ECLI:NL:TGZRAMS:2023:40 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4027
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2023:40 |
---|---|
Datum uitspraak: | 31-01-2023 |
Datum publicatie: | 31-01-2023 |
Zaaknummer(s): | A2022/4027 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Ongegronde klacht tegen een chirurg. Klaagster is door de chirurg geopereerd in verband met een geperforeerde blindedarmontsteking. Zij verwijt hem dat hij na de operatie lange tijd geen CT-scan heeft willen maken en niet naar haar heeft geluisterd. Op het moment dat de chirurg wel de CT-scan heeft aangevraagd bleek er sprake van abcesvorming in het operatiegebied. Naar het oordeel van het college heeft de chirurg gehandeld zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende chirurg mag worden verwacht. Dat hij niet geluisterd heeft naar klaagster is het college niet gebleken. Gelet op eerdere ervaringen van klaagster is voorstelbaar dat zij graag wilde dat er een CT-scan van haar buik zou worden gemaakt. Het is echter de arts die de indicatie voor een CT-scan stelt. Uit het dossier blijkt dat aan klaagster verschillende malen is uitgelegd waarom er op dat moment (nog) geen reden was om een CT-scan te maken en dat zij daarvoor begrip kon opbrengen. Klacht kennelijk ongegrond verklaard. |
A2022/4027
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing van 31 januari 2023 naar aanleiding van de klacht van
A,
wonende te B, klaagster,
tegen
C,
chirurg, werkzaam te B,
verweerder, hierna ook: de chirurg,
gemachtigde: mr. E.E. Schmitt-Hoogeterp, werkzaam te Utrecht.
1. De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 10 maart 2022;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de brief van klaagster van 17 november 2022, binnengekomen op 18 november 2022,
met als bijlage
een USB-stick met geluidsopnamen en de bijbehorende transcripties;
- de e-mail van de gemachtigde van de chirurg van 5 december 2022 met de door het
college
opgevraagde labuitslagen.
1.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het
college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij
geen gebruik
gemaakt.
1.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 6 december 2022. De partijen
zijn verschenen.
Klaagster werd bijgestaan door advocaat mr. Y Bosschaart, en haar echtgenoot D. De
chirurg werd
bijgestaan door zijn gemachtigde. Partijen en hun gemachtigden hebben hun standpunten
mondeling
toegelicht. De gemachtigde van de
chirurg heeft pleitnotities voorgelezen en aan het college en de andere partij overgelegd.
2. Waar gaat de zaak over en wat is de beslissing?
2.1 Op 22 mei 2020 is klaagster door de chirurg geopereerd in verband met een geperforeerde
blindedarmontsteking (appendicitis). Zij verwijt hem dat hij na de operatie niet eerder
dan op 29
mei 2020 een CT-scan heeft willen maken en niet naar haar heeft geluisterd.
2.2 Het college komt tot de conclusie dat de chirurg niet tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft
gehandeld. Het college licht dat hierna toe.
3. Wat is er precies gebeurd?
3.1 Klaagster, geboren in 1964, heeft in de nacht van 14 op 15 mei 2020 in verband
met
buikklachten de Spoedeisende Hulp (SEH) van het F, bezocht. Een korte opname volgde.
Onderzoek wees
volgens de dienstdoende artsen in de richting van een gecompliceerde urineweginfectie.
Geadviseerd
werd de door de huisarts gestarte antibiotica te continueren, waarna klaagster naar
huis mocht.
3.2 Op 22 mei 2020 werd klaagster via de SEH opnieuw opgenomen. Een CT-scan werd
gemaakt, waaruit
bleek dat sprake was van een abces in de buik op basis van een geperforeerde blindedarmontsteking.
Later op de dag werd zij geopereerd door de chirurg. Vanaf dat moment was hij de regiebehandelaar.
De chirurg heeft klaagster op 25 en 29 mei 2020 zelf gesproken en was op 27 mei 2020
de supervisor
van de dienstdoende zaalarts/physician assistant.
3.3 Tijdens de postoperatieve opname op de afdeling Heelkunde drong klaagster verschillende
malen
aan op het maken van een CT-scan. Daarvoor werd telkens geen indicatie gezien. Op
29 mei 2020 heeft
de chirurg de CT-scan wel aangevraagd en bleek sprake van abcesvorming in het operatiegebied.
Hiervoor kreeg klaagster intraveneus antibiotica toegediend.
4. Wat houdt de klacht in?
Klaagster verwijt de chirurg dat hij tot 29 mei 2020 geen CT-scan heeft willen maken
en niet naar
haar heeft geluisterd.
5. Wat is het verweer?
De chirurg heeft de klacht bestreden. Het verweer wordt voor zover nodig hierna verder
besproken.
6. Wat zijn de overwegingen van het college?
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
6.1 De vraag is of de chirurg de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht
worden. De norm
daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende chirurg. Bij de beoordeling
of daarvan
sprake is wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen
en de
wetenschappelijke inzichten ten tijde van het handelen. De kennis van het verdere
ziektebeloop van klaagster moet daarbij buiten beschouwing worden gelaten, omdat de
chirurg die wetenschap op het moment van handelen ook niet had.
