft geweigerd. Het telefoongesprek op de spoedlijn van de praktijk ging over de 
onvrede van klager met de gang van zaken en de vraag van klager om informatie over de 
klachtprocedure en de klachtfunctionaris. Dat de assistente, nadat bleek dat er geen sprake was van 
een levensbedreigende situatie, klager op de reguliere telefoonlijn heeft gewezen en hem het 
e-mailadres heeft gegeven en niet de gevraagde informatie over het indienen van een klacht heeft 
verstrekt, is naar het oordeel van het college een adequate reactie. Een spoedlijn is, zoals 
algemeen bekend, bedoeld voor levensbedreigende situaties. Het college betreurt het dat klager 
zich, zoals ook uit zijn reflectie op het telefoongesprek bij e-mail van 27 mei 2022 valt op te 
maken, intimiderend en mogelijk zelfs bedreigend heeft geuit tegen de assistente. Het college 
betreurt het evenzeer dat klager zich niet gehoord heeft gevoeld en kan zich voorstellen dat klager 
en zijn vrouw, mede door het verlies van een kind eerder in hun leven, extra hevig hebben 
gereageerd op de benauwdheid van hun dochtertje. Dat betekent echter niet dat de huisarts, door 
niet direct een verwijzing te verstrekken maar dit aan de eigen huisarts over te laten, 
onzorgvuldig heeft gehandeld. De klacht is dan ook ongegrond.

4.6  Conclusie
De conclusie is dat de klacht kennelijk ongegrond is.

5. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door J.T.W. van Ravenstein, voorzitter, C.M.H.M. van Lent, lid- jurist, 
H.C. Baak, G.J. Dogterom en B.C.A.M. van Casteren-van Gils, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door S. Verdaasdonk, secretaris.