Beoordeling van de klacht
6.2 De klacht komt er in essentie op neer dat de chirurg te lang heeft gewacht met
het maken van
een CT-scan, terwijl klaagster daar ettelijke malen om heeft gevraagd. Het college
stelt vast dat
klaagster reeds op 24 mei 2020, twee dagen na de operatie, heeft gevraagd of vóór
haar ontslag een
CT-scan kon worden gemaakt. Uit het dossier van die dag blijkt dat haar toen is uitgelegd
dat op
dat moment daarvoor klinisch geen reden bestond en dat de indicatie voor een CT-scan
later opnieuw
zou worden beoordeeld. Op 25 mei 2020 is nogmaals gesproken over haar wens om een
CT-scan te laten
maken. In het dossier van die dag staat daarover vermeld (alle citaten voor zover
van belang en
inclusief eventuele taal- en typefouten):
“(…)
Nogmaals gesproken over de wens een CT te krijgen voor ontslag. Uitgelegd dat een
CT geen garantie
geeft op voorspoedig verloop van herstel. Uitleg dat kliniek belangrijkste parameter
is, pt voelt
zich beter, temperatuur is gezakt, buik wordt slanker, minder pijn. Bovendien zien
we dat lab
verbetert. Patient snapt het, akkoord geen scan.
(…)”
Het college onderschrijft dit beleid en voegt er nog aan toe dat zo kort na de operatie,
vanwege
vocht in het operatiegebied, met een CT-scan ook geen duidelijke diagnose kan worden
gesteld. Ook
zou een eventuele diagnose van een (beginnend) abces vooralsnog geen behandelconsequenties
hebben,
omdat klaagster nog werd behandeld met breedspectrum intraveneuze antibiotica en een
abces in
eerste instantie ook met antibiotica behandeld wordt.
6.3 De dagen erna lieten de klinische parameters een gunstig beloop zien. Op 27
mei 2020 werd
genoteerd dat klaagster de intensiteit van de pijn omschreef met een pijnscore van
2 (op een schaal
van nul tot tien) en werd een lichte verhoging vastgesteld (38,2˚C). In het verpleegkundig
dossier
staat:
“P: indien morgen nog koorts -> CT abdomen/thorax”
6.4 De volgende dag is wel een röntgenfoto van de thorax gemaakt (die geen afwijkingen
liet
zien), maar geen CT-abdomen. De pijnscore was toen 1/0 en de temperatuur bleek gezakt
naar 37,7˚C.
In het dossier van 28 mei 2020 heeft de zaalarts omstreeks 10.30 uur aangetekend:
“(…) Besproken (…) dat de overweging om geen scan te maken gemaakt is op basis van
de sterk
verbeterde kliniek (geen pijn, eet drinkt, mobiliseert), zakkende infectieparameters.
Nu eenmaal verhoging is nog te karig om de hoge stralingsdosis te rechtvaardigen.
Patient begrijpt
dit, wacht het af. Aangenaam gesprek, in goede sfeer afgesloten.
(…) Beleid
(…)
- Nu geen CT
(…)”
6.5 Op 28 mei 2020 bleek de temperatuur ’s avonds gestegen van 37,7 naar 38,0˚C.
Op 29 mei 2020
was er geen pijn en de temperatuur weer gezakt naar 37.8˚C. Vanwege de oplopende temperatuur
in de
avond besloot de chirurg alsnog tot het aanvragen van een CT- scan. Daarop werd in
het
operatiegebied een vochtcollectie gezien, verdacht voor een abces, met daarachter
een kleiner
abces, die vervolgens met antibiotica werden behandeld.
6.6 Naar het oordeel van het college heeft de chirurg op deze manier gehandeld zoals
van een
redelijk bekwame en redelijk handelende chirurg mag worden verwacht. Dat hij niet
geluisterd heeft
naar klaagster is het college niet gebleken. Gelet op haar ervaringen in de periode
van 15 tot en
met 22 mei 2020 is voorstelbaar dat klaagster graag wilde dat er een CT-scan van haar
buik zou
worden gemaakt. Het is echter de arts die de indicatie voor een CT-scan stelt. Uit
het dossier
blijkt verder dat aan klaagster vóór 29 mei 2020 verschillende malen is uitgelegd
waarom er op dat
moment (nog) geen reden was om een CT-scan te maken en dat klaagster daarvoor begrip
kon opbrengen.
Klaagster heeft nog gesteld dat de chirurg de CT-scan pas onder dreiging van een tuchtklacht
heeft
laten verrichten. Hier zijn naar het oordeel van het college geen aanwijzingen voor.
Uit het
dossier blijkt voldoende dat de mogelijkheid van een CT-scan steeds is opengehouden
als daar op
enig moment klinisch een reden voor zou zijn. Pas toen klaagsters temperatuur in de
avond van 29
mei 2020 weer opliep, deed die situatie zich voor.
6.7 Klaagster heeft nog opgemerkt dat haar temperatuur niet op de juiste manier
is vastgesteld,
omdat bij de metingen in haar oor vanwege haar gehoorapparaten steeds een halve graad
werd
afgetrokken. Nu voor het opnemen van de temperatuur bij klaagster steeds dezelfde
meetmethode is
gehanteerd, heeft dat geen rol gespeeld voor de temperatuurscurve en is er geen reden
om aan te
nemen dat bij een andere vaststelling van de temperatuur een ander beleid zou zijn
ingezet.
Conclusie
6.8 De conclusie is dat de klacht ongegrond is.
7. De beslissing
Het college verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door N.B. Verkleij, voorzitter, J.C.J. Dute, lid-jurist,
I. Dawson, W.J.W. Bos en J.W. de Leeuw, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door E.A.
Weiland en
L.B.M. van ‘t Nedereind, secretarissen,
en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2023.